In een Engelse vertaling van de Ludolf van Sichem’s “Beschrijving van het Heilige Land en de weg er naar toe”, een Latijnse tekst uit het jaar 1350 wordt gesproken over een zekere ridder ‘de Horne’ die blijkbaar zou hebben geleefd in het kustplaatsje Caesarea in het huidige Israël.
Extract uit: Ludolph von Suchem’s Description of the Holy Land, and of the Way Thither
Written in the Year A.D. 1350
Op zijn tocht door het beloofde land komt van Sichem in het stadje Caesarea in Palestina de weduwe van de schoonzoon van een van Horne tegen waarmee meer dan eens gesproken heeft over de herovering van Palestina. Het kan bijna geen toeval zijn dat hier een relatie ligt met de bouwer van het Duitse huis Schelluinen
(een verbastering van de havenstad Eskalon) ten westen van Gorinchem. Dit huis is ontstaan uit de het geslacht Altena, waarvan Dirk I van Altena waarschijnlijk de naamgever is geweest. Deze Dirk I zou als pelgrim naar het heilige land zijn gegaan in 1153. Zijn zonen Dirk en Boudewijn namen vervolgens deel aan de 3e kruistocht van 1189 en werden in 1187 door Frederik Brabarossa met Godfied III van Leuven vooruitgestuurd in een jammerlijke poging Jeruzalem te ontzetten. Dirk III van Altena schenkt Schelluinen in 1220 aan de Duitse Orde. Dirk zou mogelijk gehuwd zijn met een Maria van Horne en zodoende verwantschap krijgen met de Hornes Willem I en Engelbert waar hij later veel van zijn wereldlijke bezittingen aan over heeft gedaan zoals het land van Altena. De Commanderij van de Duitse orde in Schelluinen wordt heropgericht door een zekere Dirk van Horne omstreeks 1265. Dirks vader was Willem I van Horne (1264-1304) nam deel aan de 8ste kruistocht gestart door Lodewijk IX van Frankrijk in 1270.