Willem II van Horne (1245-1300)

Willem II van Horne (124(5) – 1300) was een edelman uit het Huis Horne. Hij was de zoon van Willem I van Horne.

Willem II was heer van Horn en Altena, maar ook van Heeze, Venloon (Loon op Zand, en een deel van Tilburg).

Hij trouwde in 1270 met vermoedelijk Agnes van Perwijs. Zij was een kleindochter van Willem Godfriedszn van Leuven heer van Perwijs en Ruisbroek (Vlaams-Brabant) de zoon van Godfried III van Leuven uit het Huis der Reiniers.

Hun kinderen waren:

  • Gerard I van Horne (ca. 1270-) Kanunnik van de Sint Lambertuskerk te Luik
  • Willem III van Horne (ca. 1270-)
  • Dirk van Horne (ca. 1265-) Domproost van de Sint Salvator in Utrecht
  • Engelbert van Horne (ca. 1270-1304) Kanunnik van de Sint Lambertuskerk te Luik en later Domproost van de Sint Salvator in Utrecht
  • Odilia van Horne (ca. 1270-)

Willem huwde een tweede maal, met Margaretha, de dochter van graaf Arnold IV van Loon.[1]

1272 november 4
Afb. 5. Zegel van Willem II , heer van Home en Altena. Afbeelding; De ridder in volle wapenrusting met 3 hoorns op het schild. Omschrift: WILlELMI – ONI DE HOR· NE MILITIS. Oorkonde van 4 nov. 1272. Duitse Orde. Arch. Utrecht. (Corpus Sigill. Neer!. nr. 950).

RDO_OA Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht, Het Utrechts Archief.

2476-2476 Akte door Jan II, heer van Arkel, houdende erkenning van het bezit door het Duitse huis te Utrecht van het patronaatrecht van de kerk van Schelluinen en van alle goederen aldaar, vroeger door Diederik IV van Horne, heer van Altena, aan dat huis geschonken, met uitzondering van het wereldlijk rechtsgebied over die goederen, welke hij van Willem II van Horne, heer van Altena, in leen houdt, 1272. Met vidimus door de officiaal van Utrecht, 1401.

RDO_OA Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht, Het Utrechts Archief.

1275 augustus 17
Arnold graaf van Loon en Reinald graaf van Gelre bevestigen met afzonderlijke transfixen
dat de hof te Asselt leenroerig is aan Willem van Horn. De hof heeft hoog en laag gerecht,
visrecht in de Maas aan beide zijden, akkers, tol, etc.

Schloss Haag nr. 239

1277 mei 4
Willem van Horne en Altena en zijn oudste zoon Willem verklaren aan het kapittel van
Kortessem dat zij de heerlijkheid van Kortessem en het patronaatsrecht en het begevingsrecht
van de prebenden voor de tijd van diens leven hebben verkocht aan Raso van Houte, ridder.

Coenen nr. 2126; Grauwels III nr. 1813

1277 mei (apud Steinvorde)
Willem van Horne, oudste zoon van Willem heer van Horn en Altena, verklaart te verkopen
aan Raso van Houte, ridder, een rente van 24½ mud rogge en gerst en 20½ kapoenen en 8
solidi cijns, die deze tot verdere beschikking voorlopig ten dienste stelt van de abt van
Villers. Getuigen Jan graaf van Loon, Willem (heer) van Horn, vader, Hendrik edelheer van
Pietersheim, Hendrik van Bokes, W. van Bilsen (Belesia), Th. van der Hercke, ridders, (en
Daniel van Horne)*

Coenen nr. 2130; *Grauwels III nr. 1815

1277 mei
Jan graaf van Loon verklaart dat Willem heer van Horne, Altena en Kortessem en diens
oudste zoon Willem verkopen aan Raso van Houte, ridder, het vruchtgebruik van al hun
goederen en cijnzen binnen de heerlijkheid Kortessem.
Getuigen: zie akte d.d. heden (nr. 100)

Coenen nr. 2131 en 2132; Grauwels III nr. 1814

1279 april 4
Willem van Horne en Altena, ridder, deelt Arnold V graaf van Loon mede dat Diederik van
Wickerode, kanunnik van Luik, vonnis heeft gewezen tussen Willem en het domkapittel van
Luik inzake wederzijdse rechten in het dorp Neeritter (Ittrene). Voor de uitspraak van een
doodvonnis moeten de schepenen van Neeritter zich vervoegen met die van Kessenich en die
van Thorn.

Coenen nr. 2169

1283 maart 28

Graaf Floris V erkent dat heer Willem van Horn en Altena, ridder, ten overstaan van hem het bewijs heeft geleverd dat hij een aantal rechten van hem in leen houdt, te weten tolvrijdom voor de burgers van Woudrichem van vrijdagochtend tot zondagavond te Niemandsvriend, uitgezonderd voor wijn; tolvrijdom aldaar voor diens overige onderzaten die tiend- en pachtopbrengsten vervoeren; tolvrijdom aldaar voor burgers van Delft, Dordrecht en Zierikzee die laken in Woudrichem en Giessen ter markt brengen; een rente van 10 mark Keuls of 13 pond Hollands jaarlijks uit de tol van Niemandsvriend; en een rente van 18 pond jaarlijks uit de muntwerkplaats te Dordrecht, maar alleen wanneer daar muntslag plaatsvindt; voorts omschrijft hij de wijze waarop de lieden van heer Willem hun tolvrijdom dienen aan te tonen.A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 67r, nr. 355 (1330 tweede helft van mei, naar onbekend voorbeeld).B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 53v, nr. 352 (wrs. vóór 1334 juni 10, naar A).Opschrift: 

Die here van Hoirne.Editie/regest: OHZ IV, p. 325-327. nr. 2102.
Oorkonder: graaf Floris V
Destinataris: heer Willem van Horn en Altena

1283 september 15
Willem van Horne doet afstand (t.b.v. Oudenbiezen) van alle leenverband dat hij kon doen
gelden op de goederen van de hof van Holt (onder Kortessem).

Coenen nr. 2276

1284
De abdis van Herkenrode verklaart dat de lekenbroeder Lutger voor het spijsaandeel 6
bunders grond te Wintershoven aangekocht heeft, “descendentia a domino de Horne” van
Hendrik de Lude.

Coenen nr. 2306

1285 maart 8

Wilhelmus de Horn, heer van Kortessem, oorkondt de goederen van de hof van Houte,
vroeger in bezit van Raso de Houte, broeder van de Duitse Orde, en de goederen behoren tot
de kapel van Kortessem, vroeger in bezit van Gerardus de Dipereide, en de goederen
afkomstig van Wilhelmus de Printhagen, alle door Raso geschonken aan de kommanderij van
Biezen, te maken tot cijnsgoederen tegen 12 denarii Luiks ’s jaars. Bevestigen deze
oorkonde: Arnold graaf van Loon, Wilhelmus heer van Horn, vader der oorkonder.
Getuigen o.a. Daniel de Hurne.
Grauwels III nr. 1823

Coenen nr. 2311

1288 maart 29
Walram heer van Valkenburg en Monschau oorkondt dat de edelheer Willem van Horn en
Altena hem tot wederoproepens heeft toegestaan in diens gebied tol te heffen. Medezegelaars
Arnold heer van Stein, edelheer, en Johan de Hafkensdale en Ogerus de Haren, ridders.

Dülmen, archief Croy M III 1

1290 februari 12
Walram heer van Monschau en Valkenburg en Johan heer van Kuik beslissen als
scheidsrechters in het geschil tussen Arnold graaf van Loon en Willem van Horn en Altena,
dat de graaf de oorkonden van zijn overleden grootvader graaf Arnold van Loon, die de heer
van Horn in handen heeft, in diens handen moet laten.

Dülmen, archief Croy M III-1

1293 maart 13
Theodericus de Wivelchoven, landcommandeur van de Nederlanden der Duitse Orde, en
Wilhelmus de Horn, heer van Kortessem, sluiten een overeenkomst over het onderhoud van
de molens van Kortessem, gelegen in Bumbruc en Limertinghen 1)
Grauwels III nr. 1827; Coenen nr. 2457
1) Bevestigd door Gerardus heer van Horn, Altena en Perwez d.d. 18-11-1318;
Grauwels III nr. 1830

Grauwels III nr. 1830

1294 mei 21
De officiaal van Luik doet uitspraak in een proces tussen het kapittel van St. Servaas te
Maastricht en Willem van Horn, ridder, welke laatste zich rechten en bezittingen van de
eerste partij in Weert had toegeëigend. Deze rechten zijn:
* hoge en lage rechtspraak;
* stellen van schout en schepenen;
* de helft van de tiend;
* erven en onterven van goederen;
* afkondiging van ban en vrede;
bezit van 2 molens en 1 windmolen te Weert en 1 watermolen te Tongerlo enz.

RAL, St. Servaas nr. 885

1295 juli 5
Johannes van Elmpt en Eveza, echtelieden, verkopen hun Hornse goederen (afkomstig van de
familie Born bij Brüggen) aan het Domkapittel van Keulen voor 160 mark, bestaande uit
grote en kleine tiend van Merbeck en keurmeden van 4 mark 30 denariën ’s jaars, 5 malder
haver, 10 hoenders uit de dorpen Born, Bracht en Krüchten, daarbij ¼ van het gerecht
Krüchten en een deel van het patronaat van Niederkrüchten. Getuigen: Rutger van Brempt,
ridder, Harpernus van Born, pastoor te Nederkrüchten, Godfried en Dirk van Elmpt,
gebroeders, Sweder van Orsbeck en Stephan genaamd Scolthere.

Mackes; Born, dl. 1 p. 127

1296 juni 17
Arnold V graaf van Loon machtigt Willem van Horn het water van de beek van Bocholt
(Bocholt) in een kanaal te laten uitvloeien.

PSHAL XXIX p. 212; Coenen nr. 2532

1300 Februari 4.
WILLEM II VAN HORNE, HEER VAN ALTENA, ZIJN OUDSTE ZOON WILLEM EN ZIJN ZONEN DIEDERIK, PROOST VAN OUDMUNSTER TE UTRECHT, GERARD EN ENGELBERT, KANUNNIK VAN ST. LAMBERT TE LUIK, BETUIGEN HUN ONSCHULD AAN DEN MOORD OP GRAAF FLORIS V VAN HOLLAND EN BELOVEN AAN GRAAF JAN II VAN HOLLAND, OP VERBEURTE VAN LIJF EN GOED, IN LEISTING TE ZULLEN GAAN OP EEN DOOR DEN GRAAF AANGEWEZEN PLAATS EN DAAR TE BLIJVEN, TOTDAT DEZE DE ZAAK ONDERZOCHT ZAL HEBBEN. WANNEER DE GRAAF, NA EEN WAARHEIDSONDERZOEK, ZAL BEVINDEN, DAT DE HEER VAN ALTENA EN ZIJN ZONEN SCHULD HEBBEN AAN DEN MOORD, DAN ZULLEN ZIJ HUN LIJF EN GOED VERBEURD HEBBEN.

Gedrukt: Van Mieris, II, blz. 6.

1300 november 23 (Weert)
Willem heer van Horn sticht bij testament voor 200 lb zwarte tournooisen een altaar in het
klooster Keyserbosch, waar hij ook wil begraven worden. De som wordt genomen uit de
tienden bij Rijswyc(land van Altena), die Tilman de Campo had. Executeurs: Jan heer van
Kuik, Arnold heer van Stein, en Dirk proost van St. Salvator te Utrecht, zoon van de
oorkonder. Medezegelaars: zonen van de oorkonder Willem, eerstgeborene, Engelbert en
Gerard.

Dülmen, archief Croy M III-1

Enkele overwegingen omtrent Willem II, Hans Vogels:

Willem II van Horne huwde omstreeks 1260 Agnes. Dit echtpaar had met zekerheid vier zonen: Willem (1277), Dirk (1282), Engelbert (1300) en Gerard (1292). Waarschijnlijk is er tussen Willem en Dirk nog een zoon geweest vernoemd naar zijn moederlijke grootvader. Klaversma 1985 (blz.7-8 noot 4) opperde zelfs de mogelijkheid dat er twee zonen met naam Willem zijn geweest. Eentje die in 1277 al een eigen zegel bezat en eentje die in 1282 geen eigen zegel had. De optie van twee zonen met naam Willem kan geschrapt worden. De Willem van Horne, oudste zoon uit 1277 was in 1285 en 1293 nog in leven en werd toen aangeduid als heer van Kortessem. Uit de strekking van diverse oorkonden blijkt dat we met dezelfde vader en zoon te maken hebben. J. Grauwels, Regestenlijst der oorkonden van de Landkommanderij Oudenbiezen en onderhorige kommanderijen, deel III; Kommanderij Holt, regest 1813-1816, 1823, 1827.

Klaversma 1985 (blz.11) Blz.11 verhaald dat tussen 23 juli 1280 en 4 juli 1281 zoon Dirk van Horne als 15 á 16 jarige benoemd werd tot proost van Oudmunster als opvolger van zijn oudoom Dirk van Wickerode.  In 1290 (voor  11 september) bereikte hij de minimumleeftijd van 25 jaar en kreeg hij alsnog pauselijke toestemming. Hij zou dus  geboren moeten zijn vóór sept.1265. Dirk beweerde naar de Paus toe dat hij ongeveer 20 jaar was toen hij tot proost benoemd werd. Als dit zou kloppen zou hij dus geboren zijn 1260/1261. Maar laten we maar uitgaan van de inschatting van Klaversma dan kunnen we Dirk van Horne vastpinnen op ca.1265. Oudste zoon Willem III van Horne zien voor het eerst vermeld worden op 4 mei 1277 (regest 1813) als hij van zijn vader de heerlijkheid Kortessem geschonken krijgt en op die datum samen met zijn vader het vruchtgebruik van die heerlijkheid verkopen aan Raso van Holt (Holten/Hout) voor de duur van diens leven. We mogen dan aannemen dat Willem III dan minstens 14 á 15 jaar zal zijn geweest hetgeen hem een geboortejaar van zeker 1262 (en mogelijk wel iets eerder) geeft.

Met een kleine slag om de arm mogen we dan stellen dat zijn ouders Willem II en Agnes omstreeks 1260 huwden. Agnes werd in 1271 en 1275 met naam genoemd en moet vóór … 1292 zijn overleden (Klaversma 1978, blz. 56, 58). Als we bij moeder Agnes uitgaan van een procreatieve leeftijd van 15 jaar bij haar huwelijk, dan zal ze omstreeks 1245 geboren zijn.  De toezegging in 1272 dat Willem II van Horne na de dood van Maria, vrouwe van Ninove en weduwe  van de heer van Perwez, 80 Leuvense ponden uit inkomsten in Den Bosch, ter vermeerdering van zijn Brabants leen zou ontvangen, doet vermoeden dat Willem II van Horne via zijn vrouw Agnes rechtstreeks aan de heren van Perwez/Perwijs te linken zijn. Haar potentiele vader zou dan Godfried van Perwez, + na … 1257 moeten zijn.

Van Godfried zijn met zekerheid twee dochter bekend: Maria en Ada. Oudste dochter Maria van Perwez, mooi vernoemd naar haar vaderlijke grootmoeder Maria van Orbais, huwde in 1246 met Philips van Vianden. Tweede dochter Ada draagt een naam die een echo is van haar overgrootmoeder Ada van Beveren, schoonmoeder van Gerard van Grimbergen. Bij een correcte vernoeming hadden we een Agnes als tweede dochter mogen aantreffen, vernoemd naar haar moederlijke grootmoeder Agnes van Beveren.  Wellicht is deze tweede dochter  jeugdig gestorven en is haar naam opnieuw toebedeeld aan een later geboren dochter.

Van Godfried van Perwez en zijn vrouw Adelheid (Adelicia) van Grimbergen en hun jongere broer/zuster Ingelram van Perwez en zijn vrouw Agnes van Grimbergen weten we dat ze zeker op 12 maart 1237 al gehuwd waren (Knetsch 1931, blz.26). De zekerheid van Hoeben (1988, blz.109) dat jongere broer Ingelram al voor 1224 gehuwd was met zijn Agnes kan ik nog niet bevestigd zien en betwijfel ik sterk, zodat ik voorlopig nog van een huwelijk vóór 1237 uit ga. Godfried en Ingelram komen in ieder geval al vanaf 1220 oorkondelijk voor (Knetsch 1931, blz.26). Als Godfrieds oudste dochter Maria in 1246 al huwde met Philips van Vianden dan zal ze omstreeks 1231 geboren zijn. Dit maakt aannemelijk dat haar ouders Godfried en Adelheid al rond 1230 gehuwd zouden kunnen zijn geweest. Het huwelijk van Adelheid’s ouders, Wouter Berthout genaamd Gerard en Agnes van Beveren was in 1214 al een feit (Warlop 1976, blz.680, Croenen 2003, blz.24). Hun oudste dochter Adelheid (mooi vernoemd naar haar vaderlijke grootmoeder Adelheid van Buischere), zou derhalve analoog aan de voorgenoemde voorbeelden, heel goed in 1230 gehuwd kunnen zijn.

Als Godfrieds oudste dochter Maria pas in 1246 huwde dan zullen diens jongere dochters pas nadien zijn gehuwd. Tussen Maria en Ada mag minstens een dochter met naam Agnes verondersteld worden. Uit het huwelijk Perwez en Grimbergen zijn ook nog een aantal zonen geboren: Willem (door Hoeben abusievelijk als heer van Assche 1244) genoemd, vermeld 1253-1259, komt vanaf 1254 ook voor onder de naam Gerard); Gerard vermeld in 1259 als overleden, wellicht al dood voor 1254); Godfried (1260-1265), overleden na mei 1265. Een huwelijk Marbais-Perwez is pas in 1264 gedocumenteerd (Knetsch blz.30) maar zou gezien het gezamenlijk borg zijn in 1255 best al kunnen zijn voltrokken. Huwelijkspartner Gerard III van Marbais is vanaf 1240 oorkondelijk aantoonbaar. Een huwelijk met Ada van Perwez zal mijns inziens (Ada was minstens de 3e dochter) pas ergens in de jaren ’50 zijn voltrokken.

Die constatering is voldoende om een huwelijk Horne-Marbais af te wijzen. Willem II van Horne huwde omstreeks 1260 Agnes die zelf zo rond 1245 zal zijn geboren als een van de dochters, zo niet de jongste dochter van Godfried van Perwez en Adelheid van Grimbergen. Aangezien Adelheid van Grimbergen zelf omstreeks 1215 geboren zal zijn was ze in 1245 nog maar een dertig jaar oud, een mooie leeftijd derhalve om nog moeder te worden.  Volgens Knetsch stierf Adelheid van Grimbergen in 1250 en hertrouwde hij ca.1254 met Maria van Audenaarde. Godfried stierf na 21 maart 1257. Zijn tweede huwelijk bleef kinderloos. Hij zal zijn vrouw Maria hebben getocht aan zijn goederen, vandaar de toezegging in 1272 dat Willem II van Horne (en zijn vrouw Agnes) naar haar dood 80 Leuvense ponden zou gaan ontvangen ter vermeerdering van zijn Brabantse leen.

Na het voorgaande kan worden opgemerkt dat vanuit naamkundig perspectief de tweede zoon van Willem II van Horne en Agnes [van Perwez] de naam Godfried zal hebben gedragen. Hij zal jeugdig zijn overleden. Gerard van Horne kan als jongste zoon vernoemd zijn naar zijn jong overleden oom Willem genaamd Gerard Perwez of zijn oom [Wouter genaamd] Gerard van Perwez of naar zijn overgrootvader [Wouter genaamd] Gerard van Grimbergen. Voor een toelichting op de [… genaamd] opmerkingen zie de berichten 10533 en 10543.

Willem II van Horne moet in zijn tijd al een aanzienlijke bezit hebben opgebouwd in het toenmalige Opper-Gelre getuige een verklaring van de abdij van Thorn waarin zijn leenman gronden verkoopt aan de voorgenoemde abdij. Het gaat hierbij over de plaats Assenray bij Maasniel achter Roermond.

Bekijk foto 2 van Eiermarkt 25
Kasteel de Thooren in Maasniel, Eiermarkt 23-25 bij Roermond

Thorn 1267 november “apud Thorne anno Domini millesimo ducentesimo sexagesimo septimo mense vero novembri”

Wilhelmus, heer van Horn, verklaart dat Rutgerus de Effelt aan de abdis en convent te Roermond al zijn land heeft verkocht in het territorium van (Maas)Niel bij Asenray dat hij van Wilhelmus in leen hield en dat genoemde abdis en convent en Helwigis, weduwe van Henricus Hulwegge bezaten. Rutgerus droeg het land over in handen van zijn leenheer met toestemming van zijn echtgenote Hadewige en zijn kinderen Renoldus, Henricus, Bela en Heila. Tenslotte droeg Wilhelmus het genoemde land als allodiaal goed over aan de abdis en convent.

Getuigen: Daniel, pastoor te Herten, Theodorus, plebaan te Thorn, Conrardus en Johannes kapellanen aldaar, Henricus, priester, kapelaan van de H. Maria te Roermond, Wilhelmus, ridder de Winarde, Gerlacus, meier van Horn, Marsilius de Thorn genoemd de Monte, Godefridus Slaterbecq, broeder Marcellius, broeder Hermanus, conversen te Roermond.

Eenvoudig afschrift op papier, inv.nr. 2178. De tekst is gedrukt in: M.S. Polak, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen tot 1326 3, ’s-Gravenhage 1988, oorkondenr. 1267.11.30.

Maasniel wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van de bisschop van Utrecht, in het jaar 943. Het gaat hier om “Nieol”, en hoewel het niet geheel zeker is dat het hier daadwerkelijk om Maasniel gaat, is dit wel zeer waarschijnlijk.

Vanaf de 13e eeuw maakte het gebied van de voormalige gemeente Maasniel deel uit van de heerlijkheid Daelenbroek, waarvan de zetel was gevestigd in het gelijknamige kasteel, nabij Herkenbosch. Deze hoorde bij het Overkwartier of Opper-Gelre.

Van het wapen van Horne wordt voor het eerst melding gemaakt door de wapenrol Bigot: Guillaume de Hornes. l’ecu blanc a trois cors de geules. Het wordt bevestigd door het zegel van Willem van Horne uit 1282. In de veertiende eeuw werd het veld goud, de hoorns werden met goud beslagen.

Voorbeeld onbeslagen en beslagen hoorns.

Door zijn goede banden met Gelre en Brabant waarvan de laatste via zijn huwelijk met Agnes van Perwijs bevond Willem II zich in een strategische positie in de rivaliteit tussen beide graafschappen.

Op 15 januari 1281 verschijnt hij in een schudbekentenis van Reinout I graaf van Gelre en hertog van Limburg aan de lombardier (pandhouder) Thadeus Willaume van den Bosch. In de lijst van edelen die voorkomen in het document dat te Grave werd opgesteld komt hij als eerste edele voor die borg staan voor de betaling van 900 Leuvense ponden, naast Gerard heer van Batenburg, Otto, heer van Buren en Hendrik heer van Gennep naast andere heren zoals Jan de Boc van Mere. Dit laat zien dat hij een belangrijke leenman van de graaf van Gelre was.

In 1285 droeg hij het patronaatsrecht van de kerken van Heeze en Leende op aan de Abdij van Keizerbosch. Willem II nam deel aan de Achtste Kruistocht, aan de Slag bij Woeringen in 1288, en aan de Guldensporenslag, de overige wapenfeiten zijn waarschijnlijk toe te wijzen aan zijn opvolgers maar worden ook wel aan hem toegewezen: in 1302 aan de zijde van de Fransen. In 1304 sneuvelde hij, samen met zijn zoon Engelbert van Horne, in de Slag bij Zierikzee.

Onderstaande is een bijdrage van Hans Vogels waarin hij tot een nadere reconstructie komt van een eerdere publicatie uit 1996 in het Gruun Buukske van de Heemkundige Studiekring “Kempenland” Eindhoven en omgeving :

Binnen de familie Van Horne hebben we een ankerpunt in de generatie van Willem II van Horne. Hij huwde omstreeks 1260 met Agnes van Perwez, dochter van Godfried van Perwez en Adelheid van Grimbergen. Die huwelijk schatting en dat zijn moeder een Van Heeze zal zijn geweest is ongewijzigd gebleven. Wel kunnen enkele aannames omtrent zijn moeder opnieuw belicht worden. Over de naam van zijn moeder bestaat geen twijfel. Die naam is bekend uit een oorkonde uit 1256 waarin Willem (I van Horne) en Helwigis van Hurne en hun kinderen een schenking deden. Die kinderen en moeder Helwig worden dan met naam genoemd in het testament van vader in omstreeks 1264: Willem, Dirk, Engelbert en Margareta. Hun ouders waren in ieder geval gehuwd in 1247 toen Willem I van Horne met toestemming van zijn vrouw Heilwig schenkingen deed.

Over de leeftijd van zoon Willem II valt evenwel iets op te merken. In 1998 (blz. 9 en 12) ging ik er van uit dat Willem II bij zijn huwelijk 25 à 30 jaar zal zijn geweest. Dat is echter een aanname die niet hoeft te kloppen. Bezien we de bekende feiten dan kunnen we daar enkele nieuwe bespiegelingen op loslaten. In het testament van vader Willem I uit eind 1264 (vóór 5 december) is niet sprake van minderjarige kinderen. We kunnen daardoor uit gaan van dat alle kinderen minstens de leeftijd van 12 jaar hadden bereikt (Korteweg: Rechtsbronnen van Woudrichem en het land van Altena, nr.129 schepenakte 24-1-1365). Eind 1264 was de jongste van de kinderen dus minimaal 12 jaar, dus minimaal in 1252 geboren. Deze begrenzing kunnen we nog iets opschuiven. In 1256 werd er door Willem I van Horne en zijn vrouw Heilwig een schenking gedaan met medeweten van hun kinderen (Klaversma: Wij Willem en Helwigis van Hurne en wij hun kinderen). Daaruit valt op te maken dat in dat jaar de kinderen nog niet volwassen waren maar wel dat ze al de leeftijd des onderscheid (7 jaar) bereikt hadden. Kortom in 1256 waren de kinderen van Willem I en Heilwig tussen de 14 en 7 jaar, de oudste was dus op zijn vroegst in 1242 geboren en de jongste uiterlijk 1249.

Zoon Dirk van Horne moest van vader de heerlijkheid Altena erven. We zien hem op 27 maart 1265 voor het eerst als heer optreden. Altena was een Kleefs leen waar jongens met 15 jaar leenrechtelijk meerderjarigheid werden (Klaversma 1985 blz.35). Daaruit kunnen we opmaken dat Dirk geboren moet zijn enige jaren vóór (27 maart) 1250. De jongste zoon Engelbert was voorbestemd voor een kerkelijke loopbaan. Dat blijkt uit vaders testament waaruit blijkt dat hij voorzien was met enkele kerkelijke lenen. In 1264, bij het overlijden van vader Willem, zo schrijft Klaversma in 1978, was de jongste zoon Engelbert nog minderjarig hetgeen een indicatie is dat deze toen nog < 14 jaar was, dus geboren in of na 1250. Vreemd genoeg is in het testament van vader helemaal geen sprake van diens minderjarigheid maar slechts van hem als jongste zoon (Engelberto filio meo juniori). Klaversma geeft echter geen argumentatie voor zijn gewijzigde opvatting. Dat hij al met een en ander beleend was doet vermoeden dat Engelbert eveneens de vijftien zal zijn gepasseerd. Dochter Margareta van Horne blijkt eind 1264 (vóór 5 december 1264) (net) gehuwd te zijn met Albert van Voorne maar ten tijde van het testament van vader was de haar toegezegde huwelijksgift nog niet betaald. Gaan we uit van een in die tijd onder de adel gebruikelijke huwelijkse leeftijd van ca. 15 jaar dan mogen we haar het geboortejaar 1249 geven, waarmee ze dan het jongste kind van haar ouders was. Haar broers Dirk en Engelbert zullen dan in de voorgaande jaren geboren zijn. De oudste zoon Willem is, (hoogstwaarschijnlijk) zoals destijds gebruikelijk was, vernoemd naar zijn vaderlijke grootvader. Dat geeft de verwachting dat de tweede zoon vernoemd zou dienen te zijn naar zijn moederlijke grootvader Reinard. Deze ontbreekt evenwel onder de bekende kinderen. Hij zal vóór 1264 zijn overleden.  Uitgaande van een Margareta geboren in 1249 hebben we derhalve vier oudere zonen die voor die tijd  geboren zullen zijn. Wat weten we van Willem II?  Uitgaande van het veronderstelde huwelijksjaar ca. 1260 kan worden opgemaakt dat hij minstens 14 moet zijn geweest zijnde de minimum huwelijkse leeftijd naar Middeleeuws Canoniek recht. Dat geeft Willem II een uiterlijk geboortejaar van 1246. Het geboortevenster voor Willem II kunnen we daardoor verkleinen tot 1242-1246.

In 1247 deed Willem I schenkingen voor de gedenkdagen van zijn dierbare ouders, eerste vrouw en oom. Zijn vader [Willem] was al overleden midden negentiger jaren van de vorige eeuw. Moeder [Margareta] was daarna een tweede huwelijk aangegaan met Otto II † 1245, heer van het Duitse Wickerode (Wickrath) bij wie ze nog minstens vijf kinderen kreeg:  Lotharius, Hendrik, Otto, Dirk en Rutger. [Margareta] van Altena stierf echter jong waarna Otto II ca. 1208 hertrouwde met Alveradis van Maubach, weduwe van graaf Willem van Gulik † 1207. Waarschijnlijk heeft oom Dirk van Altena een vaderrol vervuld voor de broers Willem I en Engelbert van Horne. Na diens kinderloze overlijden in 1242 werden zijn neven Van Horne speciaal maar ook de andere neven en nichten goed bedeeld in diens erfenis. Volgens niet te controleren mededelingen was de naam van Willems eerste vrouw Mechtild van Vianden en stierf ze kinderloos. Dezelfde niet te verifiëren bronnen geven aan Willem I een tweede vrouw uit het huis Hochstaden. Inderdaad zien we Willem I in 1235 en 1243 getuigen in een Van Hochstaden-omgeving. Het lijkt er derhalve meer op dat we eerder de herkomst van zijn eerste vrouw in die richting moeten zoeken. Als Willems laatste optreden als getuige bij de overdracht door graaf Dirk van Hochstaden van het graafschap Daelhem in 1243 aan de hertog van Brabant ingegeven is door zijn verwantschap dan mogen we het overlijden van zijn eerste vrouw dicht bij die handeling rondom het jaar 1243  plaatsen.

Zoals in 1998 reeds uiteengezet werd dienen we Heilwig, Willems tweede vrouw, te zien als de erfgename van de heerlijkheid Heeze.  Dat is nog steeds de meest simpele oplossing voor de vererving. Het huwelijk tussen Willem I van Horne en Heilwig [van Heeze] kan dan omstreeks 1244 gedateerd worden. Deze denkpiste bewandelend kunnen we nu aan hun oudste zoon Willem II een geboortejaar 1245 toekennen, aan [Reinard] 1246, aan Dirk 1247, Engelbert 1248 en Margaret 1249. De gezinsuitbreiding lijkt in sneltreinvaart te zijn verlopen. Als Willems eerste huwelijk inderdaad kinderloos was gebleven dan kan ik me goed voorstellen dat hij gezien zijn gevorderde leeftijd – hij was al een dikke vijftiger – er vaart achter gezet heeft om de stamlijn te continueren.

De oudste zoon en opvolger Willem II van Horne zal dus in (zijn geschatte huwelijksjaar) 1260 zo ongeveer vijftien zijn geweest. Over zijn jeugdigheid hoeven we ons geen zorgen te maken. Het waren andere tijden met andere gewoonten. Een latere generatie, Willem IV van Horne, werd in 1302 geboren, in 1305 verloofd en huwde eind 1316 met zijn bruid Oda van Putten, een jongere dochter van Nicolaas van Putten en Aleijd van Strijen. Een eerder voorbeeld kan dus de weg gebaand hebben. Willem I van Horne was geboren begin jaren ’90 van de 12e eeuw. Zijn eerste huwelijk bleef kinderloos en pas uit zijn tweede huwelijk kreeg hij kinderen. In 1260/61 was Willem I al een dikke zestiger of net de zeventig gepasseerd met nog jeugdige kinderen. In het belang van het voortbestaan van het geslacht was het belangrijk dat de erfopvolger al gehuwd was en voor nageslacht kon zorgen. Een goed huwelijk van de stamhouder Willem II was derhalve iets wat vader Willem I al gearrangeerd kon hebben.
Hans Vogels