Kessenich (B)

HEERLIJK VAN KESSENICH.

Origineel in het Frans:

Er waren vroeger twee heerlijkheden met de naam Kessenich of Kesnich; één, gelegen nabij Bonn, viel onder het aartsbisdom Keulen; de bezitters droegen een draak in hun wapen.

De andere, ingesloten in het graafschap Horne, viel rechtstreeks onder het Duitse Rijk. Dit is het laatste die het onderwerp van dit artikel zullen vormen.

De eerste heer van Kessenich die we in de oude oorkonden hebben aangetroffen, is Arnold van Kessenich, die in het jaar 1155 de oorkonde van Lodewijk, graaf van Looz, verzegelde waarmee hij de schenking aan de abdij van Averboden bekrachtigde door Walter de Gemenich, decaan van St-Géréon de Cologne, van een gebied genaamd Mont-St-Jean, en gelegen nabij Maeseyck (1).

We vinden dan Godefroid de Kessenich, die getuige was, op 15 mei 1219, met Thierri d’Altena en

(1) Historische noot Abdij van Averboden, p. 88.

-181-

Henri d’Argenteau, op de brieven waarmee Engelbert I, aartsbisschop van Keulen, en Hugues, bisschop van Luik, bevestigen dat de abdij van St-Pantaleon in Keulen is overgedragen aan Guillaume, Sire de Hornes, het dorp van Wessem, waarvan al voogd was (1).

In het jaar 1223 lijkt de heerschappij van Kessenich in het bezit te zijn gekomen van Henri d’Argenteau, die we zojuist hebben gezien onder de getuigen van de oorkonde van het jaar 1219; want op 2 maart van het genoemde jaar 1223, in de brieven die hij gaf om overhandigen aan het klooster van de norbertijnen van Heinsberg, zijn suzerein recht over een bos gelegen nabij Odiliënberg, heeft hij de titel: Henry, bij de gratie Gods, Heer van Kessenich en Argenteau (Henricus dominus van Kesnick en Argentel). De getuigen van deze oorkonde waren: Jean, pleban te Linne en deken van het kapittel van Susteren, Arnold, ridder van Oirsbeek, Guillaume Faba, Winric Krumpunt, Guillaume Valis, Arnold van Rode en anderen (2).

Tegen het einde van de 14e eeuw lijkt de heerlijkheid van Kessenich in een spinrok te zijn gevallen; de erfgename dochter van dit landgoed trouwde toen met Jean de Hornes, bekend als le Sauvage of de Wilde, Sire de Brunshorn, zoon van Isabelle de Montigny en Thierri-Loef de Hornes, die stierf in 1390.

Jean de Hornes, bijgenaamd de wilde, heer van Brunshorn

(1) Codex. dipl. Verlies. nr. 176. 

(2) Zie bijlage nr. 40. 12

-182-

en Kessenich, een van de edele vazallen van de hertogin Jeanne de Brabant (1).

Hij verwekte twee kinderen, namelijk:

1) Arnold de Hornes volgende;

2) Jean de Hornes, bekend als le Sauvage of de Wilde. Arnold de Hornes, heer van Kessenich en Brunshorn, verbond zich met Isabelle of Elisabeth de Looz, natuurlijke dochter van Jean de Looz, afstammeling van de graven van deze naam, vader de Heinsberg, en Anne, gravin van Solms.

Ter gelegenheid van dit huwelijk deed Jean de Looz, heer van Heinsberg, Juliers en Leeuwenberg, bij oorkonde van 24 augustus 1429 afstand van zijn rechten op de heerschappij van Kessenich, met dien verstande dat, indien Arnold de Hornes en Elisabeth de Looz zou sterven zonder kinderen na te laten, zou het genoemde landgoed laten terugkeren aan de familie Heinsberg (2).

Volgens deze bepalingen lijkt het erop dat Kessenich in die tijd onder de heren van Heinsberg viel. Arnold de Hornes, heer van Kessenich, had slechts één zoon:

Jean de Hornes, bekend als de Wilde heer van Kessenich, ridder, getogen, op 16 oktober 1456, in de Salle de Curange, het land en de heerschappij van Bouchaut (3).

We weten de naam van zijn vrouw niet, maar hij wordt gecrediteerd met twee kinderen, te weten:

(1) Butkens. Trop. van Brab., t. Ik p. 555.

(2) Zie bijlage nr. 41.

(3) ” ” nr. 42.

-183-

1) Jean de Hornes, genaamd de Discrete; en

2) Catherine de Hornes.

De Spaanse regering, die leek te vergeten dat het land van Kessenich een keizerlijk leengoed was, had het rond 1658 geladen met militaire accommodatie, wat aanleiding gaf tot hevige klachten van de kant van de eigenaar van dit domein, die de Baron de Vogelsang. De Gouverneur-Generaal der Nederlanden, Don Juan van Oostenrijk, richtte ter opheldering van deze zaak op 24 augustus de volgende brief aan het Feodaal Hof van Brabant:

Don Juan van Oostenrijk, grootprior van Castilië, luitenant-gouverneur en kapitein-generaal van Nederland en Bourgondië.

Geliefden, We sturen u deze brief zodat u ons kunt informeren over het gebruik dat had moeten worden gemaakt van de verblijven van de soldaten van de Koninklijke Monseigneur, zowel met betrekking tot het land Kessenich, dat is ingesloten in het graafschap de Hoorns, en een leengoed behorend tot Brabant, dan andere landen van vergelijkbare aard en aanzien, en waarschuw ons voor Uw mening over wat hierna zou kunnen worden toegepast in het voorkomen van soortgelijke gevallen, namelijk als de vazal, aan wie de prins Soeverein de directe Heer van het leengoed, en is de bescherming en sterke hand verschuldigd, is niet wederzijds verplicht om de krijgslieden van zijn Heer en Soeverein te ontvangen, waarin de sterke hand en macht van

beschermen. Nochtans, dierbare en geliefde, onze Heer God heeft u in bewaring genomen.Uit Vlamegne, deze 24 augustus 1658.

Gesigneerd: Jan; en medeondertekend Le Comte.

Aan de luitenanten en griffiers van het soevereine feodale hof van Brabant.

Het feodale hof antwoordde de gouverneur-generaal met het volgende advies:

Mijn Heer,

Om V. A. Sme van advies te dienen, op de brief die het haar behaagde ons te laten schrijven op 24 augustus 1658, over het gebruik dat in het verleden is geweest met betrekking tot het onderkomen van de soldaten van S. M “, beide met betrekking tot het land van Kessenich, dat is ingesloten in het graafschap Hornes, en leengoed dat behoort tot Brabant, evenals andere van soortgelijke aard en aanzien, en wat zou kunnen worden toegepast in het voorkomen van soortgelijke gevallen: namelijk als de vazal, aan wie de Soevereine Prins is directe heer van de leengoederen en is de bescherming en hoofdfort verschuldigd, is niet wederzijds verplicht om de oorlogen van zijn Heer en Soeverein te ontvangen, waarin het volk bestaat uit hoofdfort en macht om te beschermen, zal met een zeer nederige correctie zeggen, met betrekking tot tot het eerste punt, dat we niet hebben gehoord dat het land van Kessenich was

gehuisvest door soldaten, dat de heren Duoque de Lorraine en Prince de Condé jarenlang achtereenvolgens hun troepen daarheen stuurden in winterkwartieren.

En wat het andere punt betreft, de feudisten zijn van mening dat de vazal alleen verplicht is om het garnizoen dat de directe heer daarheen stuurt in zijn kasteel te ontvangen, alleen wanneer het bewijs van het gevaar dit vereist, en dat in dit geval dit garnizoen moet worden op kosten en voor rekening van de directe heer, die ook verplicht is om de schade te herstellen die is veroorzaakt door het kasteel van zijn vazal, evenals voor levensonderhoud en voedsel in de vorm van winterverblijven, die ze hadden kunnen eisen van de kosten en ondergang niet alleen van de vazal en van zijn kasteel en land, zijn jurisdictie en afhankelijkheden, zoals we in een eerdere opinie hebben gezegd, geen regulier leengoed en procedure van de vrijgevigheid van de prins, maar een vrije toegang die vrijwillig wordt erkend door de eigenaars van de leengoederen van de hertogen van Brabant, welke erkenning de aard van het genoemde land weinig verandert, noch de inwoners ervan benadeelt dat ze er na verloop van tijd weer leengoederen in bezitten, terwijl ze voor het overige vrijgesteld blijven van de jurisdictie e t soevereiniteit van S. M” en dan naar de Emp’, en daarom zouden we van mening zijn dat men het genoemde kasteel en veel minder de inwoners van het genoemde land van Kessenich en anderen van dezelfde aard niet langer zou moeten belasten. soortgelijke accommodatie of winterverblijven, ons niettemin overlatend aan wat V. A. geschikter acht, en hierop

-186-

laten we voor altijd van V. A. zeer nederige dienaren blijven. De luitenanten en griffiers van het soevereine feodale hof van Brabant.

Uit deze mening volgt dat het land van Kessenich geen Brabants leengoed was, maar inderdaad een gebied dat waarlijk onder de keizerlijke jurisdictie viel en als zodanig van de kant van Spanje was vrijgesteld van elke vorm van militair of ander onderdak. ook zorgde de gouverneur-generaal ervoor dat de markies de Caracena de baron de Vogelsang op de hoogte bracht van de volgende beslissing:

Nadat Zijne Excellentie verslag heeft uitgebracht over de inhoud hiervan, heeft hij verklaard en verklaart hij voornemens te zijn dat het land van Kessenich behouden blijft in de vrijstelling die hem treft en die hij in het verleden heeft genoten, waarbij hij de genoemde Excellentie beveelt aan allen die zullen behoren in de toekomst geen soldaten tegen genoemde vrijstelling in te dienen.

Gedaan te Brussel op 10 juni 1659.

Werd ondertekend A.M.C. Pento.

En hieronder

In opdracht van Zijne Excellentie: Vereycken.

Niettegenstaande deze beslissing blijkt dat de inwoners van Kessenich rond het jaar 1701 opnieuw moesten klagen over de militaire vorderingen die hen werden opgelegd door de graaf van Hornes, in naam van de Spaanse regering; ze zagen zich daardoor verplicht om zich tot de Kring van Westfalen te wenden om de rectificatie van deze grieven te verkrijgen.

-187-

Hun stap had opnieuw een volkomen succes en gaf aanleiding tot het volgende bericht, dat door de afgevaardigden van de Kring werd gericht aan de markies de Bedmar, opperbevelhebber van de Spaanse troepen in Nederland.

22 juli 1701.

Mijn Heer,

In de huidige vergadering van de Kring van Westfalen van de Nederrijn hebben de inwoners van de vrije heerschappij en het land van Kessenich ons medegedeeld dat ter uitvoering van de bevelen van uwe excellentie aan de heer graaf van Hornes , dat we niet alleen zouden hebben gevraagd om zes karren en 8 pioniers; maar zolang ze hiertoe daadwerkelijk door militaire executie waren verplicht; dat ze bovendien waren gesuggereerd door een bepaald bevel om de vermeende rantsoenen in geld te liquideren, zowel voor het verleden als voor de toekomst, eveneens op straffe van militaire executie. En aangezien het algemeen bekend is dat in het geval van een of andere fout, het voorwendsel van seigniorale bescherming (die zal hebben gegeven onder voorbehoud van verzending van de genoemde bevelen) op geen enkele manier voldoende is om dergelijke verzoeken te doen, aangezien de directe heer zijn vazal in geen geval kan overbelasten. andere manier dan zijn plicht als vazal; zodat, gebruikmakend van het recht van opening of anderszins, de genoemde directe heer verplicht is dit naar eigen goeddunken te doen488

kosten en om zijn vazal schadeloos te stellen: we zijn des te meer verbaasd dat ze, zonder de schijn van feodale kwaliteit te hebben, op incompetente wijze de dingen hebben opgeëist van de onderdanen van een plaats in de S’Emslechter; dat vaststaat dat niemand van het regentschap van de koning in Brussel, noch enige andere minister van de Spaanse Nederlanden tot nu toe ooit subsidies of hulp heeft opgeëist, noch dergelijke verordeningen of verboden heeft uitgevaardigd, noch iets heeft gevraagd dat afhangt van de territoriale jurisdictie ; het is ook om de bovengenoemde redenen. dat het feodale hof van Brabant in zo’n geval de onrechtvaardigheid van deze procedure erkende en bekende, in overleg met Prins Don Juan van Oostenrijk, de toenmalige gouverneur-generaal, en verklaarde dat Kessenich niet onder de jurisdictie van Spanje viel, maar goed gelegen was in het 5e keizerrijk, zoals blijkt uit de drie bijgevoegde kopieën geciteerd N 1, 2, 30, en als gevolg daarvan zijn deze bevelen duidelijk in strijd met de eigen bekentenis die we van hen hebben. Gemaakt door Spanje, kunnen ze alleen worden gegeven tot het opmerkelijke nadeel van de jurisdictie van het Derde Keizerrijk en zijn soevereiniteit; Dat is waarom. overtuigen van de eerlijkheid van V Ex”, verzekeren we onszelf dat het nuttig zal zijn om goed na te denken over de aard van zo’n rechtvaardige zaak, en om de bevelen in te trekken die naar de genoemde Lord Earl of Hornes zijn gestuurd, met als gevolg dat de manans van de vrije heerschappij van Kessenich worden vrijgesteld van dergelijke nieuwe aanklachten en in vrijheid gehouden en hun bevoegde tijd overschrijden

onheuglijk; daarom bidden we tot God om V E in zijn heilige bewaring te hebben en te blijven.

Man, Van Uwe Excellentie

De meest nederige dienaren, de gevolmachtigden en andere raadsleden, sturen en deputeren de directeur-prinsen en andere standen van de kring van Westfalen van de Neder-Rijn naar de huidige circulaire vergadering.

En in hun naam stond getekend: J.G. Neuman, secretaris van de Kring.

Dortmund op 22 juli 1701.

Aan Monsieur le Marquis de Bedmar, algemeen bevelhebber van de Spaanse Nederlanden.

Op 15 augustus daaropvolgend is bovenstaande zending afgeleverd bij de Raad van State der Nederlanden, voorzien van de volgende apostille:

Remito al conselo la carte adjunta de los gevolmachtigden de los principes directors, y Estados del Circulo de Westpalia del Baxo Rhin, paraque en Vista de su contenido, y demas papeles que la begeleider, me raadpleeg luego lo que se le ofreciere , sobre la order , que piden se revocar, par los motivos que refieren tocante a los carros, pioneros, y raciones, que el Conde de Hornes a pedido a los de Kessenich.

Brussel op 13 augustus 1701.

Al conselo de Estado.

(Initialen)

-190-

In de 17e eeuw vinden we de heerlijkheid van Kessenich in het bezit van de familie van Waes of van Waes.

Volgens de graaf van St-Genois, Oude monumenten, p. 1070, Elisabeth van Kessenich zou zijn getrouwd met Jean van Waes, van wie:

Arnold van Waes, gelieerd aan Marie de Falois, waaronder: Waleran van Waes, echtgenoot van Elisabeth de Kessenich.

waaronder: Guillaume van Waes, getrouwd met Françoise de Fallois, die Jacques verwekte, baron van Waes, heer van Kessenich, Hunsel, Ommersteyn en Rothem, kapitein van een vrije compagnie in dienst van Zijne Katholieke Majesteit, die trouwde met Elisabeth de Golsteyn, dame van Cloppenbergh en Spaensweert, van wie:

François-Jacques, baron van Waes, heer van Kessenich, Hunsel, enz., kolonel van een infanterieregiment, brigadegeneraal van de legers van de Staten-Generaal van Holland, commandant van Stevensweert en Gibraltar, die trouwde met Marie-Jeanne de Varick.

Uit dit huwelijk werd Catherine-Philippine van Waes geboren, kanunnikes van Mons, overleden op 19 mei 1765, die op 29 maart 1728 trouwde met Charles-Bonaventure, graaf Vandernoot, kamerheer van de keizer en staatsraad.

Het prachtige landgoed van Kessenich is tegenwoordig eigendom van de familie van de baronnen Michiels, beter bekend als de Kessenich, woonachtig in Roermonde. Ze 

-191-

verfraaide het kasteel enorm, waarvan de gravure een beeld geeft.

Numismatiek.

Jean de Hornes, Sire de Kessenich, en misschien zijn voorvader en zijn zoon, sloegen munten. We kennen de oorsprong van dit koninklijk recht verbonden aan de heerschappij van Kessenich niet. En wat meer bijzonder is, is dat de genoemde valuta’s de aanduiding van valuta’s van Kinre dragen, wat de naam is van een groot gehucht dat afhankelijk is van de gemeente Kessenich en ook Kinroy heet. Waarom gaven de heren van Kessenich deze naam aan hun valuta? Was het het gehucht Kinre dat als enige het voorrecht bezat om te slaan? is er enige overeenkomst of verband tussen de voormalige eigenaren van Kinre en Kuinre in het bisdom Utrecht? Deze laatste, die de titel van graven van Kuinre droeg, had ook het recht om munten te slaan (1). De heer B. De Roye van Wichen, in een pamflet uitgegeven te Nymègue, in 1847, en de heer F. Verachter, archivaris te Antwerpen, in de Revue Numismatique, t. 1, p. 85, zijn verschillende exemplaren van de munten van Kuinre bekend gemaakt.

(1) Graaf Herman de Kuinre en zijn zoon verkochten op 2 mei 1367 hun graafschap aan de bisschop van Utrecht.

-192-

We laten de zorg over voor het oplossen van de vragen die we zojuist hebben aangegeven aan de tijd en het daaropvolgende onderzoek door amateurs van numismatiek.

We geven in twee platen die aan dit stuk zijn gehecht zijn, verschillende voorbeelden van munten geslagen in Kinre onder de naam Jean de Hornes, Sire de Kessenich. We zien op bijna alle drie hoorntjes wapens van het Huis van Hoorn; maar we weten niet door welk motief deze wapens zijn gevierendeeld met een klimmende leeuw. Misschien is het de leeuw van Heinsberg. Ten slotte verschijnen op verschillende stukken de wapens van Loon-Chiny, die er onderdeel van zijn, op de eerste Barry Or en Gules van tien stukken; 2e, Gules, bezaaid met kruisjes Of, twee staven leunden op dezelfde puinhoop boven alle adoptie van deze wapens komt duidelijk voort uit het huwelijk van Jean de Hornes, Sire de Kessenich, met Isabelle de Looz-Heinsberg, hierboven vermeld.

Wolters, Notice Historique sur L’ancien comté de Hornes 1850