Willem IV van Horne (1302-1343)

Willem IV (V) van Horne (13021343) was een middeleeuws edelman. Hij was de zoon van Gerard I van Horne en heer van HornAltenaLoon op Zand en Gaasbeek. Ook was hij heer van Heeze.

Hij was een belangrijk diplomaat die een rol speelde bij het weerleggen van de beschuldiging dat hertog Reinoud II van Gelre zowel het koningspaar van Frankrijk als de hertog van Normandië en de Raad van de koning wilde vergiftigen. Willem IV zat samen met de graaf van Holland, de hertog van Brabant en de graaf van Vlaanderen in een onderzoekscommissie, die uiteindelijk deze beschuldiging ontzenuwde. In 1342 gaf hij de heerlijkheid Heeze aan zijn zoon Gerard II.

Willem IV is in 1315 gehuwd met Oda van Putten en Strijen (1295 – voor 1336). Zij was een dochter van Nicolaas III van Putten heer van Putten (12651311) en Aleida vrouwe van Strijen (12701316). Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:

Willem IV van Horne huwde in 1336 Elisabeth van Kleef-Hülchrath, dochter van Dirk (Diederik) Loef III van Kleef-Hülchrath en (twijfel rond de moeder) ofwel Machteld van Voorne, zijn tweede echtgenote (betwijfeld moederschap omwille van het wiki-artikel waarin Machteld van Voorne als kinderloos wordt omschreven) ofwel (met waarheidsgehalte op basis van genealogieonline.nl met details inzake naamgeving) zijn eerste huwelijkspartner “Jolanda NN”, geboren in 1295 en overleden in 1320 op vijfentwintigjarige leeftijd.[1] Over Jolanda NN is, op basis van genealogieonline.nl, bekend dat zij huwde met Diederik Luf (Loef) III van Kleef-Hülchrath[2] in 1315 toen zij twintig jaar was. Dat Jolanda NN waarschijnlijk de moeder was van Elisabeth van Kleef-Hülchrath kan afgeleid worden uit het feit dat Elisabeth van Kleef-Hülchrath haar kind uit haar huwelijk met Godfried van Gulik en graaf van Bergheim, de naam Jolanda gaf : Jolanda van Gulik-Bergheim (°1330, +1387).[3] Deze Jolanda van Gulik-Bergheim gaf aan haar dochter ook de naam van haar vermoedelijke groetmoeder, Jolanda, namelijk Jolanda van Leiningen-Dagsburg (°1352, +1434).[4][5]

De geboortedatum van Elisabeth van Kleef-Hülchrath is niet gekend; wel dat zij overleed in 1347.[6]

De kinderen van Willem IV van Horne en Elisabeth van Kleef-Hülchrath waren:

  • Willem V van Horne (°1335)
  • Dirk Loef van Horne (°1338, + omstreeks 1402)
  • Elisabeth van Horne (°1339, + 1416). Zij trouwde ca. 1359 met Hendrik van Diest (13451385). Hij was een zoon van Arnold / Arnout III van Diest en Aleidis van Hengebach (een dochter van Everhard II van Hengebach en Judith / Jutta von Jülich.
  • Arnold II van Horne (1339)

1332 februari 16
In camera veteris aule castri Huesdensis in parochia de Oudehuesden, Leodiensis dyocesis, ad pedes strati testatoris et uxoris sue ante fenestram camere. Anno 1332, indictione quinta, mensis februarii sexta decima, hora vesperarum.
Notaris Robertus de Dordraco, kanunnik van Berna, priester, instrumenteert in opdracht van de Officiaal van Leodium, dat heer Willelmus de Buscho, ridder, z.v.w. Gherlacus de Buscho, zijn testament heeft gemaakt waarbij hij;

1. aan zijn vrouw Elisabeth (van Boxtel) legateert het vruchtgebruik van zijn goederen in Erpe, Vechel, Uden, Osse en Oerscot, alsook het gebruik van het brand- en timmerhout aldaar; dit echter met behoud van de eerder gevestigde cijnzen voor de kerken van Osse en Oerscot;
2. tot fundatie van een klooster van de Zusters van S. Clara zijn huis en erf in Buscoducis schenkt met 6.a. het visrecht, en als fundatiegoederen aanwijst zijn molen op het Hinthamereind en een tiental, nader genoemde goederen en inkomsten in en buiten de stad, o.a. in Hijnen (Heinis bij Rosmalen), Nuweland, Scinle en Berlechem;
3. aan het klooster van Berna schenkt zijn grote en kleine tiende in Berlechem en 25 pond uit 50 pond uit de tiende in Vlimen, dit tot fundatie van een dagelijkse mis van Requiem en anniversarium;
4. nader genoemde legaten vermaakt aan: jonkvrouw Jutta van Saffenberghe; Johannes den Jonghen van Herpt; de geestelijken van Hoesden; de heilig-geesttafel, de priesters van de St. Janskerk, de altarist heer Johannes van Tuul, de kapelaan van het Maria-Magdalena-altaar, de Minderbroeders, de Predikheren, de Wilhelmieten van Porta Celi, de priesters van de Begijnen, de Arme Begijnen in de Infirmerie, het Gasthuis, de priester van de Begharden, deze allen in Buscoducis; voorts de priesters van Oesterwijc, Haren, Ghestele en Beke; de kanunniken van Postela; en de conventen van Binderen en Hoedonc; 5. nader genoemde legaten schenkt aan zijn huispersoneel;
6. aan zijn zaakgelastigde Jacobus Coptyt vermaakt 20 pond jaarlijks; aan Johannes Pape, abt van Berna, 20 pond eens, en aan Johannes Moytken, zijn biechtvader en gardiaan van de Minderbroeders, 10 pond eens;
7. krachtens recht van adoptie tot zoon en erfgenaam benoemt Wilhelmus van Horne en Altena, ridder, hem aanstellend als gevolmachtigd procurator;
8. als 3 executeurs benoemt: de abt van Berna, voornoemde Wilhelmus en Jacobus Coptyt, en hun bepaalde goederen overdraagt; dit alles in tegenwoordigheid en als getuigen: de abt van Berne, erflater’s vrouw, haar broer Heinricus van Boecstel, kanunnik van S, Gereon in Keulen en van S. Servatius in Maastricht (“Traiectum”), Theodericus Splitaff, proost van Berne, priester, meester Bruystenus, pastoor van Hoesden, Engelbertus, kapelaan van de erflater, en de Heusdense schepenen Nicholaus Thomaszn en Robertus Philippuszn.

Naar boven om te zoeken
2092   Norbertijnenabdij van Berne, oud archief, 1134-1857
1315 December 21. 

— Huwelijksche voorwaarden tusschen Willem , zoon 
van Hoorne-Altena en Oede, dochter van Putten en Strijen. Zondag 
voor Kersmis.

Gr. R. A. AH.

1316 Februari 29. 

— De heer van Hoorne erkent 1000 fè zw. t. van de 
vrouw van Putten voor het huwelijksgoed hunner kinderen ontvangen 
te hebben. Zondag na Grooten Yasienavond.

Keg. P. en S. m. h. b. f. 41


1323 Februari 2. 

— Willem, heer van Hoorne-Altena, verleent den heer 
van Arkel en diens poorters van Gorinchem vrijdom van tol te Wou- 
drichem, de visscherij in en het veer over de Merwede. Op anser 
Vrauwendaghe Lichtmisse. 

K«g. PrifilegU I, f. 181. AaUientieke kopie bf| den heer Boouijer te Gorinclwai. 

1322 october 21 (Mechelen)
Willem van Horn, heer van Altena, namens Holland medezegelaar van huwelijkse
voorwaarden tussen Johanna, dochter van Jan III van Brabant en Maria van Evreux, en
Willem, zoon van Willem III van Henegouwen en Holland en Johanna van Valois.

Dagvaarten nr. 41

1325 Maart 6.

— Graaf Willem belooft Jvr. Oede, dochter van heer Willem van Putten, vrouwe van Hoorne, en hare kinderen in de goederen van Altena te zullen handhaven. Den eersten woensdag in Maerle.

Reg. E. L. 13. f. 76.

1325
Verlij door heer Willem van Hoorne met eene halve hoeve aan de lage zijde van de Werken. Idem.

Reg. Oostervant II , f. 31.

1327 juli 27 Dordrecht

Graaf Willem III belooft zijn knaap Willem IV van Horn, die met hem over de bergen zal reizen, dat hij hem en diens echtgenote jonkvrouw Ode van Horn en hun kinderen zal handhaven in hun heerlijke rechten in Altena, totdat hun genoegdoening is verschaft volgens de oorkonde in hun bezit.A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 56v, nr. 267 (primaire registratie).B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 46v, nr. 263 (wrs. vóór 1334 juni 10, naar A).Opschrift: 

Willam van Hoirnea.Editie/regest: Van Mieris, ChHZ II, p. 436.

Graaf Willem III was voornemens naar Italië te reizen om keizer Lodewijk te steunen (Van Mieris, t.a.p.). Zie ook nr. ZH 272.

Wi Willaem grave van Henegouwenb etc. maken kond allen luden. Want Willaem van Horne onse trouwen knape met ons over berch varen sal, zoe gheloven wi hem ende joncfrouwen Oeden van Horne sinen wive ende horen kinderen dat wise houden sullen in die heerscipie van Outena in allenc manieren alse zise nu besitten ende hore brieve houden, ter tijd toe dat hem vuldaend es alsoe als hore brieve houden.

In orkonden desen brieve etc. Ghegheven tote Dordrecht des manendaechs na sente Jacobs dach int jaer ons Heren Mo CCCo XXVIIo.[Dienstaantekening:] 

Per dominum comitem et suum consilium.an gecorrigeerd B. – bHeneg. AB. – callem met het laatste been van de m geëxpungeerd A. – dwldaen A.Oorkonder: graaf Willem IIIDestinataris: Willem van Horn, knaap

1329 mei 23
Feria tertia post dominicam Cantate.
Schepenen van Buschoducis oorkonden, dat, aangezien Johannes, abt van Berne, ook namens het convent, enerzijds en Herbernus van Rijen (van Riede) anderzijds in hun geschil over de eigendom van de tiende in Oudehuesden, die nu Robbertus Robbeken z.v.w. Beatrix van het klooster in cijns heeft, toegezegd hebben zich neer te leggen bij de scheidsrechterlijke beslissing van Henricus, abt van Insula B. Marie Virginis (Mariënweerd), Willelmus van Horne, heer van Althena, Arnoldus van Hezewijc, kanunnik van S. Maria in Traiectum en rector van de kerk van Wijke, en Wynricus van Oeyen, schout in Buschoducis, dat deze arbiters zich aldus hebben uitgesproken: dat abt Johannes tesamen met 10 priesters van Berna en 10 seculiere priesters onder ede en op het evangelie zal moeten verklaren, dat deze tiende aan Berna toebehoort en niet aan Herbernus voorn. en zijn echtgenote Mechtildis of hun voorgangers; dat abt en convent de rechtmatige eigenaars zijn en dat heer Herbernus ervan in rechte afstand heeft gedaan.

Naar boven om te zoeken
2092   Norbertijnenabdij van Berne, oud archief, 1134-1857

1329 october 24-28 (Brussel)
Willem van Horn heer van Altena namens Holland-Henegouwen medezegelaar van de
huwelijkse voorwaarden tussen Jan, zoon van Jan III hertog van Brabant, en Isabella, dochter
van Willem III graaf van Henegouwen en Holland en Johanna, dochter van Jan III van
Brabant en Willem, zoon van Willem III van Henegouwen-Holland.
Dagvaarten nr.50
Op 28-10 nadere overeenkomst voor Jan en Isabella. Medezegelaars o.a. Reinald II van Gelre,
Willem V van Gulik, Lodewijk IV van Loon en Godfried I (II) v. Heinsberg.

Dagvaarten nr.50

1330 Maart. N**. 1 . 

— Gheraerd , heer van Hoorne , bericht den graaf 
van Kleef, dat hij zich verdragen heeft met zijn oudsten zoon, heer 
Willem, en dezen in zijne Hollandsche leenen heeft gezet, terwijl 
hij aan den graaf van Kleef al de Kleefsche leenen in Altena ten 
diens behoeve opdraagt. Dingsdags voor Halfvasten. 

Or. R. A. Alt.

Maart. N^ 1. — Graaf Willem bevestigt den lijftocht van 700 ffi , 
die door heer Willem van Hoorne aan vrouwe Oede, zijne vrouw, 
gemaakt is. Woensdagh voor Halfvasten. 

N°. 2. — Insgelijks dien van Daniel van der Merwede aan zijne 
vrouw Janne. Idem. 

Alle drie : Rex. E. L. 6. f. 66 m , E. L. 24 f. 63.

27 April, (4) — Heer Willem van Hoorne-Altena vergeeft Heyman 
de Ridder van Rijswijk en zijnen zoon hunne begane breuken en 
misdaden. Vrijdags na S. Marcusdagh Evangeliste. 

,R<'g. Ooetenrant II. f. 15 m. 
 

1331 maart 13 1)
Diederik heer van Heinsberg en Blankenberg en zijn broer Jan hebben de nalatenschap van
hun ouders te verdelen. Oordeel daarover wordt geveld te Hocht door Adolf van der Marck,
bisschop van Luik, Lodewijk IV, graaf van Loon, Hendrik heer van Leeuwenberg, Willem
heer van Horn en Arnold heer van Stein.

Coenen nr. 3999
1) Of moet dit zijn 1332 maart 13?; zie aldaar

1332 maart 13
Adolf van der Marck, bisschop van Luik, Lodewijk IV graaf van Loon en Chiney, Hendrik
van Leeuwenberg, Willem heer van Horn en Arnold heer van Stein maken een einde aan de
geschillen tussen Diederik heer van Heinsberg en Blankenberg en diens broer Jan inzake de
opvolging van hun vader.

Coenen nr. 3510

1332 november 15 Kleef

Graaf Dirk van Kleef verkoopt graaf Willem III al zijn bezittingen in het land van Altena, ontslaat heer Willem heer van Horn en Altena, de huidige leenman van die goederen, van de leenband met hem en beveelt hem graaf Willem manschap te doen; de oorkonde wordt medebezegeld door enkele met name genoemde leenmannen van graaf Dirk, die als getuigen optraden bij de rechtshandeling.A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 79r, nr. 433 (1333 ca. maart 30-april 17).Opschrift: 

Altena.B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 61v, nr. 429 (na 1336 sept. 21-wrs. vóór ca. 1340 mrt., naar A).Opschrift: 

Altena.Editie/regest: Van Mieris, ChHZ II, p. 536.

De nrs. ZH 435-439 in het register Zuidholland vormen een dossier in verband met de verkoop van Altena aan graaf Willem III, waarin opgenomen de bij die gelegenheid opgemaakte oorkonden alsmede de overgegeven retroacta.

Wi Diederica grave van Cleve maken cond ende kenlic etc. dat wi voir ons ende voir onse nacomelinghe vercoft hebben ende vercoepen eenen hoeghen edelen manne, onsen lieven neve heren Willameb grave van Heynnegouwenc etc., hem ende sinen nacomelinghen alle die heerlichede ende gherechte, manscap ende goede, soe wair si gheleghen sijn ende in wat manieren die wi hebben jof hadden an den heerlicheden, gherechted, manscap ende goeden an den lande van Altena alsoe als wise hebben ende si ons ane ghecomen sijn van onsen voirvoirders mid allen hoiren toe behoiren ende in alle den rechte, alsoe als hair Willem here van Hoirne ende van Altena die nu es ende sine voirvoirders van ons ende van onsen voirvoirders ghehouden hebben ende houd, wair bi dat wi heren Willamee here van Hoirne ende van Altena voirscreven ende sine nacomelinghe voir ons ende voir onse nacomelinghe quite ghescouden hebben ende quite scelden van allen manscippen, eeden ende verbinde die hi ende sine voirders ons ende onsen voirders ghedaen hebben alse van der heerlicheden, gherechte, manscap ende goede van den lande van Altena voirscreven, toit ons liefs neven behoef heren Willamef grave van Heynnegouweng endeh van Hollandi j voirs. ende sinen nacomelinghe; ende ombieden heren Willamek here van Hoirne voirs. ende sine nacomelinghe dat si van desen daghe voirt onsen lieven neve heren Willamel grave van Heynnegouwenm ende van Hollandn voirs. ende sinen nacomelinghe doen alsulke manscip, trouwe ende verbint alse hi ende sinen voirders ons ende onsen voirders ghedaen ende gheloeft hebben, sculdich waren te doene ende verbonden waren. Ende hier bi hebben wi opghedraghen ende draghen op, ende hebben quite ghescouden ende scelden quite voir ons ende voir onse nacomelinghe toit ons liefs neven behoif heren Willameo des graven van Heynnegouwenp ende van Hollandq voirs. ende sinen nacomelinghen alle die brieve ende alle die voirwairden die wi of onse voirders ghehad hebben of hebben tote dien dach van huden sprekende van den heerlicheden, gherechten, manscippen ende goeden van den lande van Altena voirs., in wat manieren ende in wat steden dat si gheleghen sijn, ende hebben ons verbonden ende verbinden ons in goeden trouwen ende onse nacomelinghe van desen daghe voirt mid gheenrehande brieven te behelpen, of maghen behelpen noch niemant van onser weghen, die wi nu hebben of hier namails vercrighen moghen sprekende van den heerlicheden, gherechten, manscippen ende goede van den lande van Altena voirnoemd, die jeghens dese voirscreven voirwairden draghen moghen in eenigher manieren.

Ende omme dat wi willen dat alle dese voirscreven voirwairden vaste ende ghestade ghehouden worden van ons ende van onsen nacomelinghen onsen lieven neve heren Willamer grave van Heynnegouwens ende van Holland voirs. ende sinen nacomelinghen, soe hebben wi desen brief open beseghelt mit onsen groeten seghele. Ende hier over ende ane waren onse ghetrouwe manne hair Rutgair van den Bocelairt, hair Elbairt van Eyle, hair Jan van der Straten, riddere, Jan Leckereu, Luysse van Honepel ende Diederic van der Straten, knapen, dien wi ghebeden hebben dat si desen brief mede beseghelen willen mid hoiren seghelen. Ende wi Rutghairv van der Boetselair, Elbairt van Eyle, Jan van der Straten, ridderen, Jan Leckerew, Luysse van Honepel ende Diederic van der Straten, knapen voirnoemd, omme dat wi over alle dese voirwairden voirscreven waren bi onsen lieven x here den grave van Cleve voirnoemd, soe hebben wi omme sire bede willen onse seghelen mede ghehanghen an desen selven openen brief. In kennissen der wairheit ghegheven ende ghedaen te Cleve int jair ons Heren M CCC XXXII des sonnendaghes na sente Martijnsy dach in den winter.aDieric B. – bWill’e AB. – cHeynn. A; Heneg. B. – dg verbeterd uit A. – eWill’e AB. – fWill’e AB. – gHeynn. A; Heneg. B. – hboven de regel toegevoegd A. – iHoll. AB. – jhier van Zeel. ende here van Vrieseland, doorgestreept A. – kWill’e AB. – lWill’e AB. – mHeynn. A; Heneg. B. – nHoll. A; Hollant B. – oWill. A; Will’e B. – pHeynn. A; Heneg. B. – qHoll. B. – rWill’e A; Willaem B. – sHeynn. A; Heneg. B. – tB verbeterd uit R AB. – uLeck’e A. – vRutgh. A. – wLeck. A; Lecker B. – xhier neve, doorgestreept A. – yM’tijns A.Oorkonder: graaf Dirk van KleefDestinataris: graaf Willem IIINamen: 

1332 november 15 Kleef

Graaf Dirk van Kleef verklaart dat hij graaf Willem III zijn bezittingen in het land van Altena heeft verkocht en dat hij volledig is betaald, en  verzoekt keizer Lodewijk de Beier graaf Willem te bevestigen in die goederen.A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 79v, nr. 434 (1333 ca. maart 30-april 17).Opschrift: 

Altena.B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 61v-62r, nr. 430 (na 1336 sept. 21-wrs. vóór ca. 1340 mrt., naar A).Opschrift: 

Altena.Editie/regest: Van Mieris, ChHZ II, p. 537.

Vgl. nr. ZH 438.

Wi Diederic grave van Cleve maken cond etc. dat wi eenen hoeghen manne ende moghenden, onsen lieven neve heren Willamea graven van Heynnegouwenb c etc., wittelic vercoft hebben die heerlicheden, gherechten, manscip ende goed dat wi ende onse voirders ghehadt hebben ende hebben an den lande van Altena, soe wair ende in wat manieren dat si gheleghen sien, van wilken coepe voirs. ons onse lieve neve die grave voirs. van Heynnegouwen ende van Hollandd vol ende al betailt heeft den eersten penning mit den lesten; wair bi dat wi voir ons ende voir onse nacomelinghe onsen lieven neve den ..gravee van Heynnegouwen ende van Hollandf voirscreven ende sine nacomelinghe quite ghescouden hebben ende quite scelden mid desen jeghenwoirdighen brieve van den ghelde ende coepe voirscreven, ende hebben opghedraghen ende draghen op die voirs. heerlichedeg, gherechte, manscippe ende goede die wi hadden an den voirs. lande van Altena. Ende hebben ghebeden ende bidden oetmoedichlike eenen hoeghen edelen ende moghende prinche, heren Lodewike keyser van Rome, onsen lieven here, dat wih dese voirghenoemde heerlichede, gherechte, manscippe ende goede van den lande van Altena voirscreven of hulde verleenen wille ende confirmeren onsen lieven neve here Willamei grave van Heynnegouwen ende van Hollandj voirs. ende sinen nacomelinghen.

In orkonde hier of etc. Ghegheven te Cleve int jair ons Heren Mo CCCo XXXIIo des sonnendaghes na sente Martinsk dach in den winter.aWill’e AB. – bHeynn. A; Heneg. B (deze schrijfwijzen worden hierna niet meer aangegeven). – chier ende van Holl. B. – dHoll. A. – egrave B. – fHoll. A. – gheer geschreven over de uitgeveegde letters goed A. – haldus AB; wel te lezen als hi. – iWill’e AB. – jHoll. A. – kM’tins A; Martijns B.Oorkonder: graaf Dirk van KleefDestinataris: graaf Willem IIINamen: 

1234 [december 25]-1235 [december 24]

Willem heer van Horn verklaart het kasteel van Altena, overeenkomstig de door zijn oom heer Dirk van Altena gedane toezegging, tot open huis van Dirk V graaf van Kleef tegen al diens vijanden uitgezonderd de graaf van Holland, en verklaart voorts dat hij deze verbintenis nooit zal veronachtzamen.A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 78r, nr. 430 (1333 ca. maart 30-april 17, naar onbekend voorbeeld).B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 60v, nr. 426 (na 1336 sept. 21-wrs. vóór ca. 1340 mrt., naar A).Opschrift: 

Altena.

In de marge, door andere hand: Altena.Editie/regest: OHZ II, p. 176-177, nr. 576.

Zie de opmerking bij nr. ZH 438.Oorkonder: Willem heer van Horn
Destinataris: Dirk V graaf van Kleef

1334 Juni 4, 

— Hertog Jan van Brabant verzekert den zonen van heer 

Gerard van Hoorne 4£)0 ffi z\v t. 'sjaars op den tol van Heusden. 

Sabbato post octavos S. Sacramenti, 



1334 Juni 5. 

— Dezelfde verklaart van Jan van Gleve en zijne neven 

Dirk van Hoorne en broeders de brieven van hun recht op Heusden 

te hebben ontvangen en belooft die te zullen teruggeven , als zij voor 

15000 ffi zw. t. gelost worden. Die V mensis Junii. 


Beide: Gr. R. A. Heonlea. 
1334 Juni 30, 

— Heer Willem van Hoorn en Altena belooft « den gerechte , 
stadraed, schepenen ende gemeente» van Woudrichem .schadeloos 
te zullen houden van eene door lien te Brussel ten zijnen behoeve 
beloofde rente. Des anderen daghes nae S, Pieters en S. Pouwelsdaghe, 

Keg. Oostervant II , f. 7.

1334 Oktober 4. 

— Dydderic, graaf van Cleve, verzoekt graaf Willem 
den heer van Hoorne-Altena te verlijden met de door dezen laatsten 
vroeger van hem te leen gehouden goederen, welke hij aan graaf 
Willem verkocht had. Op S. Remigiiisdach. 

Reg. Karolos A. Cap. Henaden en Altena. f. 10. 


4 November. — Graaf Willem verlijdt heer Willem van Hoorne en 
Altena, ridder, met de van den sraaf van Cleve op denzelfden dag 
gekochte poort en land van Woudrichem. Yrijdags na Allerheiligen. 

Kopie R. A. AU. Contrabrief bij van Mieris. 

1335 8 December. — Verklaringen omti-ent den afstand van Heusden 
door Jan van Gleve, domdeken van Keulen, en de kinderen van 
Hoornc aan den hertog van Brabant. Acht daghe in December. 

Or. R. A. Heusden. 

1337, 23 Januari — Aernout van Uytwijk verkoopt aan heer Willem 
van Duvenvoirde al zijne leenen , 175 morgen groot , die hij houdt 
van den heer van Hoorne-Altena , het gerecht van Uytwijck, raet 
den molen aldaar en te Warthusen enz. Vrijdags na S. Agnielendagh. 

R. A. N. D f. 1063. ii<». 21.


1343, 8 Mei. N^ 4. 

— Willem, heer van Hoorne-Altena , verlijdt Tielman 
van Sleeuwijk met eenen waard aldaar in erfpacht. Feria quintaposl 
Philippi et Jaccbi, 

K^. Oostervaat II, f. 30 vrs.


1343, 1 Juli. 

— Het kapittel van S. Salvator geeft heer Gerard van 
Hoorne-Altena de leenen zijns vaders tegen afbetaling der achter- 
stallige pacht, welke hij bij de notarieele acte belooft, waarbij bij het 
leen aanvaardt. Feria V post Petri et Pauli en Mensis Julie die prima. 

Twee brieven: Or. O. M. U. 


1338 März 24 (des dynstages nae halffvasten) 285a
Otto von Kleve, Propst zu St. Gereon in Köln, verzichtet zu Gunsten
Wilhelms Herrn von Horn und Altena und dessen Frau Elisabeth von
Kleve auf alle Forderungen und Ansprüche am Nachlaß seines t Bruders
Dietrich Loef von Kleve, Elisabeths Vater, ausgenommen jedoch die Forderung von 1400 Brabanter Mark, die ihm der Herr von Horn laut besonders darüber ausgefertigter Schuldurkunde schuldet.

Abschr. v. J. 1658, Papier.
D 630, 631.