Hendrik I van Horne Perwijs

Henri de Hornes, die op 23 september 1408 overleed, was een  van de leiders van de opstand van de inwoners van de stad Luik  tegen hun vorst, de bisschop van Luik. Hij sneuvelde in de beslissende strijd tegen een coalitie die de prins-bisschop steunde.

Biografie

Henri van Horne was de tweede zoon van Diederik van Hornes († na 1378) behorend tot het huis Hornes en Catharina Berthout († 1380). Hij is ook de neef van Arnould van Horne. Hij trouwde eerst met Isabelle de Bueren1. In 1384 huwde hij met Marguerite de Rochefort, vrouwe van Ochain, dochter van Wautier de Rochefort, heer van Haneffe en Ochain en Agnes de Houfalize. Uit dit huwelijk kreeg hij vier kinderen2:

Functies

In 1381 was hij heer  van Perwez en Ternat en werd hij door Jan van Beieren benoemd tot  seneschalk  van de deelstaat Luik en het graafschap Looz5. Hij was ook adviseur van Anton van Brabant en was “drossaard” van Brabant in 1405  en 1406.

De opstand van de Luikenaars

Hoofd artikel: Slag bij Othée

De hooghartige en autoritaire aard van Jan III van Beieren, prins-bisschop van Luik, contrasteerde het met de Luikenaars die gehecht waren aan hun in de loop der tijd verworven rechten en vrijheden. Verschillende incidenten plaatsten hem tegenover een radicale factie, de Haitdroits7. In juli 1403 benoemden zij Hendrik van Horne, heer van Perwez, Regent van de stad8. Ondanks enkele pogingen tot verzoening moest Johannes III uiteindelijk zijn toevlucht zoeken in Maastricht in 14069. Hendrik van Hornes werd op 26 september 1406 opnieuw benoemd tot momboor/regent6 en zijn zoon, Diederik, werd door de Paus van Avignon Benedictus XIII10. De meeste van de Steden van het Prinsdom Luik in opstand komen, met uitzondering van Sint-Truiden en Maastricht11. Sint-Truiden werd snel ingenomen door de opstandelingen en Maastricht werd belegerd.

Door de vele opstanden in het Land van Luik zocht Jan van Beieren de hulp van zijn familie en verkreeg die des te gemakkelijker omdat de belangrijkste belanghebbende, Jan  zonder Vrees, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen, ervan droomde zijn heerschappij over de regio te vestigen.

Op 22 september komen de legers van Bourgondië en Henegouwen elkaar tegen bij Montenaken, vijftig kilometer van Maastricht12. De opstandelingen staakten het beleg van Maastricht en keerden terug naar hun respectievelijke steden, met uitzondering van de inwoners van Maastricht. Hoei op doorreis door Luik13. Hendrik van Horne was zich bewust van de zwakte van zijn troepen in vergelijking met de beroepssoldaten die door Jan zonder Vrees en zijn bondgenoten waren samengesteld. Hij stelde daarom voor om zijn leger te verdelen in de steden van de regio om een uitputtingsoorlog te voeren tegen het Bourgondische leger. De Haitdroits weigerde en dwong hem de aanvallers te ontmoeten. Hendrik van Horne was toen van plan om onmiddellijk de voorhoede van Willem van Henegouwen aan te vallen, waarvan hij wist dat die ver verwijderd was van de hoofdmacht van het leger van Jan zonder Vrees14. De laatste werd zich bewust van de situatie, dankzij zijn spionnen, en verzamelde zijn troepen15.

Op 23 september 1408 namen de Luikenaars een positie in op een kleine heuvel op de vlakte van Othée ten zuiden van Tongeren. Snel uitgerust met verdedigingswerken. Ze hadden voornamelijk voetvolk, een paar honderd ruiters en honderd Engelse Boogschutters15,16. In het midden is de Gonfanon van Sint-Lambertus, die de troepen moest beschermen, met de jonge graaf Hendrik tot SalmN 1,17. De beste van de Luikse troepen vooraan en de minder ervaren achterin, beschermd door een wal van wagens18. Er tegenover staat de crème de la crème van de ridderlijkheid van Vlaanderen, Henegouwen, Brabant en Bourgondië19. Jan de Zonder Vrees stuurde duizend voetmannen en vierhonderd ruiters er op af, onder het bevel van Jean de Croÿ en Heer van Heilly, die in reserve werden geplaatst om vanaf de flank aan te vallen zodra de strijd is begon20.

Henri van Perwez wilde met zijn zevenhonderd ruiters de Bourgondische reserve terugdringen21 maar zijn voorstel werd afgewezen door de Luikenaars, die dachten dat hun leider hen in de steek wilde laten22. Hij sloot zich daarom aan bij de eerste linie van de massa rebellentroepen met de andere edelen18. De Bourgondische charge werd te voet gelanceerd23 onder Luiks artillerievuur24. De opstandige edelen richten hun aandacht op de banier van de hertog25. De botsing tussen de twee legers was wreed en niemand kon beweren de uitkomst te kennen tot de aanval op de Luikse achterhoede door de Bourgondische reserve, die de rebellentroepen ontregelde door ze aan alle kanten onder druk te zetten, zodat velen omkwamen door verstikking. 2 000 Tongernaren onder leiding van Johan van Horne, de andere zoon van Hendrik van Hornes, kwam om deel te nemen aan de strijd waarvan ze ten onrechte dachten dat die gewonnen was en zware verliezen leed (ongeveer driehonderd doden of gevangenen)26. De Luikenaren werden ter plekke afgeslacht, op bevel van Jan zonder Vrees, die elke gevangene had verboden gratie te krijgen27. Henri en Dirk van Horne28, evenals de belangrijkste edelen van het Luikse leger sneuvelden in de strijd. Jan van Hornes wist zich na de slag terug te trekken4.

De overwinning van het leger van Jan zonder Vrees werd gevolgd door hevige repressie. Naast de verliezen op het slagveld liet Jan III, die de dag na Maastricht arriveerde, de Hait-Droit, de priesters die Dirk de Horne hadden gesteund, en de families van de opstandige edelen, waaronder de weduwe van Hendrik van Horne te martelen en te executeren. Hij verdiende de bijnaam Jan de zonder Vrees30:31.

Alle charters, franchises en vrijheden die aan de stad Luik werden toegekend, moesten opnieuw worden onderzocht door de prins-bisschop, die koos welke aan de stad moesten worden teruggegeven. De notabelen van de stad (baljuws, proosten, burgemeesters) werden voortaan door de bisschop benoemd. De stad moest een boete betalen van naar schatting 220.000 ecu.

1380 Beverst

In het jaar 80 van de maand september, op de 8e dag van de maand, loste HENRICUS DE HUERN, de hofstede, tijdelijke heer van Perweys, in het kasteel van Stockehem 10 premies land af, zowel land als weiland gelegen in Beverst op het grondgebied van Blisia, nabij het land van John Luttelair, Godefrid Rueypart en andere mannen van Blisia en de Beverst, het leengoed van Lossense, aan heer Leodiense als graaf van Lossense volgens de wet van het bevoegde land, omdat de domicilie Margareta de Beverst, de natuurlijke dochter van heer Ludovicus van goede herinnering, graaf van Lossense, was gestorven zonder wettige kinderen en zonder bevestiging door ons, aangezien de heer van Leodis dezelfde vergoeding aan Hendrik gaf en hij het zelf van de heer ontheft evenals van de graaf van Lossens, volgens de gebruikelijke gewoonte, enz. In aanwezigheid van Fastrardo de Romershoven, Johanne de Herten, Renero de Rode en enkele anderen (37).

Het Loons Leenregister van Arnold van Horne (1379-1389) J. Grauwels.

Uit “Het leven van Joannes den Onbevreesden“:

1408.

Naer dat graef Jan van de voorseyde hertoghen sijn afscheydt ghenomen hadde, is hy wederom naer Vlaenderen+ ghekeert, ende heeft aldaer een machtich legher vergadert, met hetwelcke hy in de maendt februarius is naer Parijs ghegaen, niet teghenstaende dat hem sulckx uyt den naem van den coninck verboden was. Als hy nu tot S. Denis aenghecommen was, sijn de hertoghen van Anjou, Berry ende Bretagne met veele andere heeren van den conincklijcken raedt hem te ghemoedt ghegaen, ende hebben van hem versocht, dat aenghesien hy evenwel wilde binnen Parijs commen, dat hy aldaer soude ghelieven te commen met een ghevolch van maer twee hondert mannen; maer graef Jan speelde den dooven ende quamp daer binnen met synen broeder, den graef van Nevers, den graef van Cleve, synen schoonsone, den hertoch van Loreynen ende eene groote menichte van crijchs-volck, allegader wel ghewapent. Soo haest als de parisiens hem saghen binnen commen, bethoonden sy overal groote blijdtschap; de kinderen selve songhen lanckx de straten: Noel! Hetwelcke een groote+ jalousie veroorsaeckte aen de coninghinne ende aen alle anderen, de welcke teghenpartye waren. Naer dat hy nu eenighe daghen aldus binnen Parijs overghebracht hadde, heeft hy eenen middel ghevonden om by den coninck audientie te cryghen tot syne verontschuldinghe; daerentusschen bleef hy ende sijn volck evenwel wel ghewapent, ende dede sijn paleys ende persoon ghedurich met goede
Over dit hoofdstuk/artikelDATUMS1408
+Graef Jan gaet ghewapent naer Parijs.+Blijdtschap binnen Parijs over de comste van graef Jan.
[p. 42]
wacht bewaren, waerover de fransche prineen ende conincklijcken raedt seer bedachtich waren, soo datter niemandt yet het minste derfde segghen ofte doen het ghene hem soude connen mishaecht hebben.+ Den achsten van maerte is hy in den conincklijcken raedt verschenen, ende heeft syne ontschuldinghe aldaer doen voorstellen op de maniere ghelijck in de cronijcke van Monstrelet, wijt ende breedt van woordt tot woordt verhaelt wordt, ende veel te lanck soude sijn om hier by te voeghen. Hy heeft evenwel soo veel te voorschijn ghebracht dat den+ coninck syne sinnen wedergheereghen hebbende, hem alles heeft vergheven, ende het selve pardon met syne eyghen handt onderteekent, waer over de teghenpartye seer verwondert was; maer en derfde niet het minste laten blijcken.+ Den vijfden dach van julius is graef Jan met syne twee broeders van Parijs naer Vlaenderen vertrocken; tot Arras commende heeft hy synen biechvader P. Martinus Porré, religieus der predicheeren orde, bisschop van de selve stadt ghemaeckt. Dit was een werdich man, denwelcken aen hem ende het vaderlandt grooten dienst ghedaen heeft, zoo in ‘t concilie van Pisa als in dat van Constance, als oock in de ambassade tot Henricus den Vierden, coninck van Enghelandt; als hy den bischoplijcken stoel 18 jaren beseten hadde, is hy binnen de selve stadt overleden, op den 6 september 1426, ende licht begraven in de cathedrale kercke, recht over den hooghen outaer.Van daer is graef Jan naer Ghendt syne huysvrauwe gaen besoecken, alwaer hy de tydinghe ontfanghen heeft dat Joannes van Beyeren, bischop van Luyck, syner vrouw broeder, vele te lyden hadde van syne rebellighe ondersaten,+Ontschuldinghe van graef Jan.+Vercrijcht vergiffenisse.+P. Martinus Porré, bischop van Arras.
[p. 43]
de welcke alsdan Hedroten ghenoemt werden, teghen de welcke den selven bisschop de hulpe van graef Jam dede versoecken.+ De oorsaecke van dese rebellie was, dat Joannes van Beyeren, sedert het jaer 1390 den bischoppelijcken stoel beseten hadde, sonder nochtans priester te worden, waer toe sy hem met ghewelt wilden dwinghen. Anderen voeghen daer oock by dat de brouwers ende herberghiers van Luyck de belhamers waren om sekere tollen, die hy hun dede betalen; evenwel dese rebellie heeft soo seer aenghenomen dat sy den 27 september 1406 voor hun hebben ghenomen eenen anderen bischop te kiezen, ende hebben Jan Van den Schoeck ende Lambert Gorijs tot Hendrijck De Hornes, heere van Perwijs, ghesonden, om aen synen sone Thierry den bischoppelijcken myter, ende aen hem het ampt van stadhouder te presenteren. Hendrijck hoorende hun versoeck, heeft sich ontschuldicht ende gheseydt dat hy dit niet doen en conde, sonder een ondanckbare wantrouwicheyt te bedryven teghen synen bischop ende prins, van wie hy sijn leen ontfanghen hadde, ende vervolghens den eedt ghedaen hadde van getrouwicheyt; evenwel heeft hy sich door den eersuchtighen drift van syne vrouwe soo verre laten verleyden, dat hy hun het selve heeft toeghestaen. Wat quaedt instrument is eene vrauwe! Hy heeft dan, aldus verleydt sijnde, blindelijck gheloopen in sijn ongheluck, ende met hem oock synen sone tot sijn verderf ghetrokken. Dit en was noch niet ghenoech: sy deden noch bovendien dese kiesinghe bevestighen door Petrus De Luna, eenen valschen paus. De gheestelijckheydt dit siende namp meestendeel de vlucht. Het gheheel capittel, uytghenomen Guiliclmus De la Roche alleen, volchden hunnen ouden herder. Vele eanonicken van+Oproer teghen den bischop van Luyck.
[p. 44]
andere capittels ende dertich priesters van de prochiekercken met een groot deel van het garnisoen vluchteden naer S. Truyen, om gheen wantrouwicheyt te bedryven, ende terstondt werden daer andere in hunne plaetse ghestelt. De nieuwe meesters niet te vreden sijnde met de stadt Luyck alleen, heeft Hendrijck bovendien S. Truyen gaen belegheren,+ hetwelcke in gheenen staet sijnde om sijn ghewelt te connen teghenstaen heeft sich over ghegheven op conditie dat sy Thierry voor bischop ende Hendrijck, sijn vader, souden erkennen als beschermer van Luyck, ende aen hun den eedt doen van ghetrouwicheydt, ende dat men al de luycksche vluchtelinghen, de welcke de partye hielden van Joannes van Beyeren, soude laten vertrecken, daer het hun soude believen. Naer dit accordt is de ghevluchte gheestelijckheydt naer Namen, ende daer op het versoeck van de hertoghinne van Brabant naer Leuven vertrocken, alwaer sy seer eerlijck onthaelt ende onderhouden sijn gheweest tot het eynde van den oorloch.Jaques Badou, denwelcken de bevestinghe van den ghecosen Thierry tot Avignon ghevraecht ende becommen hadde, is door Vranckrijck passerende door bevel van graef Jan opghehouden gheweest tot dat hy door het medewercken van den hertoch van Orleans is los ghelaten gheweest, waer door de Luyckenaers soo spoedich niet en conden hunne meyninghe uytwercken.+ Badou op Paesdach wederkeerende (te weten in ‘t jaer 1407) is de bulle van den valschen paus terstondt ghepubliceert gheweest, ende de gheestelijckheydt ghedwonghen den nieuwen bischop te erkennen: niet te min het was middernacht eer dat men hun conde doen het chrisma ontfan-+Sint-Truyen inghenomen van rebellen.+Thierry, bischop van den valschen paus.
[p. 45]
ghen van desen nieuwen bisschop, ende het selve en wilden sy niet doen ten sy met den poignardt op het hert. Dese vreedtheydt heefter vele soo verschroomt dat sy den vlucht+ hebben ghenomen; maer die dewelcke op den vlucht ghevanghen sijn gheweest, hebben het diere moeten bekoopen, als den heere Joannes Horion met synen sone Guilielmus, met syne huysghenoten Nicolas Couvreur, Joannes Cessarem, ende Joannes de S. Martin, dewelcke in de maendt Junius sijn onthooft gheweest.Men stelde de hoofden van de ghevluchte canonicken op twintich patacons. Hendrijck hadde Bouillon oock inghenomen; soodat Joannes van Beyeren niet meer en hadde als Maestricht, het welcke Hendrijck oock wilde gaen belegheren; maer door de bemiddelinghe van Anthonius, voocht+ van Brabant, werdt den stilstandt van wapenen toeghestaen voor ses weken. Tusschen welcken tijdt Joannes alle syne vrienden om hulpe versocht. De ses weken ghepasseert sijnde is Hendrijck den 24 november Maestricht gaen belegheren:+ maer ses weken daer naer siende dat den teghenstandt meerder ende het saisoen onverdraghelijcker was, als hy ghemeynt hadde, heeft het belech moeten opbreken.Den lesten dach van mey van het volghende jaer 1408+ heeft Hendrijck het belech wederom ernomen: ydereen meende dat Anthonius, hertoch van Brabant, synen vrient was; maer hy en wachtede maer tot dat graef Jan, synen broeder, syne meyninghe soude verclaert hebben.Daerentusschen quamen de hulptroepen van graef Jan, van Guilielmus, hertoch van Beyeren, ende van den graef van Namen nader ende nader, soo dat Hendrijck begon te wanhopen ende voor de tweede mael het belech opbrack.+Vreedtheydt van de Luyckenaers.+Stilstandt van wapenen.+Maestricht beleghert ende verlaten.+Maestricht wederom beleghert ende verlaten.
[p. 46]
Die van Huy ende eenighe Luyckenaers waren afgheweken, waer door het legher van Hendrijck seer verslapt was; niet te min wilden die van Dinant dat Hendrijck soude slach+ leveren. Hy antwoorde dat men beter soude wachten tot dat het afgheweken volck soude wederghekeert sijn, ende dat men eerbied soude draghen aen den Sondach; maer sy dreychden hem te vermoorden, waer ‘t saecke dat hy de vyanden niet en wilde teghentrecken. Ellendighen staet van sulcke bevelhebbers! eylaes, sy en verdienen niet anders als door rebellighe ondersaten gheplaecht te worden, dewelcke door hun rebellie hunnen wettighen prins bestryden. Hy moest van twee quaden het beste kiesen, ende verkoor liever te sterven op het bedde van eere (soo hem docht), als door de handen van sijn eyghen volck sijn leven te eyndighen.+ Terwylent dat graef Jan niet meer binnen Parijs en was, hadde Valentina van Milanen, weduwe van den vermoorden hertoch van Orleans, den wech openghevonden, om voor den coninck te commen wederlegghen alle de beschuldinghen, dewelcke graef Jan teghen haren man te voorschijn ghebracht hadde; soodat sy audientie verereghen heeft in de groote sale van de Louvre, alwaer den dolfijn verscheen in ‘t conincklijck ghewaet, representerende den persoon van den coninck ten synen bevele. De coninghinne was daer oock teghenwordich met de hertoghen van Berry, Bretagne ende Bourbon, de graven d’Alençon, Clermont, Mortagne ende Vendosme, met vele heeren van den raedt, den rector van de universiteyt van Parijs, alwaer de gheseyde weduwe door den abt van S. Fiacre dede voorlesen de antwoorde op de byghebrachte beschuldinghen van graef Jan, hertoch+Stoudt bestaen van die van Dinant.+De vraeckgiericheydt van de weduwe van Orleans.
[p. 47]
van Borgonien, dewelcke breeder beschreven sijn in de wercken van Monstrelet, ende wy als weynich raeckende de vlaemsche gheschiedenissen voorbygaen, ende hier alleen byvoegen het besluyt, hetweleke ons ghenoech leert de vraeckgiericheyt van eene vrouwe. Sy versocht dan, dat den hertoch van Borgonien soude ghebracht worden in de Louvre of op sulcke plaetse dat het den raedt soude goetduncken, alwaer hy in de teghenwordicheydt van den coninck oft van Monseigneur den dauphin, de princen van sijn bloet, van de heeren van den raedt, ende van het volck den gheseyden hertoch van Borgonien op syne knien, sonder riem ende sonder hoedt, voor mevrouwe van Orleans ende haer kinderen publijckelijck soude segghen ende belyden met luyder stemme, dat hy booswillich ende verradelijck hadde doen vermoorden den hertoch van Orleans, door haedt, nijdt ende eerghiericheydt, ende om gheen andere reden, niet teghenstaende de dinghen, dewelcke door hem teghen de waerheydt ter contrarie voorghestelt ende uytghestroyt waren, naer dat het gheseyt voorval gheschiet was, om hem trachten te ontschuldighen ende syne sonde te bedecken; ende daerenboven soude declareren dat hem alle syne misdaden, ende ydereen van de selve leedt waren ende mishaechden, vergiffenisse vraghende van mevrouwe van Orleans ende van den hertoch van Orleans, haren sone, belydende dat hy niet en wiste teghen de eere van den ghewesen hertoch van Orleans, soo dat hy was erroepende alles het ghene hy daer teghen gheseydt hadde; hetwelcke van hem ghedaen sijnde, dat hy saude gheleydt worden op het hof van het paleys, ende daerna naer S. Pol, het hof van den coninck, op welcke plaetsen hy gheclommen sijnde op eenen verheven theater
[p. 48]
hy soude publiquclijck uytspreken de voorseyde woorden in de teghenwoordicheydt van die dewelcke mevrouwe van Orleans ende haren sone souden comitteren, ende dat hy daer naer soude gheleydt worden op de plaetse, alwaer de moordt gheschiedt was, alwaer hy altijdt op syne knien soude blyven tot dat sekere priesters souden ghelesen hebben de seven-psalmen ende de litanie met de hulpghebeden voor de ziele van den overledenen, dat hy daer naer de aerde soude cussen, vergiffenisse vraghende van Godt, van mevrouw van Orleans, ende van hare kinderen over de misdaden teghen hun bedreven; item, dat van de maniere van woorden, aldaer ende elders uytghesprocken, ende van de maniere van de selve amende opene brieven van den coninck ghemaeckt souden worden, in sulck een ghetal als het soude noodtsaeckelijck sijn, om naer alle de steden van het rijck ghesonden te worden, ende aen alle rechters soude belast worden dat de selve met het trompet souden ghepubliceert worden, op dat een yghelijck daer van soude wetenschap hebben; item, tot reparatie van de gheseyde misdaden, ende tot eeuwigher ghedenckenisse, dat de huysen van den selven hertoch van Borgonien, gheleghen binnen Parijs, souden voor eeuwich afghebrocken worden, sonder in ‘t toecommende te moghen erstelt worden, ende dat op de plaetsen van ydereen van de gheseyde huysen soude een steenen cruys opgherecht worden met het opschrift van de reden waerom deselve afghebrocken waren, dat op deselve forme een cruys soude ghestelt worden op de plaetse daer deselve moordt gheschiedt was; item, dat het huys, alwaer de moordenaers sich verborghen hadden, ende daer sy uytghecommen waren, oock op deselve maniere soude afghebrocken worden, ende
[p. 49]
dat op de selve plaetse als op die van de naestgheleghene huysen (de welcke den hertoch van Borgonien t’synen coste sal moeten coopen) een merckelijck collegie sal ghebouwt worden, van ses canonieken, ses vicarissen ende ses capellaens, beset met duysent livres parisis gheamortizeerde rente, ende voorsien van boecken, kelcken, ornamenten ende andere noodtsacckelijckbeden, altijdt ten coste van den selven hertoch van Borgonien, om aldaer alle daghen te gheschieden zes missen ter intentie van de siele van den overledenen; waer van de groote misse sal sijn de tempore met alle de canonicale ghetyden, ende de collatie van de beneficien van het ghescyt collegie (op den inganck van betwelcke sal gheschreven worden de oorsaecke van de fondatie) sal toecommen aen mevrouw van Orleans, ende haer naercommers; item, dat den hertoch van Borgonien sal ghecondemneert worden noch een collegie te stichten van twelf canonicken, twelf vicarissen ende twelf clerken van de stadt van Orleans, op sulcke plaetse als sal gheraetsaem ghevonden worden, met besettinghe van eene rente van twee duysent livres parisis, op sulcke conditien als boven gheseyt is; item, op dat de vremde natien kennisse ende ghedenckenisse hebben souden van het selve feyt, den hertoch van Borgonien sal doen bouwen eene capelle in het heylich graf van Hierusalem, ende eene andere in de stadt van Roomen met het opschrift als hier boven ende eene besettinghe van hondert livers aen elck om daer alledaghen eene misse ghedaen te worden tot de salicheyt van de siele van den overledenen; item, dat hy terstondt ghedwonghen sal sijn te betalen de somme van een millioen goudts om te stichten hospitalen, cloosters, capellen, aelmoessen ende andere godtvruchtighe werken
[p. 50]
ter intentie van de ziele van den gheseyden overledene; ende om alles, wat voorseydt is, te volbrenghen, dat alle syne landen ende heerlijckheden, dewelcke hy hadde in ‘t rijck van Vranckrijck souden in handen des coninckx ghestelt ende vercocht worden tot dien eynde; item, dat hy soude ghecondemneert worden in vaste ghevanghenisse te blyven op sulcke eene plaetse als het den coninck sal ghelieven tot dat alle de gheseyde dinghen ghenoechsaem souden volbracht sijn, dat hy daer naer over zee soude ghesonden worden in eene ghedueriche ballinckschap, oft ten minsten voor den tijdt van twintich jaren, oft soo lanck als het den coninck sal goedtduyncken, om aldaer syne misdaet te beweenen, ende als hy sal wederghecommen sijn, dat hem op sware straffe sal verboden worden, dat hy noydt op hondert mylen naer en sal ontrent de kinderen commen van den ghewesen hertoch van Orleans, op wat plaetse dat sy souden sijn; eyndelijck versocht de selve weduwe ende hare kinderen dat den hertoch van Borgonien soude ghecondemneert worden, volghens de qualiteydt ende schroom van het door hem bedreven cas, van aen hun te doen sulcke reparatien, honorabele amenden, fondatien ende reysen dat daer altijt van ghedachtenisse soude blyven, ende oock dat hy soude ghecondemneert worden in de oncosten, schade ende interest van haer ende hare kinderen, sonder eenich uytstel, verstaen sijnde dat het cas notoir was, ende dat de teghenpartye het selve bekent hadde, soo in het recht als buyten het recht. Bovendien waer ‘t saecke datter een voorder voorsekeringhe noodich ware dat mevrouwe van Orleans beregt was te proberen alles wat sy voorghestelt hadde; ende dat sy daerentusschen seer ootmoedelijck versochte dat den pro-
[p. 51]
cureur van den coninck sich met haer soude vervoeghen om een crimineel besluyt te nemen; ghelijck sy seyde dat met reden moest gheschieden. Dese besluytreden ghchoordt sijnde van de omstaenders, heeft den dauphin als representerende den persoon van den coninck haer door den cancellier doen antwoorden dat hy, de princen van ‘s coninckx bloedt ende de heeren van den raedt over haer wel te vreden waren, ende voor ghenoech ontschuldicht hielden, ende dat men haer sulcke voldoeninghe soude gheven, dat sy daer mede soude te vreden wesen.Al was het saecke dat de weduwe van Orleans dese voordeelighe antwoorde becommen hadde, en derfde den coninck evenwel niet teghen graef Jan in ‘t werek stellen, sonder hem daer van te vooren kennisse van te gheven: hy kende syne macht ende onbevreest ghemoedt, als oock de macht van hem ende syne bloedtvrienden ende bondtghenoten, waer door hy een meerder ellende vreesde te veroorsaecken+ in sijn rijck. Hy sondt dan naer hem syne ambassadeurs Guichardus, dauphin, Guiliclmus de Tignonville, ende Guilielmus Bouratier, secretaris van den coninck, hun belastende met twee pointen; het eerste was: dat den hertoch van Borgonien soo veel soude maecken, dat de Luyckenaers ende hunnen bischop Joannes Van Beyeren sich souden willen onderwerpen aen den coninck ende synen priveën raedt, aengaende hunne verschillen, ende dat men eenen middel soude vinden om hun met vriendtschap te doen overeen commen; ten tweeden: gaf den coninck hem te kennen het vervolch, hetwelcke de weduwe van Orleans ende hare kinderen teghen hem deden over de doodt van den ghewesen hertoch van Orleans, met de antworden, die sy deden teghen syne+Ambassadeurs van den coninck aen graef Jan.
[p. 52]
beschuldinghen, dewelcke hy te vooren ghedaen hadde teghen den overledenen, ende de besluytredens, dewelcke sy versochten aen hun toeghestaen te worden, segghende dat sulckx met recht aen hun moest gheschieden, ende dat den coninck met gheene redenen sijn selven en conde, oft en moeste excuseeren, van hun geene justitie te doen; waerop+ graef Jan hun met corte woorden gheantwordt heeft, op het eerste point: dat hy wilde voor soo veel als het hem aenghinck, ghchoorsaem sijn aen den coninck ende syne gheboden; maer dat den bischop Joannes van Beyeren (wiens suster hy ghetrouwt hadde) hem met groote instantie versocht hadde om hulpe teghen syne ondersaeten van ‘t landt van Luyck (dewelcke gherebelleert waren, belegherende de stadt Maestricht) ende dat hy oock versocht was van Guilielmus, graef van Henegouw, broeder van den selven bischop, om welcke reden hy sijn legher niet en mochte opbreken, uyt vreese dat, terwylen de ambassadeurs souden gaen ende keeren van de eene plaetse naer de andere, de Luyckenaers hunnen bischop in te groote perijckel souden jaeghen, het welcke ten lesten eene occasie soude gheven van cene generale rebellie aen alle ghemeenten; bovendien dat hem dochte dat den coninck ende synen raedt sich wel conde ghelyden, sonder sulckx te versoecken, aenghesien dat gheene van beyde de partyen onderworpen en waren aen het rijck van Vranckrijck. Aengaende het tweede point: dat hy, alswanneer hy soude wedercommen van dese reyse ende onderneminghe, soude gaen by den coninck, om aldaer te doen alles wat eenen goeden ondersaet ende naderen vriendt moet doen. Dit ghehoordt hebbende, hebben de ambassadeurs besloten, daer teghenwordich te blyven om den slach+Antworde van graef Jan aen de ambassadeurs.
[p. 53]
te sien, denweleken graef Jan ginck ondernemen. Daer en tusschen is Guilielmus, graef van Henegau, sijn swagher, by hem commen vervoeghen met de graven van Conversan, Namen ende Salm, met eene groote menichte van henegauwsche, hollandsche, zeelandsche ende oostervantsche edellieden, ten ghetalle van twee duysent twee hondert, alle gader seer wel ghewapent, met vijf te sesthien hondert kerren met levens-ende oorlochsmiddelen seer wel voorsien. Als sy nu t’samen eenen crijcks-raedt ghehouden hadden, hebben sy besloten dat graef Jan met sijn volck soude recht op de belegheraers aentrecken, lanckx den grooten+ wech van Brunchaut, ende den graef van Henegau oock met sijn legher lanckx eenen anderen wech met hem soude commen vervoeghen, hetwelcke alsoo gheschiede, soo dat sy naer vijf daghen t’samen quamen hun legher by malcanderen slaen in de stadt van Montenay ende daer rontom. De Luyckenaers, dewelcke Maestricht belegherden, niet+ tegenstaende dat sy wel veertich duysent mannen sterck waren, dit hoorende hebben terstondt hun legher opghebrocken ende naer Luyck den vlucht ghenomen.Als sy binnen Luyck ghecommen waren, hebben sy met de andere, dewelcke in ‘t belech niet gheweest en hadden, eenen raedt gheslaghen; ende overal publijckelijck doen uytroepen door den heer van Perwijs, hunnen beschermer, ende synen sone, hunnen nieuwen bischop, dat alle die bequaem waren om de wapenen te draghen, desclve souden aennemen ende teghen ‘s anderdaechs sich bereydt houden om op het luyden van sekere clocke te vergaderen ende daer naer t’samen uyt de stadt te trecken.T’sanderdaechs, wesende den 23 september 1408, sijn++De leghers van den graef van Vlaenderen ende van den graef van Henegau.+Maestricht verlaten.+Legher van de Luyckenaers.
[p. 54]
sy uyt de stadt ghetrocken ten ghetalle van ontrendt vijftich duysent mannen, waer onder waren eenighe wel ghemonteerde ruyters ende enghelsche soldaten, dewelcke tot hunlieder betalinghe waren overghecommen. Met dit talrijck legher is Hendrijck ende Thierry naer Tongheren ghetrocken, waer ontrendt graef Jan ende den graef van Henegouw met hunne leghers alreede waren aenghecommen, dewelcke maer en bestonden in seven duysent, twee hondert mannen, dewelcke sy op het aennaderen van de Luyckenaers in slachorde hebben ghestelt, om den vyandt te ghemoedt te treeken. Als sy ontrendt eene halve myle voorder ghecommen waren, hebben de graven ghesien dat de gheleghentheydt van ‘t selve landt seer bequaem was om slach te leveren, en sijn beyde van hun peerden ghespronghen, ende hebben alle hunne ruyterye doen van hun peerden commen. Sy stelden hun legher alleenclijck in een slach-lijf, ende besloten het achterste met hun peerden, waghens ende kerren om het selve teghen de vyanden te decken. Graef Jan hielt de rechte syde van het legher, alwaer de meeste macht noodich was, ende den graef van Henegauw de slincke. Dit ghedaen sijnde, hebben sy een goedt ghetal nieuwe ridders ghemaeckt.+ De Luyckenaers siende dit cleyn ghetal van hunne vyanden rekenden den slach al ghewonnen, ende sijn de selve leghers soo naer malcanderen ghecommen dat sy hun oock hebben beghinnen in slachorde te stellen, ende naer hun vyanden te schieten. Den graef Jan dit siende heeft met den graef van Henegauw eenen raedt ghesloten om hun te gaen aentasten, eer sy noch stereker werden. Hy heeft daer vijf hondert ruyters ende duysent voetknechten uyt-+Beghinselen tot de bataille.
[p. 55]
ghesonden onder de heeren van Croy, Helly ende Neufville(1) om het legher van de Luyckenaers lanckx achter te gaen aentasten. De Luyckenaers siende dat dit volck van het groot legher aftrock meynden dat het somighe vluchters waren, dewelcke den slach niet en derfden afwachten ende riepen daerom in hun tale: Aux fuyarts! aux fuyarts! Dat men op die vluchters soude vallen. Hendrijck, denwelcken in den oorloch beter ervaren was, trachtede hun te bethoonen dat dit listen van den oorloch waren; maer sy en wilden naer gheen reden hooren, ende seyden hem alle soorten van injurien, selfs dat hy eenen verrader was ende dat sy hem souden vermoorden, waer ‘t saecke dat hy den slach niet en wilde aengaen. O groote ellende voor eenen oversten, onderworpen te moeten sijn aen de dwaesheydt van syne ondersaten; maer Godt laet dat toe, dat, die met ongheoorlofde middelen gheclommen sijn tot hooghen staedt, vallen in den put, dewelcken sy selve ghemaeckt hebben: Incidit in foveamquam fecit. Hendrijck siende dat hy in perijckel was van sijn eyghen volck om hals ghebracht te worden, heeft sijn leven ghewaecht teghen syne vyanden, sijn legher in slachorden ghestelt, hetselve van beyde canten met waghens ende kerren beschanst ende van achter met peerden beset. Den+ graef Jan met sijn legher heeft hun teghenghetrocken ende eerst den slach begonnen. Het ghewelt was van beyde canten soo groot, dat men wel eene ure lanck den uytval niet en conden voorgissen, tot dat de bovengheseyde vijf hondert ruyters ende duysent voetknechten lanckx de eene syde met(1)De Raisse ende Bournonville uytghesonden van den graef Jan. De heeren de Hamede, de Ligne ende Le Roux van den graef van Henegau.+Veltslach tusschen graef Jan en de Luyckenaers.
[p. 56]
ghewelt door de waghens ende kerren eene openinghe gheereghen hebben, waer door het luyckx legher begon te verdeelen van malcanderen, ende wel ses duysent de vlucht namen van de welcke vele onderweghen evenwel ghedoodt werden. Het luyckx legher aldus verdeylt sijnde werdt van alle canten ten sweerde ghestelt, soo dat Henricus, heere van Perwijs, denwelcken den titel voerde van beschermer van Luyck, synen sone Thierry, nieu-vercosen bischop, met+ synen broeder,ende wel ses-en-dertich duysent soo edele als onedele Luyckschen op het veldt doodt bleven; want graef Jan hadde verboden dat men ymandt soude ghenade gheven; so dat sy allegader door het sweerdt passeerden, wiens beenen te swack waren om te vluchten. Van het legher van graef Jan werden oock ontrendt vijf hondert mannen ghevelt, waer onder ontrendt hondert edelmans gherekent werden.Soo haest graef Jan ende sijn swagher den graef van Henegouw dese victorie becommen hadden, hebben de ambassadeurs van den coninck van Vranckrijck, daer wy hooger van ghesprocken hebben, van de selve hun afscheyt ghenomen, om wederom naer den coninck te gaen; maer eer sy te Parijs quamen, hadde den coninck alreede de tydinghe becommen door eenen post, denwelcken graef Jan ghesonden hadde; waer over vele princen van syne teghenpartye, dewelcke sich bereydt maeckten om de doodt van den hertoch van Orleans met alle ghewelt te vreken, seer verslaghen werden. ‘s Anderdachs naer dese victorie is Joannes van Beyeren, wettelijcken bischop ende prins van Luyck, uyt Maestricht in ‘t legher van de graven van Vlaenderen ende van Henegouw aenghecommen, ende heeft hun bedanckt over de hulpe, dewelcke sy aen hem ghedaen hadden; alwaer+Victorie van graef Jan.
[p. 57]
aen hem vereert werdt het hooft van den heere van Perweys. Daechs daer naer hebben die van Dinant, Tongheren, Huy ende andere steden van het landt van Luyek, door hun ghecommitteerde sich aen de graven van Vlaenderen ende Henegauw onderworpen, ende van hunnen bischop ende prins vergiffenissc ghevraecht, dewelcke sy door de voorspraeeke van de twee graven hebben verereghen, mits conditie dat de meeste belhamers van den oproer aen de gheseyde graven souden overghelevert worden om loon naer wercken te ontfanghen.Den 27 september sijn de dry princen met hun leghers+ naer Luyck ghetrocken, alwaer de Luyckenaers buyten de stadt hun te ghemoedt quamen, ende sich soo veroodtmoedichden dat den bischop den tweeden october sonder vreese binnen Luyck quamp, alwaer sy allegader vergiffenisse van hem vraechden ende verereghen, uytghenomen de opperhoofde van de rebellen. Den ongheluckighen Badou, denwelcken de bulle van bevestinghe van den valschen paus+ tot Avignon hadde gheweest afhalen, werdt tot Maestricht in vier stucken ghetrocken. Elias Flemal, metser, werdt onthooft. Gillis de Lambert werdt aen eenen boom opghehanghen. Men namp oock ghevanghen Joannes, heere van Rochefort ende d’Agimont, den heer Joannes Serain, Arnaut Le Jeune, dewelcke allegader de partye van hunnen bischop seer overvallen hadden, dewelcke met 15 borghers onthooft werden. Den heer Joannes Isuin, bischop van Tripoli, wybischop van Thierry, ende legaet van den valschen paus, Petrus de Luna, met ses-en-twintich inghedronghene beneficiers, werden oock in de ghevanghenisse ghesmeten, ende ‘s avondts van de brugghe in de Maes gheworpen ende ver-+Joannes van Beyeren comt binnen Luyck.+Rebellen ghestraft.
[p. 58]
droneken. Op deselve maniere werden oock eenighe vrouwen, dewelcke mede oorsaecken van den oproer gheweest hadden, in de Maes gheworpen. Terstondt dede den erstelden bischop alle de gheestelijcken, dewelcke hem niet ghevolcht en hadden, afstellen; alle de standaerden van de Luyckenaers verbranden, als oock alle hun privilegien. Godenel d’Adre, seneschalck van Looz, namp Herek in, ende dede bynaer het gheheel garnisoen straffen ende twee-en-twintich borghers onthoofden ende raeybraceken, ende noch achthien binnen Luyck selve. Joannes de Spaes, eenen van de meeste rebellen, werdt levendich verbrandt, ende in vier stucken gheeapt, dewelcke van vier criminele ghedraghen werden naer de poorte van S. Walburghe, alwaer sy werden op een radt gheleydt, ende de vier criminele opghehanghen. Daer werden oock dertich rebellen van Huy in de Masc verdroncken. Aldus is Joannes van Beyeren door eenen bloedighen wech ghepasseert tot sijn bisdom, hetwelcke hy niet lanck beseten en heeft, ende en heeft daer qualijck yet anders mede naerghelaten als den naem van bischop Jan sonder Bermherticheyt.+ Soo haest als de tydinghe van alles, datter in ‘t landt van Luyck ghepasseert was, binnen Parijs ghecommen was, hebben de vrienden van graef Jan sich seer verblijdt, ende syne vyanden met groote vreese gheperst gheweest. Den coninck, de coninghinne, den dauphin, den coninck van Navarre, de hertoghen van Anjou, Berry ende Bourbon, vertrocken uyt Parijs naer Tours, waer over die van Parijs seer qualijck te vreden waren, ende claechden daer over terstondt aen graef Jan, denweleken tot Rijssel was aenghecommen, dat het meeste deel van de princen, dewelcke den coninck wech-+Den coninck ende coninghinne uyt Parijs gheleydt.
[p. 59]
gheleydt hadden, syne vyanden waren, ende de partye hielden van den hertoch van Orleans. Graef Jan vreesende voor quade ghevolghen, trock sijn legher wederom t’samen ende ghinek daer mede naer Parijs. Twee duysent ghewapende+ Parisiens quamen hem te ghemoedt ende brachten hem binnen de stadt met de selve eere, als oft het den coninck selve hadde gheweest.Een weynigh daer naer is den graef van Henegau, op+ het versoeck van graef Jan, met een groot ghevolch (onghewapent nochtans) binnen Parijs ghecommen, ende van daer naer Tours vertrocken om den peys te bemiddelen tusschen den graef Jan ende syne teghenpartye.Valentina, weduwe van den ghewesenen hertoch van Orleans,+ eene boose ende vraeckghierighe vrouwe, siende dat sy tot haer meyninghe van de doodt van haren man te vreken, door den onderganck van graef Jan, niet en conde gheraecken, is van spijt binnen Blois ghestorven, den 4 december. Carel, haren outsten sone, is dan ghebleven hertoch van Orleans ende Valois, graef van Blois ende Beaumont, heere van Coucy ende Ast, ende andere heerlijckheden. Philippus, den tweeden sone, graef van Vertus. Joannes, den joncksten sone, graef van Angoulesme.Naer de doodt van Valentina en is den wech soo moeylijk+ niet gheweest om overeen te commen. Het is wel waer dat graef Jan somighe artickelen van den voorgheworpen peys gheweyghert hadde aen te nemen; maer men heeft deselve daer uyt ghelaten, ende door de bemiddelinghe van den graef van Henegau ten lesten overeen gecommen: ten eersten, dat den hertoch van Borgonien met sijn legher soude vertreeken naer sijn landt tot den eersten woensdach van+Graef Jan comt binnen Parijs.+Den graef van Henegauw comt binnen Parijs.+De doodt van de hertoghinne van Orleans.+Samenhandelinghe over den peys tusschen de hertoghen van Orleans, ende Borgonien.
[p. 60]
februarius toecommende, alswanneer hy by den coninck sal wederkeeren tot Chartres, alleenelijck vergheselschapt met hondert ghewapende edelmans, ende de kinderen van Orleans maer met vijftich; ende dat Guilielmus van Beyeren, graef van Henegauw, van den cant van den coninck sal hebben vier hondert ghewapende mannen, tot gherusticheydt. Bovendien, alswanneer den hertoch van Borgonien sal commen tot den coninck dat hy sal hebben eenen persoon van synen raedt, denwelcken sal uytspreken de woorden, dewelcke den hertoch soude moeten segghen, ende om de selve te bevestighen, sal den selven hertoch segghen: ‘Wy willen ende accorderen het soo.’ Ende daer naer sal den coninck segghen (volghens de handelinghe van de overeencomste): ‘Wy willen dat den graef van Vertus, onsen neef, een van uwe dochters ten houwelijck heeft, ende door dese overeencomste moet den hertoch van Borgonien haer assigneren een rente van dry duisent livres parisis, ende voor eens betalen hondert ende vijftich duysent francs d’or.’ Dit accordt, ghesloten sijnde, is graef Jan naer Vlaenderen, ende graef Willem naer Henegau vertrocken.