Batenburg (NL)

Batenburg in 1674.

Batenburg is een Nederlandse stad in het Land van Maas en Waal, behorend tot de Gelderse gemeente Wijchen. Het ligt westelijk van Wijchen aan de Maas. Batenburg telde op 1 januari 2021 slechts 650 inwoners en wordt daarom meestal geduid als dorp maar heeft een verleden als stad, zelfs een van de oudste van Gelderland. Het historische Batenburg met zijn kasteelruïne is een beschermd stadsgezicht.

Behalve de ruïne zijn er in Batenburg veel historische, veelal witgepleisterde boerderijen te zien, en een oude protestantse dorpskerk, die na verwoesting in de Tachtigjarige Oorlog gedeeltelijk werd herbouwd. Deze dorpskerk is, evenals de veel grotere neogotische Rooms-katholieke kerk ernaast, oorspronkelijk gewijd aan Sint Victor, de patroon van de korenmolenaars.

Ten oosten van het stadje staat een standerdmolen.

Geschiedenis

Batenburg kreeg in 1349 stadsrechten. Aangenomen wordt dat het stadje ze rond het jaar 1000 ook al had gekregen. Het werd bestuurd door de machtige Heren van Batenburg, die alleen aan de Duitse keizer ondergeschikt waren, niet aan de hertog van Gelre, noch aan die van Brabant. Het kasteel, rond 1250 gebouwd op een motte, is sinds de Franse tijd een ruïne. De Heren van Batenburg (de laatsten waren de vorsten Van Bentheim-Steinfurt) bestuurden hun Gelderse bezit sindsdien op afstand. Er gebeurt in Batenburg in deze tijd niet veel bijzonders:

De vryheerlijkheid Batenburg op de Maes, in de Betuwe, gelegen, kwam reeds omtrent het einde der XIIIe eeuw in het bezit van het Huis van Bronckhorst. De geschiedenis dezer heerlijkheid levert weinig belang op: benevens eenige twisten van gansch plaetselyken aerd met naburige dynasten, versmelt zy zich geheel en al in de algemeene gebeurtenissen van Gelderland.[2]

Batenburg sloeg in de Middeleeuwen tot aan het begin van de 17e eeuw zijn eigen munten, die overal in Europa werden nagemaakt, en vanwege hun slechte kwaliteit geen goede reputatie hadden. Aan de gevel van het Waaggebouw in Deventer hing eeuwen lang een koperen ketel uit 1434 waarin valsemunters levend in de olie werden gekookt. Dit overkwam onder anderen in 1434 de muntmeester van de heer van Batenburg op beschuldiging van valsmunterij. De gaten die te zien zijn in de ketel werden er in 1813 door schietgrage soldaten van het bezettende Napoleontische garnizoen in geschoten. Een recente conditiecheck wees uit dat het niet meer verantwoord was de koperen ketel buiten te laten hangen. Sinds 2017 is de ketel daarom verplaatst naar het voorportaal van de waag en daar vrijblijvend te bezichtigen.[3] Maximiliaan van Bronckhorst-Batenburg-Steyn was de laatste heer met een eigen munt.

Batenburg moet van een hoge ouderdom zijn en zou mogelijk kunnen wedijveren met de leeftijd van Nijmegen. Rond het jaar 1000 moet Batenburg stadsrechten hebben verworven, echter op last van Gijsbert van Bronckhorst werden in het jaar 1440, op Bonifaciusdag, voor het laatst de poorten gesloten. Batenburg bezat twee stadspoorten, waarvan onbekend is waar de Maaspoort stond. In de 19e eeuw wordt melding gemaakt van zichtbare fundamenten van de Appelternsepoort bij hoog water als de grond losgespoeld is. Batenburg moet in oude tijden veel groter zijn geweest dan tegenwoordig. In de 14e of 15e eeuw werd het grootste deel echter door een enorme stadsbrand verwoest. Het verwoeste gedeelte werd nooit meer herbouwd. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog moet het stadje wederom aan een verwoestende brand ten prooi zijn gevallen.[4] Tot 1878 lag op het kruispunt van de Grotestraat/Kruisstraat een gerechtssteen, de “Blauwe Steen”. Het was een dik blok van graniet van ongeveer 75 centimeter dik. Volgens overleveringen bond men tot circa 1800 de doodskist van personen die bij hun dood schulden nalieten, aan deze steen. Pas na het voldoen van de schuld kon de begrafenis plaatsvinden. Resten van deze steen liggen bij de ingang van het kerkhof aan het plein.[5]

In de Franse tijd werd Batenburg een gemeente, die tot 1 januari 1984 zelfstandig was: toen werd Batenburg onderdeel van Wijchen. Deze gemeente voert sindsdien het Batenburgse stadswapen.

De oude Sint Victor Kerk

De allereerste kerk in Batenburg was mogelijk gewijd aan Sint Willibrord, hij zou een van de heren van Batenburg zelf hebben bekeerd tot het christendom. Gedurende de middeleeuwen groeide de band tussen de kerk van Batenburg en de Dom van Xanten waardoor de beschermheilige van Xanten ook die van Batenburg werd. Hierdoor werd de kerk niet langer aan Sint Willibrord gewijd, maar aan Sint Victor.

In 1444 wordt de kerk op verzoek van Dirk II van Bronckhorst door de aartsbisschop van Keulen verheven tot kapittelkerk. Bij de verheffing tot kapittelkerk hoorden een deken en zes kanunniken. Als kapittel had de kerk ook het patronaatsrecht over de kerken in de nabij gelegen dorpen Horssen en Maasbommel. Later, in 1507, kwamen er een aantal privileges bij. Deze nieuwe privileges werden door Karel van Gelre aan de kapittelkerk verleend.

Gedurende de Tachtigjarige Oorlog was de kerk meermaals doel van verwoestingen: in 1566 werd de kerk onder aanvoering van Herman van Bronckhorst geplunderd (ondanks tegenstand van stadhouder Karel van Brimeu) en in 1600 bombardeerde prins Maurits de kerk. Nog tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de kerk herbouwd, de herbouw van het schip werd in 1612 afgerond, van de consistoriekamer in 1619. In 1619 werd ook de grafelijke grafkapel ingericht.[2]

Tot de 19e eeuw bleef de kerk zoals zij was, in de 19e eeuw werd de toren van de rest van de kerk afgescheiden. Ook het westelijke deel van de kerk onderging dit lot. Het noordelijke deel van van de kerk werd omgebouwd tot schoollokaal, daartoe werd er een schoorsteen en een schuifraam in de ruimte aangebracht. In de noordelijke muur werd een portaal aangebracht waardoor het schoollokaal apart toegankelijk werd.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd de kerk gebruikt als onderduikadres voor orthodoxe joden. Tijdens kerkdiensten zaten zij op zolder, ‘s nachts sliepen zij in het schooltje en overdag verbleven zij in de consistoriekamer.

Kasteel Batenburg

Kasteel Batenburg is een kasteelruïne in het stadje Batenburg in de gemeente Wijchen, in de Nederlandse provincie Gelderland. De ruïne staat op een motte ten noorden van Batenburg. Het kasteel werd in 1794 door de Fransen verwoest.

Boven de toegangspoort van het kasteel was volgens overlevering een gevelsteen aanwezig waarop in Oudgotische letters te lezen stond dat in het jaar 527, op de fundamenten van de tempel van Mars Victor, het slot Batenburg gebouwd werd.[1] Tegenover deze poort bevond zich, achter een fraaie dubbele deur, een put met heilig bronwater dat genezende kracht tegen koorts zou bezitten. Het geputte water werd per emmer door de poortwachters verkocht.[2]

De hoge ouderdom van het kasteel komt ook overeen met het verschijnen van de eerste leden van het geslacht van Batenburg, want rond 1080 maken schriftelijke bronnen voor het eerst melding van de Heren van Batenburg. Ondanks hun macht — die grotendeels te danken was aan de ligging van hun landgoederen en het slot, op de grens van Brabant en Gelre — stierf het geslacht van Batenburg in de dertiende eeuw uit.

Door het huwelijk van Johanna Batenburg en Willem I van Bronckhorst-Batenburg kwamen het slot en de heerlijkheid in handen van het geslacht Bronkhorst, dat in een langdurig conflict met de Heeckerens verwikkeld was.[3] Vooral in deze periode heeft het kasteel veel te lijden gehad van (lokale) oorlogshandelingen. In 1408 werd Batenburg door Gijsbert van Bronckhorst verpand aan zijn zwager Jan van Berlair, die het weer verpandde aan Anton van Brabant die het gebruikte in zijn strijd tegen Gelre. Gijsbert veroverde daarop Batenburg terug in 1413. Batenburg werd verschillende malen belegerd en liep daarbij soms zware verwoestingen op zoals tijdens het Beleg van Grave (1586). Nadat Johanna van Bronckhorst in 1630 met Johan van Horne trouwde ging in 1641 het domein over naar de Graaf van Horne.

In 1701 trouwde Isabella Justine van Horne met graaf Ernst Willem van Bentheim-Steinfurt, waarmee het bezit overging naar de graven van Bentheim en Steinfurt, waar het tot 1945 bleef.[4] Kasteel Batenburg behoorde tot de oudste en (lokaal) belangrijkste kastelen van Gelderland.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *