Slag bij Veurne

In 1296 voelt Veurne-Ambacht de politieke malaise aan den lijve als de Fransen de streek aanvallen en alles wat ze onderweg ontmoeten met de grond gelijkmaken. Graaf Gwijde van Dampierre probeert in een alliantie te treden met Engeland, Duitsland en met de graven van belangrijke leengebieden zoals de hertog van Brabant. De graaf probeert ook de harten terug te winnen van de modale Vlaming die hij tot dan toe systematisch hard heeft behandeld. Je begrijpt meteen waarom hij plots zo mild is met nieuwe privileges voor de Vlaamse steden en kasselrijen. Terwijl er overal in Vlaanderen grote voorbereidingen getroffen worden om ten strijde te trekken tegen de Fransen, sluiten die van Veurne-Ambacht, met toestemming van de graaf, een fiscaal pact af met de stad van Nieuwpoort. De Nieuwpoortnaars die geld verdienen in de Veurnse buitengebieden zullen een aanvullende pointing betalen van 1,1% bovenop de belastingen die ze moeten afdragen aan de kasselrij.

Meer bepaald 11 ponden en 10 schellingen per 1.000 pond. Zo omschrijft men dat in die tijd. De poorters uit beide steden kunnen voortaan vrij gronden en eigendommen kopen en verkopen, waar die ook mogen gelegen zijn. De mensen van Veurne en Veurne-Ambacht kunnen niet zomaar poorter worden van Nieuwpoort. Dat kan enkel als iemand van Veurne trouwt met iemand van Nieuwpoort. Toch kunnen de mensen gaan wonen waar ze willen. Zolang ze maar hun belastingen betalen aan hun oorspronkelijke kasselrij of stad.

Het pact wordt voorzien van de grafelijke zegel en met de zegels van de keurders van Veurne-Ambacht: Jan Reyfin, de baljuw Philips de Crane, Carel Van den Broucke, Jan Lauwaert. Ook een aantal ridders ondertekenen het akkoord. Het zijn Gilles Veyse, Wouter Boene van Lampernisse, Lambrecht Remare, Hubrecht Vanden Bussche, Kersteloot Bruningh, Jan van Schoore en Jan De Sack van Pervijze.

De plechtige ondertekening gaat door in het jaar 1296. Op de woensdag na het octaaf van de purificatie van Onze-Lieve-Vrouw (Purificatio Mariae). Op 9 februari van het jaar 1296, één week na O.L.V. Lichtmis. Het akkoord zal in werking blijven tot in het jaar 1560 wanneer de mensen van Nieuwpoort niet langer meer willen bijdragen tot de quota die Veurne-Ambacht hen zal opleggen. Zo zullen ze trouwens ook hun rechten verliezen om vrij gronden te gebruiken in de buitengebieden van Veurne. Filips de Schone, koning van Frankrijk, gooit het in 1297 op een akkoord met de aartsbisschop van Reims en met de bisschop van Terwanen.

De Vlamingen mogen niet langer naar de kerk gaan. De banvloek veroorzaakt meteen grote beroering in Vlaanderen. Robrecht van Bethune, de zoon van graaf Gwijde, reist naar Rome in een poging om de pauselijke banvloek ongedaan te laten maken. Ondertussen komt Filips de Schone naar onze regio afgezakt met een leger van 60.000 man. Op 24 juni 1297 wordt Rijsel in de tang gezet. De andere Vlaamse steden zijn in opperste staat van alarm. Kort daarna geeft de koning aan één van zijn belangrijkste pionnen de opdracht om met een leger West-Vlaanderen binnen te vallen. Robert van Artesië (of Robert van Artois) wordt beschouwd als de beste krijgsheer van zijn tijd. Aan zijn zijde stomen ook zijn zoon Philips en een reeks belangrijke Franse graven op naar de Westhoek.

Onze graaf stuurt een Duits leger onder leiding van de Keulenaar Walram, graaf van Gulik, naar het Westland. De graven van Cleven, Catsenelleboghe (het Rijnlandse Cattimeliboci), Jan van Gavere en een reeks Vlaamse ridders om weerstand te bieden aan de Fransen en het land te beschermen. Ondertussen wordt Bethune door de Fransen ingenomen en geven de inwoners van Cassel zich over.

Ook de Fransgezinde bevelhebbers van Bergen, Watten en Broekburg geven zich zonder slag of stoot over. Ze zien de Fransen maar al te graag komen. Dat heeft natuurlijk alles te zien met de twee erg uiteenlopende strekkingen die er bestaan in Vlaanderen. De Fransgezinde Leliaards, meestal de rijkere burgerij en de adel, versus de Vlaamsgezinde Klauwaards, het gewone volk van ambachtslieden en arbeiders waar Vlaanderen zo rijk van is.

Het is Robert van Artois niet ontgaan dat Willem van Gulik en zijn krijgslieden opgerukt zijn naar Veurne, waar ze druk bezig zijn met de versterking van de stadsmuren en met het aanvoeren van wapentuig. Hij besluit zijn pijlen te richten op de Duitsers in Veurne. Hij laat een massa voetvolk oprukken vanuit zijn thuisbasis Artois. En hij rekent natuurlijk ook op de steun van veel Leliaardgezinde Vlamingen van Veurne en van vooral die van Nieuwpoort en Diksmuide waar de Leliaards een meerderheid vormen.

Onderweg naar Veurne doen de Franse troepen het kleine Haringe aan. Het volk van Haringe ziet de komst van de Fransen met grote angst tegemoet. Ze vrezen grote plunderingen en vluchten met have en goed de kleine kerk binnen. Hier op deze heilige plek zullen de soldaten hen misschien ongemoeid laten. Bij aankomst in het dorp wordt er toch geschoten door enkele Haringse partizanen. Enkele Franse soldaten komen om. De Franse meute kan er allerminst om lachen, en valt met groot machtsvertoon het kerkje binnen.

De mensen van Haringe worden allen gedood en de kerk wordt in brand gestoken. De baldadigheden in Haringe betekenen meteen het startschot van een gruwelijke reeks wreedheden die de Fransen aanrichten in heel het gebied van Veurne-Ambacht. Op de weg naar het bolwerk van Veurne. Willem van Gulik van zijn kant, kiest er voor om de Fransen op te wachten aan de Kreeke in Bulskamp, op een vijftal kilometer van Veurne. De brug naast de kerk van Bulskamp wordt vernield om hier de Franse opmars te stuiten. Philips van Artois en een deel van het Franse leger beslissen om aan te vallen en stuiten op hevige weerstand van de Duitsers.

Het wordt een bloedbad daar in Bulskamp. Vierduizend Fransen komen om het leven. Philips van Artois wordt dodelijk gewond gevangen genomen. Enkele hooggeplaatste Leliaards brengen verslag uit bij vader Robert van Artois. ‘Hoe lafhartig de Fransen in een Duitse hinderlaag werden gelokt, in de rug werden aangevallen en uiteindelijk afgeslacht werden. Hoe is dit kunnen gebeuren in de wetenschap dat er in deze streek zo veel Leliaards wonen? ‘Waarom zijn die niet met zijn allen te hulp geschoten? Waarom zijn ze niet op de lijven van die vermaledijde Duitsers gesprongen?’

De graaf van Artois besluit om de slag nog eens over te doen. Maar deze keer rekent hij wel op de medewerking van de lokale Leliaards. Hij rekent op verraad vanuit Veurne-Ambacht. Om één en ander in zijn juist perspectief te zien, kijken we eens wat zich achter de schermen aan het afspelen is. Jacobus, de machtige bisschop van Terwaan, onderneemt alle mogelijk pogingen om het volk van zijn bisdom, zowat heel zuid West-Vlaanderen, aan de kant van de Franse koning te trekken. Hij wordt daarin bijgestaan door Johannes, de abt van Ter Duinen en eersteklas Leliaard.

Ook Lambrecht de abt van St.-Nikolaas en de abten van Sint-Winoksbergen, Clairmarez en Lo volgen dit voorbeeld. Allemaal natuurlijk zeer tegen de zin van de graaf van Vlaanderen. De abten zijn zeer welbespraakt. De eenvoudige mensen van vooral Veurne-Ambacht moeten de ene preek na de andere aanhoren en worden door de autoritaire geestelijken zwaar gemanipuleerd. De bevolking van de streek heeft het niet erg bekeken op de Duitsers die in het verleden zelf al de nodige baldadigheden hebben uitgericht in de Kasselrij. Al bij al is het dus geen krachttoer om de mensen te overhalen om zich te wreken op de Duitsers met hun ‘track record’ van stroop- en rooftochten.

Reyfin, de burggraaf van Veurne, sluit zich aan bij de wraakoefening. Ook de wethouders sluiten zich aan. En we zien ook dat Artus van Bretaigne, de heer van Stavele, deel uitmaakt van een verraderlijk pact tegen de Duitse garnizoenen van Willem van Gulik. Een hele bende Leliaards stappen mee met de Franse legers als die opnieuw hun weg zoeken naar Bulskamp. Mannen van Broekburg, Cassel en Sint-Winoksbergen. Het is vrijdag 20 augustus 1297. Ze worden begeleid door Jan van Haveskerke, de kasteelheer van Sint-Winoksbergen, die eveneens eigenaar is van het kasteel van Bulskamp.

Franse bronnen beweren dat er een uitgebreid banket wordt aangeboden. De jaarboeken van Veurne vertellen een ander verhaal: het gaat om een ontmoeting op hoog niveau in de legertent van Jan van Haveskerke. En dat is natuurlijk het mooie van geschiedenis en aan geschiedschrijven op zich. Vooral als Pauwel Heinderycx dan nog neerpent dat de graaf gaat ‘ontnuchteren’ in die tent, kan je voor je zelf inderdaad wel voorstellen dat beide gebeurtenissen misschien allebei effectief kunnen zijn voorgevallen.

Soit. Ook de Leliaardse burggraven van Broekburg en Cassel zijn aanwezig tijdens de ontmoeting in de tent. Ze overleggen hoe ze de Duitsers het best kunnen aanpakken. Ondertussen staat het leger van Willem van Gulik, Vlamingen naast Duitsers, paraat om opnieuw strijd te leveren. Vermoedelijk is er wat overmoed in hun hoofden geslopen, want nu gaan ze plots zelf de Franse vijand tegemoet. Er volgt een sterk bevochten strijd tegen de troepen van Robert van Artois. De Duitsers lijken aanvankelijk opnieuw de overhand te halen en het pleit te beslechten. Maar dan volgt het verraad van de strijders van Veurne-Ambacht, Nieuwpoort en Diksmuide! En in het bijzonder het volksverraad van Reyfin, de hoogbaljuw van Veurne die het bevel voert over de Vlamingen.

Op een teken van Robert van Artois, laat Reyfin zijn banier vallen en geeft hij hiermee het sein om massaal over te lopen naar het Franse kamp. In de liederlijke taal van Pauwel Heinderycx roepen en schreeuwen de overlopers; ‘laat leven de koning, smijt dood, smijt dood de Duitsers, die schelmen die onze arme gemeente opgevreten en geruïneerd hebben.’ Daarna storten ze zich verwoed op hun vroegere medestrijders. De Fransen die eigenlijk al aan hun vlucht waren begonnen, zien tot hun verbazing dat de Vlaamse Leliaards in de clinch zijn gegaan met de Duitsers. Ook zij beginnen met vernieuwde moed aan de strijd. Een zwaar ontgoochelde Willem van Gulik beseft het verraad en laat de strijd voor wat die is. Hij probeert op de vlucht te slaan. Maar raakt zwaar gewond en wordt gevangen genomen.

Enkele dagen later zal hij overlijden in de gevangenis van St.-Omer. Ook ridder Jan van Gavere en meerdere Vlaamse ridders sneuvelen. Net zoals Philips van Artois. De overwinning staat nu vast voor Robert van Artois. Vijf kilometer verderop ligt Veurne. Het wordt nu tijd om die stad in te palmen. Het Vlaamsgezinde volk van Veurne is nog niet op de hoogte van het verraad van hun bevelhebber en een deel van hun medeburgers die naar het slagveld zijn vertrokken.

Ze proberen met man en macht en met de hulp van enkele achtergebleven Duitse soldaten de Fransen buiten hun stadsmuren te houden. Maar hun weerstand heeft niet de minste zin. De overmacht is veel te groot. Wat daarna gebeurt, kan nauwelijks op papier gezet worden. De horror is met geen woorden te beschrijven. De weg van Bulskamp tot aan de poorten van Veurne ligt bezaaid met de lijken van 16.000 Vlaamse en Duitse soldaten. En nu hakken de Fransen ongenadig in op alles en iedereen die ze op hun weg binnen de stad ontmoeten. Uiterste wreedheden. Moord en brand en plundering. Zonder medelijden worden vrouwen en hun dochters verkracht en zinloos om het leven gebracht.

Zeer tegen de zin van de abt van Ter Duinen en van de belangrijkste Leliaards, geeft Robert van Artois nu het bevel om de stad in brand te steken. Veel gewonde mensen zijn zich in hun houten huisjes gaan verstoppen voor de terreur van de Fransen. Hun schuilplaatsen worden nu aan de vlammen opgeofferd. Ze worden levend verbrand. Kinderen in hun wieg. Moeders verscholen in hoeken en kanten. Ze zijn allemaal prooi van het verschrikkelijke vuur. Hoe kan je op een zinnige manier het door merg en been gaande gekrijs van de aan de vlammen overgeleverde burgers omschrijven?

Veurne vond zijn ontstaan aan de voet van de eerste burcht. Het grote en primitieve kasteel dat gebouwd werd voor de graven van Vlaanderen die er af en toe verblijven als ze op bezoek komen in de stad. Ook die grafelijke burg wordt in brand gestoken. Achteraf zullen de restanten van het oergebouw van langs om meer vervallen en aan de hoektanden van de tijd worden overgeleverd. De trotse burcht van Veurne zal nooit meer heropgebouwd worden.

De erfgoederen, domeinen en leengebieden van de poorters en inwoners van Veurne worden in beslag genomen. Alle bestaande privileges, keuren, wetten en vrijheden worden ingetrokken omdat de Veurnenaars het aandurfden om de wapens op te nemen tegen de Franse opperleenheer. Filips de Schone, de Franse koning in casu. Een ordinaire oorlogsmisdadiger.

En daar houdt het niet mee op. Robert van Artois is uitzinnig van woede. Hij heeft zijn zoon Philips verloren tijdens de veldslag aan de Kreeke te Bulskamp. Allemaal de schuld van het volk van Veurne-Ambacht dat veel te lang heeft toegekeken en veel te laat wilde reageren om hem bij te staan. Blijkbaar is er toch behoorlijk geaarzeld op de vraag van Reyfins om de Fransen te hulp te schieten en de Duitsers te verraden. ‘Dat klootjesvolk heeft schuld aan zijn dood.’ Hij zint op wraak. De haat en verbittering zitten diep. De mensen van de Kasselrij van Veurne zullen het geweten hebben. Genadeloze terreur.

Meer dan tweeduizend huizen worden geplunderd en daarna in brand gestoken. In Bulskamp zelf gaat alles tegen de vlakte: alle woningen, mét kerk, worden aan het vuur overgeleverd. En je moet weten dat Bulskamp in die tijd zowat de grootste parochie is binnen de Kasselrij. De poorters van Nieuwpoort en Diksmuide spelen op veilig. Ze geven zich dadelijk en zonder weerstand over aan de Fransen. Er is toch niets aan te doen. Na een beleg van elf volle weken valt Rijsel ook in vijandelijke handen. Alles heeft hier te maken met interne rebellie van de Leliaards die de Vlaamsgezinden uiteindelijk op de knieën dwingen. Daarna volgen Douai en Kortrijk.

In Brugge heerst tweedracht omdat de graaf eigenlijk soloslim heeft gespeeld met zijn oorlog tegen Filips de Schone. Zomaar ten oorlog trekken zonder vooraf de Vlaamse steden erbij te betrekken, vinden ze hier ongehoord. De poorten van Brugge gaan wijd open voor de Fransen. Van een beleg is er geen sprake. Ondertussen ligt er een Engels leger aangemeerd in Damme. Rijkelijk laat. De divisies trekken door naar Gent waar ze hopen een alliantie aan te gaan met de Duitsers van keizer Adolf. Maar de Duitsers en de mannen van de hertog van Oostenrijk laten zich afkopen door Filips de Schone en laten de graaf van Vlaanderen op een cruciaal moment in de steek.

Na veel diplomatieke vijven en zessen en met de winter in aantocht, besluiten de partijen om een wapenstilstand in te voeren van 1 oktober tot 1 december 1297. Het staakt-het-vuren wordt in een tweede fase verlengd tot einde 1299. Ondertussen maken de Engelsen het blijkbaar erg bont in Gent waar de woedende Gentenaars eventjes 1.500 Engelsen om het leven brengen. Voldoende argumenten voor de Engelse koning om zich af te keren van de Vlamingen en terug in te schepen richting Engeland. Gwijde van Dampierre staat er nu helemaal alleen voor.

Na de winter wordt de Franse ‘Konstabel’ Raoul de Nesle aangesteld als gouverneur van Vlaanderen. De opperstalmeester (comes stabuli) blijkt de kwaadste nog niet. Hij stemt er in toe dat de mensen van Veurne en Veurne-Ambacht hun vroegere vrijheden terug krijgen en dat ze opnieuw in het bezit gesteld worden van hun vroegere lenen en eigendommen. In elk geval tijdens de periode van de wapenstilstand. In deze periode kunnen ze bewijzen dat ze goede onderdanen zullen zijn van de Franse koning.

Op 1 december 1299 loopt de wapenstilstand af. De inwoners van Diksmuide hebben zich de jongste tijd opnieuw vijandig opgesteld tegen de Fransen en krijgen de bezetting van een nieuw garnizoen dat onder leiding staat van een broer van Filips de Schone, de negenentwintigjarige graaf Karel van Valois, de stamvader van de Valois-dynastie die in 1322 het roer zal overnemen in Frankrijk. Begin 1300 wordt ook Damme voorzien van extra Franse soldaten. Het is het begin van een rauwe periode van Franse bezetting met de wrede Jacques de Châtillon als gouverneur over een van iedereen geïsoleerd Vlaanderen.

En nu dwalen we terug naar het Veurne van 1300 waar ze het gelag betalen voor hun steun aan de graaf en hun voorrechten en eigendomstitels al opnieuw zijn kwijt gespeeld. De schepenen van de stad zijn immers samen met Gwijde van Dampierre als vijanden van de Filips de Schone aangehouden in Frankrijk. Er moeten grote smeekbeden bij de Franse koning te pas komen, om ten lange laatste deze maatregelen ongedaan gemaakt te zien. Er hangt wel een prijskaartje (zeg maar fikse boetes) aan vast.

Er wordt een ‘akte van verzoening’ opgesteld waarin de Veurnenaars ‘beteringe’ beloven en zich engageren om elk jaar en tot in de eeuwigheid de som van 400 Parijse ponden te betalen aan hun monarch. Daarbovenop komt er een boete van 6.000 ponden die over tien jaar dient betaald te worden. De akte wordt opgemaakt en ondertekend in de rekenkamer van Rijsel in de maand september van 1301. Het heeft bloed, zweet, onderdanigheid en onnoemelijke financiële inspanningen gevergd om opnieuw in het bezit te komen van hun vroegere eigendommen en vrijheden. Pauwel omschrijft het zo mooi in zijn jaarboeken: ‘ ‘t gone een uutnemende sware last was voor een aerm ende verbrant stedeken’.

De hoge accijnzen en beenharde regering zorgen voor bijzondere misnoegdheid in Vlaanderen. Vooral in Brugge. Die zware belastingen in combinatie met de manier waarop de Fransen het volk minachten, leiden er in 1302 tot de Brugse Metten. Ze jagen het Franse crapuul de stad uit. Jan van Namen, de broer van Gwijde, komt aan het hoofd van de Vlaamse rebellen en roept ondermeer de mensen van Veurne-Ambacht en de Kasselrij van Veurne op om zich te keren tegen de Fransen en zijn kant te kiezen. De Veurnenaars rukken zich (nog maar eens) los van hun engagement ten opzichte van de Franse schatkist en kiezen als eersten resoluut de Vlaamse zijde. De rest van de Vlaamse steden en Kasselrijen volgt hun voorbeeld.

Er ontstaat een hetze tegen alles wat blauw- en Leliaardgezind is. De abt van Ter Duinen vlucht halsoverkop naar Parijs. In het seminarie van St.-Bernard sterft hij van verdriet. Tja. Verkeerde keuzes gemaakt in het leven zeker? De achtergebleven broeders van Ter Duinen eten de boter voor zijn Fransgezindheid. Er wordt grote schade toegebracht aan de eigendommen van de abdijen en aan de landerijen van ieder die betrokken was met de belastingsterreur op het Vlaamse volk. De burggraaf van Veurne en hoogbaljuw Reyfin, met in hun zog de ‘treffelijkste’ van de Kasselrij, vrezen voor hun leven en vertrekken naar de Franse hoofdstad.

Ook hun goederen worden geplunderd. Van hun woningen blijven er geen twee stenen meer op elkaar staan. De Guldensporenslag komt er nu snel aan. Kortrijk is de bestemming, want in het lokale kasteel zitten er honderden Franse soldaten verscholen. Ze wachten op versterking van een grote krijgsmacht om samen de Vlamingen neer te slaan. Wie anders dan Robert van Artois zal zorgen voor de kastijding van de Vlamingen? Alle beschikbare jonge mannen van Veurne-Ambacht wapenen zich en trekken onder leiding van hun aanvoerder Ustaes (Eustachius) Sporkin naar Kortrijk. De afloop van de strijd is bekend. Tijdens de slag van Groeninge op 11 juli 1302 laten 20.000 Fransen het leven. Ook Robert van Artois is er aan voor de moeite. Als zijn dode lichaam door de Vlamingen herkend wordt, krijgt het nog meer dan dertig dolksteken te verwerken. Ze symboliseren de haat van het Vlaamse volk tegenover de Franse arrogantie.

Ustaes Sporkin en zijn Veurnenaars hebben dapper gevochten voor de Vlaamse vrijheid en worden met lof overladen. Jan van Namen die gouverneur, ruwaard, van Vlaanderen is geworden, slaat Sporkin tot ridder en stelt hem aan als de nieuwe hoogbaljuw van Veurne. De voormalige hoogbaljuw Boudewijn Reyfin blijft veiligheidshalve op Frans grondgebied want in Veurne heeft hij het definitief verkorven. De gebeurtenissen stapelen zich werkelijk op in de herfst van 1302. Gent, Rijsel en Douai komen weer in Vlaamse handen. Waar mogelijk worden de Fransen verdreven. Maar nog voor het aanbreken van de winter staat Filips de Schone al opnieuw aan de Vlaamse grenzen met een krijgsmacht van 80.000 verse krachten.

De belegering van Douai wordt aangevat maar opgebroken door de invallende winter. Tijdens de winterperiode verblijven de duizenden Franse soldaten in de steden en gemeenten rond de grensstreek. Hier en daar worden er zowel door de Vlamingen als door de Fransen speldenprikken uitgedeeld en komt het tot gewelddadige confrontaties. Méér dan zomaar speldenprikken zelfs! Bij St.-Omer komt het tot een flink uit de kluiten gewassen veldslag van Veurnenaars en andere Vlamingen tegen Franse milities.

Ter hoogte van de nieuwe dijk van Blendecke (Blendecques) worden 3.000 Vlamingen door Franse ruiters om het leven gebracht. Het Vlaamse leger dat zich in het voorjaar van 1303 aandient, is reusachtig. De Vlaamse strijdkrachten lopen Artois en Terwaan onder de voet. Het beleg van Doornik wordt door de Fransen via onderhandelingen geneutraliseerd. Vergeet niet dat ze nog steeds onze graaf en zijn zoon in verzekerde bewaring houden. Doornik vrij is Gwijde vrij. Zo kan je het stellen.

Gwijde van Dampierre trekt enkele keren naar zijn kasteel in Wijnendale en dan terug naar zijn Franse hechtenis en probeert ondertussen te onderhandelen over vrede en de voorwaarden die er mogelijk aan verbonden kunnen worden. Gwijde sterft op tachtigjarige leeftijd in maart 1305. In de jaarboeken van Veurne wordt er beweerd dat de graaf al op het einde van 1304 op Frans grondgebied is gestorven. In zijn gevangenis te Compiègne. Midden tijdens zware schermutselingen tussen Franse en Vlaamse legers en vooral tijdens de voor de Fransen echt cruciale onderhandelingen.

De Vlamingen lijken op dat moment niet te beseffen dat zij in wezen de sterkste partij zijn. Maar Filips de Schone en zijn juristen zijn sluw als geen ander en proberen via onderhandelingen het maximum uit te brand te slepen. De Veurnse stelling dat ze de dood van Gwijde verborgen houden om die onderhandelingen niet te verstoren, kan dus mogelijk wel enige steek houden. Het is immers onvoorspelbaar hoe de Vlaamse patriotten zouden reageren op de plotse dood van hun graaf? Mogelijk wil de Franse monarch geen enkel risico nemen en houdt hij de dood van de oude graaf inderdaad verzwegen.

Robrecht en Willem, de twee gevangen zonen van Gwijde, nemen de onderhandelingen over en komen in 1305 tot een vergelijk. En wat voor één! Robrecht van Bethune wordt aangesteld als graaf van Vlaanderen en volgt hiermee zijn vader op. Ook Willem en de gevangen zittende Vlaamse adeldom mogen terugkeren naar hun heimat in Vlaanderen. Ondertussen wordt er gewerkt aan het finaliseren van een pact tussen de Fransen en de Vlamingen. De voorwaarden die opgelegd worden aan de Vlamingen blijken een farce.

De met geweld dreigende Fransen versus de Vlamingen die het niet zien zitten om de geëiste belachelijke financiële offers te brengen om zo hun vrijheid af te kopen. De potentiële toegevingen zorgen voor grote commotie en verdeeldheid in Vlaanderen. Het steekspel houdt aan tot in 1309. Er worden nieuwe, zachtere, maatregelen aangekondigd. Begin mei 1309 reizen de gedeputeerden van de Vlaamse steden en kasselrijen naar Parijs om het ultieme vredesverdrag te ondertekenen.

Voor Veurne en de kasselrij van Veurne trekken Simoen Utelaete, ridder Ustaes Lauwaert en Jan Bastaert naar Parijs. De akten die ze terugbrengen naar Veurne zijn voorzien van de koninklijke en grafelijke zegels. De inhoud ervan blijkt onhoudbaar voor de mensen van Veurne en omstreken. Onhoudbaar trouwens voor de modale man en vrouw in het hele graafschap van Vlaanderen. Het zaad van een nieuwe rebellie tegen Frankrijk is al opnieuw aan het kiemen.