Koeveringse Molen

De Koeveringse molen is een voormalige standerdmolen op de grens van de voormalige gemeenten Sint-OedenrodeVeghel en Schijndel. De windmolen had de reputatie de oudst bekende windmolen van Nederland te zijn. Er zijn plannen om de molen te herbouwen.

Geschiedenis

De stichtingsdatum van de Koeveringse molen dateert van 6 december 1299. In dat jaar kreeg Arnold Heym van Hertog Jan II van Brabant het verlof om een molen te bouwen op de plek waar de gemeentegrenzen van Sint-Oedenrode, Veghel en Schijndel samenkomen. De molen stond met twee staanders op Rooise grond, 1 staander op Veghelse grond en 1 staander op Schijndelse grond. Als gevolg daarvan, mocht de molenaar voor de inwoners van drie gemeenten malen. Op een kaart uit 1590 wordt de molen dan ook wel aangeduid onder de benaming De Drie Gemale.

Betwisting van het maalrecht

Het maalrecht van de molen is in de zeventiende en achttiende eeuw een aantal keer betwist. Daarbij liepen de gemoederen hoog op. In 1738 verklaart een grote groep inwoners van Sint-Oedenrode, Veghel en Schijndel voor de schepenbank van Veghel, dat zij “altijt hebben gehouden, en van hunne jonkheijt af, van hunne ouders en andere ouderlingen ook altijt van over memorie van menschen hebben hooren houden, voor waar dat den Coeveringse cooren wintmolen is staande op de te saeme loopende limietscheijdinge van de vrijheijt St. Odenrode en van den dorpe van Veghel en Schijndel der voegen dat den eenen pilaar van voors. molen is staende op het territori ofte grond van dorpe van Veghel, en een ander op het territoir of grond van den dorpe van Schijndel en de twee overige op het territoir ofte gront der vrijheijt St. Odenrode en dat op den standaert van den selven molen de te saeme loopende limietscheijdinge van voors. Drije dorpen souden sijn.”[1]

De maaltwist met Veghel

In 1688 is Albert Ferdinand, graaf van Berlo en generaal-majoor in dienst van de Verenigde Provinciën de eigenaar van de Veghelse windmolen. Deze molen is in zijn bezit gekomen uit het huwelijk met Joanna Philippina van Erp, dochter van Walraven van Erp, heer van Veghel en Erp. Het hekelt Van Berlo, dat de Koeveringse molen niet hoeft mee te betalen in de belastingen van de gemeente Veghel. Het hekelt hem ook, dat inwoners van Veghel hun granen laten malen op de Koeveringse molen. Daarom laat hij soldaten uit het op zijn kasteel Frisselstein gelegerde ruitertroep actie ondernemen. Onder dwang moeten Veghelaren die hun graan hebben laten malen op de Koevering hun meel afstaan of in Veghel laten malen. Het loopt uit de hand als één van de Veghelse inwoners daarbij mishandeld wordt door ene La Montangni, soldaat onder Van Berlo.[2] In 1698 is het de Veghelse molenaar Gijsbert Jan Teunis die het maalrecht van de Koeveringse molen aanvecht bij de Raad van Brabant. Hij trok aan het kortste eind.

De maaltwist met Schijndel

Vervolgens verschijnt er in 1738 een grote groep inwoners van Sint-Oedenrode, Veghel en Wijbosch op de ‘Raadcamere’ van Veghel. Zij komen bijeen om molenaar Barthelomeus van den Heuvel bij te staan in zijn zaak tegen de molenaar van Schijndel. Daniel Antonie Kivits, zoon van de Schijndelse molenaar, had namelijk in Wijbosch een kar met meel in beslag genomen van een inwoners die de Koeveringse molen had bezocht. Van den Heuvel geeft aan, dat de Koeveringse molen bijna een uur gaans van de markten van Veghel, Schijndel en Sint-Oedenrode op de heidevelden staat in de nabijheid van de gehuchten Koevering, Wijbosch en Eerde. Met name inwoners van Eerde onder Veghel en Wijbosch onder Schijndel maken gebruik van de molen om er hun granen te laten malen. Met name voor de inwoners van Wijbosch is de verre ligging van de Schijndelse molen onder Middelrode een reden om hun graan op de Koeveringse molen te laten malen. Ook is de molen van Schijndel in het najaar en de winter slecht bereikbaar. Bovendien hebben de molenaars Jacob en Adriaan Coppens destijds ook voor inwoners van Wijbosch gemalen. Sterker nog, Van den Heuvel geeft aan dat “sonder het gemael van de respectieve omliggende gehughten van voors. Drije dorpen, den selven coeveringse molen geen ofte wijnig gemael soude kunnen hebben, nogte eenigsints bestaen.” De Schijndelse molenaar trekt aan het kortste eind, want het maalrecht van de Koeveringse molen wordt opnieuw bevestigd. Sterker nog, bij deze bevestiging is ook Gijsbert Jan Teunis, inwoner van de Koevering aanwezig. Als voormalige molenaar van de Veghelse molen [1687-1713] en ooit voorvechter van het maalrecht van de Koeveringse molen, staat hij nu volledig achter Van den Heuvel.[1]

De maaltwist met Sint-Oedenrode

De gevallen in Veghel en Schijndel staan niet op zicht. In mei 1754 wordt hetzelfde relaas over het maalrecht van de Koeveringse molen voor de schepenbank van Sint-Oedenrode herhaald. Blijkbaar werd toen het maalrecht eveneens betwist door een Rooise molenaar.

Fam. van Hoorn als eigenaar

Sint-Oedenrode inventaris GA 9 – 18 junij 1794 
Verzoek aan de gemeente van Sint Oedenrode, welke molen bekend zijn en die op te willen geven.
Wel Eerwaarde zeer goede vriende der Raad en Rentm. Generaal der Domeinen van Braband, en Leenmannen in de Leen en Tolkamer over de hoofstad Meijerije en quartier van ‘s-Hertogenbosch.
Edele Wel agtbaare Heeren Versonden 27 junij 1794
Dat binne de vrijheijt Sint Oedenrode gevonden worden drie molen o.a. de wind, koorn en boekwijt molen, gelegen onder Eerd en Everse genaamt de Koeveringse molen, met twee muurtjes staande op Sint Oedenrode en met de twee andere op Schijndel en Veghel. 
Behoort aan
Gerardus van Hoorn, woont alhier. Gemelde molen alleen en wel hier ter plaatse is in de verponding aangeslagen op veertig gulden en in de beede als voor (op een vierde van de verponding en een agste van dat vierde).

Notarieel Archief Sint-Oedenrode inventaris 4991 
Akte 475 Schuldbekentenis 24 november 1821
door Johanna van Hoorn weduwe van Gerardus van Hoorn, molenaresse en wonende te Sint Oedenrode. Zij verklaard schuldig te zijn aan Gosuinus Hermanus van Nouhuijs, rentenier wonende te Sint Oedenrode, een som van acht honderd Nederlandsche gulden. Tot onderpand, o.a. eene koorn, windmolen genaamd den Koeveringschen molen, geteekend 565, staande binnen de gemeente Sint Oedenrode onder het gehucht Eerd en Everschen op de Koevering. Eene huizinge nummer 521, met aangelen tuin, teul en graslanden, staande en gelegen ter voorschreven plaatse, belend aan eene zijde Antony van de Rijt, de andere zijde en een einde de gemeente, het andere einde mede de gemeente.

Notarieel Archief Sint-Oedenrode inventaris 4998 
Akte 40 Deeling 12 april 1828
tussen 1
Gerardus van Hoorn, molenaar, 2 Antonius van Hoorn, molenaar. 3 Petronella van Hoorn, landbouweresse. 4 Deliana van Hoorn, landbouweresse en allen wonende te Sint Oedenrode. 5 Anna Maria van Hoorn in huwelijk met Jacobus de Groot, landbouwers en wonende te Vlierden. 6 Hendrina van Hoorn weduwe van Johannes van der Spank, landbouweresse en wonende te Schijndel. 7 Johanna van Hoorn gehuwd met Antonius Dirkx, landbouwers wonende te Veghel. 8 Jan van Hoorn, molenaar wonende te Heesch. Dewelke verklaarden aan hen elk voor een gelijk kinds gedeelte is vervallen de nalatenschappen van wijlen hunne ouders Gerardus van Hoorn, overleden te in den jare 1800 Sint Oedenrode en Johanna van Hoorn overleden 1824 te Sint Oedenrode. Aan 1 Geradus 2 Antonius, 3 Petronella en 4 Deliana van Hoorn van 1 tot en met 4 in het hoofd genoemd gezamenlijk de vier eerste aandelen, uitmakende de helft der vooraangehaalde nalatenschap, welke aandelen de verkrijgers hebben goedgevonden voor alnog tusschen hen onverdeeld te houden. Bestaande in o.a. een koorn en windmolen, met al het daarbij behoorende, zoo in- als uitwendig gangwerk, steenen als anderzints, benevens alle geregtigheden daarbij en aan gehoorende, genaamd de Koeveringsche Molen, staande op de limietscheiding der gemeentes Sint Oedenrode, Veghel en Schijndel, ter plaatse genaamde de Koevering. Een huizinge nummer 521 op de Koevering.

Notarieel Archief Sint-Oedenrode inventaris 5002 
Akte 72 Schuldbekentenis 7 mei 1832
door
Geradus van Hoorn, Antonius van Hoorn molenaar, Petronella van Hoorn en Diliana van Hoorn beide particulieren allen wonende tot Sint Oedenrode. Verklaren schuldig te zijn aan Roelof van Nouhuijs vrederechter alhier woonachtig, eene somme van vier honderd gulden. Als onderpand eene koorn windmolen, met al het daarbij behoorende, zoo in als uitwendig gangwerk steenen als andersints, benevens alle geregtigheden daarbij en aan gehoorende, genaamd de Koeveringsche molen. Staande op de limietscheiding der gemeente Sint Oedenrode Veghel en Schijndel ter plaatze genoemd De Koevering. Eene huizingen nummer 521 ter plaatze genaamd de Koevering staande en liggende binnen Sint Oedenrode. Belend aan een zijde de kinderen Dirk van Boxtel, voorts de gemeente.

Notarieel Archief Sint-Oedenrode inventaris 5008 
Akte 42 1838 Schuldbekentenis
door 1 Gerardus van Hoorn. 2 Antonius van Hoorn molenaars. 3 Petronella van Hoorn. 4 Diliana van Hoorn, de twee laatste particulieren en allen te Sint Oedenrode woonachtig. Verklaren schuldig te zijn aan Jan van Boxtel rentenier, wonende te Gemonde onder Boxtel, een som van vijf honderd gulden. Als onderpand o.a. een koorn windmolen, met al het daarbij behoorende zoo in als uitwendig gangwerk, steenen als anderzints, benevens alle geregtigheden daarbij en aan gehoorende, genaamd de Koeveringschen molen, staande op de limietscheiding der gemeentens Sint Oedenrode, Veghel en Schijndel. Verder o.a. een huis staande en gelegen te Sint Oedenrode ter plaatze genaamd de Koevering.

Notarieel Archief Sint-Oedenrode inventaris 1973 
Akte 23 Gift onder de levende 9 februari 1848
door Antonij van Hoorn, zonder beroep wonende te Sint Oedenrode en verklaarde de comparant ter eener als een schenking onder de levende om niet in vollen eigendom te geven, af te staan en over te dragen aan zijn zuster Diliana van Hoorn, de comparant ter andere zijde, dewelke verklaarde van genoemde haren broeder als eene gift dank erkentelijk aan te nemen. De helft onverdeeld in o. a. de molen kadastraal sectie D nummer 392, groot vijf en dertig ellen. Een huis en erf, sectie C 1348. Een huis, schuur en erf sectie C 1349.

Notarieel Archief Sint-Oedenrode inventaris 1973 
Akte 27 Hypotheek 25 april 1849
Diliana van Hoorn, zonder beroep en wonende te Sint Oedenrode, verklaard schuldig te zijn aan Johannes van Hapert, landbouwer wonende te Woensel. Een som van een duizend en vijf honderd gulden. Als waarborg onroerende goederen op den cadastale perceelsgewijzen legger der gemeenten Sint Oedenrode en Veghel. O.a. onder Sint Oedenrode sectie C 1348 een huis en erf. Sectie C 1349 een huis, schuur en erf. Sectie D 392. een molen groot vijf en dertig ellen.

Market Garden

In juli 1912 brandde de bestaande Koeveringse molen af. Ter vervanging werd vanuit Langenboom bij Mill een molen gehaald, die echter op 25 september 1944 tijdens Operatie Market Garden werd verwoest door oorlogsgeweld.

Toekomstplannen

Ter gelegenheid van de 750 jaar stadsrechten van Sint-Oedenrode werd er in 1982 als aandenken aan de Koeveringse molen een monument opgericht door de Heemkundige Kring ‘De Oude Vrijheid’. Vanaf 2007 leven er echter meer concrete plannen tot de herbouw van de molen. binnen het Masterplan Vlagheide, een intergemeentelijk project van Sint-Oedenrode, Schijndel en Veghel met als doel het ontwikkelen van een nieuw recreatief landschap. Het ter plaatse gelegen landschap valt binnen het zogenaamde Groene Woud, het nationale landschap van de Meierij. Het comité ‘Herbouw Koeveringse molen’ heeft op 3 november 2008 een rapport over de herbouwmogelijkheden aangeboden aan de leden van de stuurgroep Vlagheide, waarin vertegenwoordigers van de drie deelnemende gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode, Veghel en de provincie Noord-Brabant zitting hebben. Uit het rapport blijkt duidelijk dat er reële mogelijkheden bestaan om de molen te kunnen herbouwen. Op 24 september 2009 is de Stichting Koeveringse molen opgericht.

Externe links

  1. ↑ Omhoog naar:a b Brabants Historisch Informatie Centrum, RAV101.30-35
  2.  Brabants Historisch Informatie Centrum, RAV93.76, 76v en 80