Kasteel Geldrop

Het kasteel van Geldrop is een kasteel met een park dat zich midden in het centrum van Geldrop bevindt, in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het is gelegen in het dal van de ter plekke druk meanderende Kleine Dommel.

Geschiedenis

Kasteel Geldrop

Historische bronnen van de heerlijkheid Geldrop gaan terug tot 1340, maar ze is vermoedelijk ouder en mogelijk was het oorspronkelijk een leen dat uitgegeven was door de hertog van Gelre[bron?]. Pas in 1403wordt gesproken van een huys ende hoffgoet, moilne, etc., de gebruikelijke inventaris van een heerlijkheid. Dat is het eerste document waarin sprake is van een kasteel. In 1405 is sprake van ‘t huys tot Geldorp met de voirborcht, waarmee eveneens het kasteel wordt bedoeld.

Het kasteel bezat een donjon, die echter zeer moet hebben geleden tijdens de Gelderse Oorlogen, en documenten uit 1651 meldden dat het tijdens deze oorlogen met buspoyer is gesprongen. Dit betekende dat de donjon, hoewel nog overeind staande vanwege de dikke muren ervan, onbewoonbaar moet zijn geweest. Er werd verteld dat de donjon ooit door de Geldersen moet zijn gebouwd. Omstreeks 1616 heeft Amandus II van Horne daarom een nieuwe woning met trapgevels bij laten bouwen sodat dit nu fraye edelmanswoninghke is. Dit nieuwe huis vormde de grondslag van het huidige kasteel. Het is, samen met de oude donjon, afgebeeld op tekeningen uit 1732, 1825, en 1832. Deze donjon is later echter afgebroken, zodat deze op de eerst bekende foto, uit 1860, niet meer te zien is. Het kasteel had ook een kapel, waarin bisschop Michael Ophovius nog de Mis heeft opgedragen, toen hij er te gast was.

Gedurende de verdere 17e en 18e eeuw is het kasteel erg verwaarloosd, maar Adriaan van Sprangh heeft het in 1770 weer gerestaureerd.

In 1874 werd op het landgoed van het kasteel, dat toen eigendom was van Hubertus Paulus Hoevenaar, een hervormd kerkje gebouwd, dat echter in 1964 werd afgebroken ten behoeve van een verkeersweg. Hoevenaar heeft ook het kasteel gerestaureerd. Uit dezelfde tijd stamt een bijgebouw, dat tegenwoordig als trouwzaal dienstdoet.

In 1974 kocht de toenmalige gemeente Geldrop het kasteel. Hieraan was de voorwaarde verbonden dat het kasteel en het landgoed ten nutte van de bevolking zouden komen en blijven. In 1996 werd het kasteel bezit van de Stichting Kasteel Geldrop, die voor verdere instandhouding zorg draagt. In het kasteel bevindt zich, naast de trouwzaal, een oudheidkamer en worden er regelmatig tentoonstellingen gehouden en uitvoeringen gegeven.

 Lijst van Heren en Vrouwen van Geldrop

Het park

In 1870 werd de Engelse landschapstuin aangelegd, waarvan de fraaie bomen, waaronder een erg oude en zware mammoetboom, de bosanemonen en de stinsenfloranog altijd bijzonder mooi zijn. Het huidige landgoed is 11 ha groot en vrij toegankelijk. Het biedt een afwisselende plantengroei en een overgang van parkachtige naar meer natuurlijke omgeving in de richting van de Kleine Dommel. In het park leven vogels zoals het boomklevertje en kleine bonte specht; van tijd tot tijd laat zich de ijsvogel zien.

Verdere bijgebouwen uit die tijd, zoals de Paardenstal, het Koetshuis en de Rentmeesterswoning, worden gebruikt door onder meer het IVN. Het Generatorhuisje was een private elektriciteitscentrale. Alle bijgebouwen zijn Rijksmonumenten, en de kasteelboerderij is een gemeentelijk monument.

Tegenwoordig is in het park ook een kinderboerderij te vinden en een moes- en kruidentuin met een victoriaanse kas, die de baron z’n hof wordt genoemd.

Door het park loopt een aantal wandel- en fietsroutes.

Externe link

Heemkronijk jaar:1964, jaargang:3, nummer:4,  blz.74 -86

DE HEREN VAN GELDROP

door: J.Aerts 

De verklaring van het toponiem Geldrop levert geen moeilijkheden op. Tenminste niet, als we weten dat de oudste schrijfwijze van de naam “Geldorp” is (1374), en dat Geldrop altijd leenroerig aan het hertogdom Gelder is geweest. Een Gelders dorp in Brabant dus. 
Hoe kwam Gelderland aan deze zo diep in Brabant gelegen heerlijkheid? Een oude vraag al (zie Navorscher van 1887), waarop nog geen antwoord is gevonden. Van Oudenhoven zegt hieromtrent:
“De uytmuntentheyt van dese erffgrontheerlijckheydt blijckt oock uyt de ghebouwend aldaer staande Stadts ghewijs, ende oock de oudheydt der selve uyt eenen ouden grooten viercanten Thoren oft Casteel boven d’andere huysingen”uytmuntende uyt het morasch opghetimmert wesende, die men hout ghetimmerd te wesen vande Graven ofte Hertogen van Gelderlandt ende dat daar van sijnen naam soude hebben; Geldrop”.

In het midden van de 17e eeuw speelde men dus nog met de gedachte (overlevering of legende), dat Geldrop zou zijn gesticht door een hertog van Gelder. 
Wij hebben te weinig vaste gegevens om op deze gedachte door te bouwen. Aan een hypothetische stichting van een Gelders dorp in Brabant dat overigens nooit door de Gelderse troepen werd ontzien en waarvan de heer in de slag bij Baesweiler, zelfs in Gelderse gevangenschap raakte, hebben we eigenlijk ook niets. 
De vroegste heren van Geldrop vinden we eerst in de gevorderde veertiende eeuw: “Jean van Gheldorp, chev., jadis prisionnier à Bäsweiler sous le sire de Perwez“(1).

Jan, heer van Geldrop vocht aan Brabantse zijde mee in de slag bij Baesweiler (22 aug. 1371), en wel onder het bannier van Hendrik van Horne, heer van Perwijs, Duffel en Geel. Deze veldslag verliep voor hertog Wenceslaus van Brabant bijzonder ongelukkig. Het werd een schitterende overwinning voor de Geldersen, die Wenceslaus en vele Brabantse edelen gevangen namen. Onder hen was ook de heer van Geldrop, Jan, bastaard van Geldrop, die evenals de heer van Geldrop onder Hendrik van Horne vocht. 
In 1374 zegelt Jan, heer van Geldrop een stuk betreffende de schadeloosstelling voor hun gevangenschap. Het omschrift van dit zegel luidt: “+ S Ichis dni de Geldorp militus“. 
In 1377 gaf hij voor schepenen van ‘s Hertogenbosch een’ feudale rente van 20 gulden penningen, gehypothekeerd o de heerlijkheid Geldrop, als huwlijksgift aan zijn dochter Beele en haar aanstaande man Jan Oem, heer van Bokhoven (2). 
“Vrydaegs voor alre Postelsdach in de inde Hopmaent” van het jaar 1377 geeft Jan van Geldorp in een uitvoerige akte de “ghemeynt“ van zijn heerlijkheid uit aan de ingezetenen (3). In die akte wordt ook Jan‘s zoon Philips genoemd. Deze Philips van Geldorp moet zijn vader als heer zijn opgevolgd. Dit blijkt uit de eerste bekende inschrijving van Geldrop in het oudste leenboek van de leenkamer van het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen (4).

“Dat dorp tot Geldorp met der herlicheyt, hoge ende lege, huys ende hoffgoet, moilne, aczijnse, tyns, alle thienden in den voors. dorpe gelegen; item die hoge thiende in den kerspel van Geldorp gelegen, ende die thiende van Ryle; item die thoende van Gijsenrade; item die thienden van Braickhusen, met allen renten, rechten ende tobehoren; tot sulcken rechten alst behoort, te verhergewaden alst behoortg geërft van heeren Philips van Geldorp, ridder, op sijnen soon Rogier van Geldorp, ao. 140

Rogier had niet lang plezier van zijn bezitting, want reeds in 1405 erft zijn broer Philips de heerlijkheid. “Philips van Geldorp, erve sijnes broders Rogiers, Ontfinck dat huys tot Geldorp met den voorborcht . . . . “enz. De opsomming bij deze belening bevat boven de hierboven genoemde zaken nog “die thiende van Hulse”. In 1429 verheft Philips de heerlijkheid Geldrop opnieuw. misschien was dit nodig, omdat hij in dat jaar ook de heerlijkheid Obbicht in leen kreeg (althans voorzover deze ten Zutphense rechte leenroerig was). Deze heerlijkheid is hem waarschijnlijk aangekomen na het overlijden van Margaretha van Geldorp, die wij niet in familieverband kunnen plaatsen. Want eveneens in 1429 wordt Henrica ten Have, vrouw van Jan van der Donck beleende met een deel van de heerlijkheid Obbicht. Margaretha van Geldorp wordt genoemd als schoonmoeder van Jan van der Donck. Misschien was Henrica ten Have een dochter van Margaretha (5). 
In 1442 geeft Philips het vruchtgebruik en erfrecht in de helft van de “Hoghe tyende” in de parochie van Geldrop, aan zijn schoonzoon Aert Danillss. van den Goer, de man van zijn dochter Jutte (6). Op 18 febr.1447 blijkt “Jan van Erpe heer van Waelwijck” deze tiende te bezitten. Hij verklaart dan, dat Philip, heer van Geldrop deze binnen zes jaar kan lossen. In 1447 was Philips kennelijk onwillig om het recht van tolvrijheid van Helmond in de Meierij te erkennen. Op 7 Juli van dat jaar wordt hij gedagvaard om op 8 Augustus voor de Raad van Brabant te Brussel te verschijnen, om te antwoorden op een verzoekschrift van die van Helmond. Nadat de schepenen van ‘s Hertogenbosch op 26 Juli de tolvrijheid van Helmond binnen hun stad en in de Meierij, dus ook in Geldrop, hadden bevestigd, erkende Philips op 21 September eveneens de tolvrijdom van de Helmondenaren binnen Geldrop. In de oorkonde van 21 September 1447 wordt ook een zuster van Philip, Johanna van Geldrop gehuwd met Jan van Coudenbergen, genoemd. (7).
Philips was gehuwd met “jonkvrouw Lijsbeth, dochter van wijlen Henrick van der Daesdonck (8). De man van Philips‘ dochter Jutte van Geldorp, Arnt van Goor, krijgt in 1456 bij transport van zijn schoonvader de heerlijkheid Geldrop (4), en een jaar later ook de heerlijkheid Obbicht. 
Waarschijnlijk is, dat deze belening plaatvond bij het ontbreken van een mannelijke opvolger. Het geslacht van Geldorp zal hier uitgestorven zijn, Arnt van Goor draagt op 3 Juli 1462 de heerlijkheid Geldrop op aan Philips van Horne, heer van Heeze-Leende (8). In hetzelfde jaar verheft hij bij transport van Arnt van Goor, de heerlijkheid Geldrop voor de leenkamer van het hertogdom Gelder. Philips van Horne gaf, na toestemming daarvoor te hebben gekregen van hertog Arnold van Gelder, op 12 Juli 1462 het patronaatrecht (het recht om de pastoor te benoemen, met de belangrijke daaraan verbonden inkomsten) van Geldrop aan de ridders van de Duitse Orde. 
Philips van Horne sterft in Aug. 1488.

/Zie hervoor meer bijzonderheden betreffende Philips van Horne “Heeze, een heerlijkheid in /Brabant”, 
/blz.79 e.v. Dit geldt ook voor de nog te noemen gemeenschappelijke heren van Geldrop en /Heeze-Leende.
——————————————————————————————————————————

Op 6 November 1488 verheft zijn oudste zoon Arnoud, die ook heer van Heeze, is de heerlijkheid Geldrop. In 1505 werd hij begraven in de Collegiale Kerk van Anderlecht, waar voor hem en zijn vrouw, Margaretha van Montmorency, een monument werd opgericht. Maximiliaan, zoon van Arnoud volgt op in Geldrop en Heeze-Leende (9). Uit zijn huwelijk met Barbara van Montfoort waren, vier kinderen geboren: Hendrik, Maarten, Philips en Anna. Na de dood van zijn vrouw werden zijn goederen verdeeld. De delingsakte is van 1 Maart 1527. Geldrop werd hierbij aan Philips toebedeeld (10). Mogelijk bezat hij de heerlijkheid tot 1552. Op 1O Juli van dat jaar wordt zijn oudere broer Maarten, die ook Heeze-Leende had geërfd, met Geldrop beleend(4). Wel transporteerde hij is bezitting onmiddellijk op zijn neef, Hendrik van Merode, heer van Pietershem, “Beheltlick dat sulx mag gelost werden met 6400 car. guldens“. Dit is dan blijkbaar op 17 Aug. 1570 gebeurd, want dan krijgt Maarten Geldrop opnieuw, nu “bij transport der gebroder Johans ende Walravens van Merode”.
Maarten van Horne werd onbekwaam verklaard om zijn goederen te beheren, en onder curatele geplaatst (hierop konen wij in het artikel over Gaasbeek nog terug). Hij overleed op 21 September 1570. Zijn oudste zoon Philips (intussen al de vijfde heer van Geldrop met die naam) volgt op in Geldrop en Heeze-Leende. Hij was ongehuwd en stierf op 12 Febr. 1573. Misschien heeft er tussen zijn broers Joris en Willem onenigheid bestaan over de opvolging in Geldrop. Althans, beide krijgen op 15 Febr. 1574 van de leefkamer uitstel om Geldrop te verheffen. Drie maanden later, opop 27 meei wordt Willem van Horne, heer van Heeze-Leende en der Clusen, “uut crachte eenes testament sijnes broders Philips” (gedateerd kasteel van Gaasbeek, 8 Febr.1572) tevens heer ” van Geldrop. Zoals bekend word Willem van Horne gewoonlijk baron de Heze of Van Heze genoemd. Verdacht van staatsgevaarlijke activiteiten, die zelfs tegen de persoon van Parma waren gericht, word hij gevangen genomen en op 7 Nov. 1580 ter dood veroordeeld en de volgende dag te Quesnoy in Henegouwen onthoofd. zijn bezittingen werden verbeurd verklaard. Maar al op 3 Febr. 1581 geeft koning Philips II de gekonfiskeerde bezittingen van Willem van Horne aan diens zuster Maria (11). Een duidelijk bewijs, dat Maria van Horne vrouwe van Geldrop was, hebben we nog niet kunnen vinden. Niettemin willen we haar toch in deze lijst opnemen. Immers onder de verbeurd verklaarde goederen van haar broer, behoorde ook Geldrop. De volgende heer van Geldrop die we vinden (bij Goethals) is een halfbroer van Maria, Amandus van Horne, Deze zou een natuurlijke zoon van Maarten van Horne zijn. Hij vraagt aan de aartshertogen Albert en Isabella on legitimatie, en verkrijgt die om zijn goede hoedanigheden,
In de aktoe (bij Goethals) staat letterlijk;…ende oock andersints hem gedraegen in gehoorsaemheyt van onze moeder de heyligeKercke en de oock tot Geldorp, Hees en Leende, als superintendent van deselve plaetsen, tegens onze contrarie partijen diversche schermmutselingen gehouden om toe conserveren ende mainteneren die Contreyen aldaar in ruste ende observatie van de catholique religio, gelijck hij oock aldaer in voorgaande troubelen diekercke heeft geconserveert meete ornamenten vandien, nyet tegenstaende dat deze;ve plaetesen bij Holland zijn gelegen, tot diverse reysen, deselve kercke ende plaetesenbij den volcke van oorlogfe houdende partye contrae heef gedefendeert, beschut ende beschermt, sulckx dart d’ondersaeten oock sijn blyven sitten ende hebbben oock hunne maente contributie opgebracht . . .

Amandus I was gehuwd met Barbara de Jeude (of Jode), de Chastillon, Reeds op zeer jeugdige leeftijd was hij kapitein geworden. Hij diende in een compagnie van de Baron de Heze, zijn halfbroer. Op 19 Dec. 1617 overleed hij en werd in de kerk te Geldrop begraven. Zijn derde zoon Amandus ll van Horne, werd nu heer van Geldrop. Deze was 3 Febr.1615 gehuwd met Isabella della Faille. Hij overleed op 1 Juli 1650. Amandus III van Horne volgde zijn vader als heer van Geldrop op. Hij was aldaar geboren op 29 Dec. 1617 en maakte er voor schepenen zijn testament op 9 Nov. 1672. De volgende dag overleed hij. Zijn broer Maarten Ignatius van Horne, heer van Niel en Rivieren, verkrijgt nu ook Geldrop, waar hij op 25 Dec. 1619 was geboren. In eerste echt was hij gehuwd met Susanna de Groote, weduwe van Frans Meerts (2). Uit deze echtverbintenis werden dertien kinderen geboren, die allen, uitgezonderd één te Niel, in de St.Jacobskerk in Antwerpen werden gedoopt. Susanna de Groote overleed op 22 Febr. 1663 in het kraambed. Maarten Ign. was voor de tweede maal gehuwd met Tita Johanna Marchant, vrouwe van Marselaer.
Op 6 Aug. 1661 werd hij tot hoog-schout van Mechelen en omgeving benoemd. Hij stierf op 3 Juni 1691 te Antwerpen. De volgende dag werd hij overgebracht naar Niel, waar hij in de kerk bij zijn eerste vrouw werd begraven. Volgens een aantekening in het begraafregister van Niel, dat aldaar op de pastrie berust, had zijn uitvaart door nalatigheid van het nageslacht nooit plaats (12). Imbert of Embertus van Horne VOLGT ZIJN VADER OP en verheft de heerlijkheid Niel op 25 aug.1691. Wanneer hij met Geldrop werd beleend is niet bekend, zijn naam komt evenmin in het al vele malen aangehaalde leenaktenregister van Gelre voor. Imbert was op 9 april 1652 in de St.Jacobskerk in Antwerpen gedoopt. Bij huwelijkscontract d.d. 31 jan 1688, verleden voor een notaris te Lier, was hij in de echt verbonden met Cornelia Manriquez. lmbert maakte zijn testament te Niel op 1 Febr. 1703, en stierf aldaar op 30 Juli van dat jaar. Zijn vrouw, Cornelia Manriquez bezat het vruchtgebruik van de heerlijkheden Geldrop en Niel. Zij overleefde haar man tot 25 mei 1744. Joost Frans Engrand verheft op 22 nov. 1703 voor Jan Carel van Horne (zoon van voorgaande) de heerlijkheid Niel. Deze was ook heer van Geldrop. Nog ongehuwd overleed hij op 27 aug. 1715 te Niel. Hierna verkrijgt zijn zuster Maria Johanna Constantia van Horne, die op 7 maart 1690 te Niel gedoopt is, de heerlijkheden Geldrop en Niel. Zij trouwde in laatst genoemde plaats op 1 dec. 1714 met Jan 0 Donnoghue, heer van Brackhuijs, uit een Iers geslacht. Was geboren te Cork. in 1678; werd in 1698 te Leuven licentiaat in de rechten; 27 Juli 1717 door keizer Karel VI genaturaliseerd, vervolgens advocaat en bij open brief van 20 febr. 1724, ter vervanging van Norbert van Voospoel, raad en requestmeester bij de Grote Raad te Mechelen. Hij was een zoon van Conor 0 Donnoghue de Gansfleske, heer van Halou en van Maria Sinnigh de Thoaff.

Maria J.C. Van Horne overleed op 28 mei 1746 te Niel en haar man op 26 of 27 januari 1742. Niel en Geldrop worden nu gescheiden: Hun zoon Jacob Carel Alexander 0 Donnoghue krijgt Niel en de oudste zoon Jan Robert 0 Donnoghue wordt heer van Geldrop. Hij verheft Geldrop op 3 Aug. 1746. Was geboren te Niel, 17 sept. 1717; huwde in 1747 met de Engelse Maria Jacoba Porter. Hij was raadspensionaris van Brugge.

Jan R.J.O Donnoghue verkoopt op 28 okt. 1768 de heerlijkheid Geldrop aan Adriaan van Sprang te Leiden. De verhefakte is van 15 Nov. 1768. Van Sprnag sterft in 1772 kinderloos te Leiden. Hij had Geldrop vermaakt aan zijn nicht, Catharina Petronella Nobel, geb. op 11 nov. 1719 te Heeze en gehuwd met Paulus Eckringa, stadhouder van Peelland en sekretaris van Heeze-Leende. P.Eckringa verhief Geldrop voor zijn vrouw op 9 sept. 1772. C.P.Nobel overleed te Den Bosch, 23 dec. 1791 (13). Nu volgt hun dochter Wilhelmina Johanna Eckringa van Sprang , geb. te Heeze, 10 okt. 1757. Werd beleend met Geldrop, 20 jan. 1792. 0p 4 mei 1801 huwde zij in haar woonplaats ‘s Hertogenbosch met de aldaar wonende Mr. Pieter Losecaat. Zij was de laatste vrouw van Geldrop.
Haar inschrijving in het Gelderse leenregister sluit de reeks belening en met Geldrop af.
Het afdanken van het feodale stelsel op het laatst van de 18e eeuw betekende het einde van de macht der heren. Maar als een massieve herinnering aan die tijden bleven de kastelen staan, en het blijft boeiend om hun historie te volgen. Dat geldt zeker voor het kasteel van Geldrop, dat zijn oude woonfunktie onverminderd heeft behouden en dat door de bewoners ervan een bijzondere eigen plaats in Geldrop bleef innemen. Daarom blijft het doortrekken van de geschiedenis tot op vandaag de moeite waard.

De kasteelheren van Geldrop.
Wilhelmina Johanna Eckringa van Sprang overleed kinderloos en vermaakte Geldrop aan haar nicht Sara Hoevenaar, woonachtig te Breda. Zij stierf ongehuwd in 1843. De bezitting kwam nu aan dr. Hubertus Paulus Hoevenaar (14), waarna het goed overging op diens zoon Hubertus Paulus jr. Deze was geb. te Amsterdam, 16 mrt. 1814 en overleden op het kasteel te Geldrop, 18 mrt. 1886. Hij huwde op 5 dec. 1844 te Tegal (Java) met jonkvrouwe Anna Maria Marciane Catharine Holmberg de Beckfelt, geb. te Rembang 13 jan. 1823 en overl. te ‘s Gravenhage 7 febr. 1905. Hun dochter Arnoudina erfde nu de bezitting. Zij was op 24 mei 1881 in Den Haag in het huwelijk getreden met mr. Hendrik Nicolaas Cornelis baron van Tuyll van Serooskerken (promoveerde 29 nov. 1879 te Leiden en werd 15 aug. 1883 burgemeester van Voorburg).
In 1912 vestigde hij zich voorgoed op het kasteel van Geldrop. Dit feit was voor de Geldroppenaren aanleiding om de nieuwe kasteelheer met een feestelijke optocht in te halen. Hun zoon Jan Maximiliaan, geb. te Voorburg, 29 mei 1886 was van 1917 tot aan zijn dood op 14 april 1938 wethouder van Geldrop. Jan Maximiliaan huwde 25 jan. 1911 met jonkvrouwe Carolina Frederika Henriëtte Quarles van Ufford. Zij woont thans nog op het kasteel te Geldrop. Vermelden we hier nog, dat hun zoon mr.H.N. C. baron van Tuyll van Srooskerken in 1955 de nieuwe kasteelheer van Heeze werd.
Op 20 maart 1962, aan de vooravond van de 75ste verjaardag van C.F.M. baronesse van Tuyll van Serooskerken-Quarles van Ufford, werd door burgemeester F.J.J.L.van Lanschot de gouden medaille verbonden aan het ereburgerschap van Geldrop aan haar uitgereikt. De kasteelvrouwe van Geldrop werd hiermee de eerste ere-burgeres van haar woonplaats. De gouden legpenning draagt het volgende opschrift: Op haar 76ste verjaardag aangeboden aan C.F.M. Baronesse van Tuyll van Serooskerken- Quarles van Ufford wegens bijzondere verdiensten van haarzelve en van het geslacht van Tuyll van Serooskerken”. Mevrouw van Tuyll had op deze waarlijk grootse hulde van Geldrop een dankwoord, dat klonk als vele klokken. In een brief, die door burgemeester van Lanschot op 26 juni 1962 in de raadsvergadering werd voorgelezen, gaf douarière van Serooskerken – Quarles van Ufford uiting aan haar dank jegens het gemeentebestuur, en deelde mee, voor het nieuw te bouwen gemeentehuis een carillon te zullen schenken.
1 Sceaux armoriés des Pays Bas et des Pays avoisinants, par J.Th.de Raadt; dl. 1;
Brussel 1898; blz. 483.
2 De heerlijkheden van het land van Mechelen: Niel en zijne heeren, door J.Th.de
Raadt, Gent ; 1889; blz. 63 e.v..
3 Stad en Meierij van Den Bosch, Jvan Oudenhoven, 1670, blz. 24.
4 Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en het graafschap
Zutphen; Leenen buiten Gelderland (Uitheemse leenen); door mr. J.J.S.baron Sloets;
Arnhem 1912, blz. 75 e.v.
5 Publications….. de Limbourg, dl. XX; Roermond 1883; De gesch. van de heerlijkheid
Obbicht en Papenhoven.
6 Heemkronyk, jrg. III, p. 16; Tienden in Zesgehuchten door F.W.Smulders.
7 Oorkonden betreffende Helmond, d. mr. C.C.N. Krom en Aug.Sassen; ‘s
Hertogenbosch 1884 blz. 164 e.v.
8 Heemkronyk, jrg. II, blz. 109; ‘t Slot en de heerlijkheid van Geldrop, d. F.W.Smulders.
9 Zijn naam komt niet voor in het register op de leenaktenboeken (4). De datum
waarop hij met Geldrop werd beleend is mij niet bekend.
10 Ook hij komt niet in bovengenoemd register voor.
11 Inventaire des Archives de la Cour Feodale de Brabant door L.Galesloot, dl. II, p.20.
12 Zie zijn grafschrift in (2).
13 Geldrop, econ.stat.beschr. van een industr. plattelandsgem. vanaf het begin der 19e
eeuw, door dr.F.B.A.M.Verhagen;Eindhoven 1945. blz. 13.
14 Spilman, afb. van kastelen enz., dl. II.