Moergestel

Het kasteel Nieuwenhof te Moergestel is een voormalig kasteel dat sinds 1840 als klooster wordt gebruikt door de Zusters van Liefde van Tilburg. Het kasteel heeft een rijke geschiedenis en was de woonplaats van de heren van Moergestel, die tot verschillende adellijke families behoorden. Een van de oudste heren van Moergestel was Dirk van Horne, die leefde van 1320 tot 1378.

Na de dood van Dirk van Horne kwam de heerlijkheid Moergestel aan zijn schoonzoon Jan III van Polanen, die ook heer was van Breda en Leck. Hij was getrouwd met Odilia van Salm, de dochter van Dirk en Margaretha. Jan III van Polanen stierf in 1394 en werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik van de Leck, die ook Hendrik van Polanen werd genoemd. Hij was getrouwd met Johanna van Vlaanderen, een kleindochter van Lodewijk II van Male. Hendrik van de Leck stierf in 1428 en liet zijn bezittingen na aan zijn dochter Johanna, die getrouwd was met Engelbrecht I van Nassau. Zij waren de stamouders van het huis Nassau-Dillenburg, waaruit later Willem van Oranje zou voortkomen1.

De heerlijkheid Moergestel bleef echter niet lang in handen van de familie Nassau. In 1461 stierf Johanna zonder mannelijke nakomelingen en erfde haar neef Pieter van Vertaing, die ook heer was van Asten, de heerlijkheid. Hij was getrouwd met Margaretha van Culemborg, die na zijn dood het bewind voerde over Moergestel. Zij stierf in 1505 en werd opgevolgd door haar neef Eustachius van Boussier, die ook heer was van Vertaing. Hij stierf in 1511 en liet Moergestel na aan zijn zoon Floris, die in 1531 kinderloos stierf. Zijn zus Johanna erfde toen de heerlijkheid en trouwde met Karel van Rubempré, een edelman uit Henegouwen. Hun zoon Jan werd in 1545 heer van Moergestel, maar stierf al twee jaar later. Zijn broers Karel en Anthony volgden hem op1.

In 1560 gaf koning Filips II de heerlijkheid Moergestel in pand uit aan Jasper Schetz, een rijke koopman uit Antwerpen. Hij was getrouwd met Catharina d’Ursel, een dochter van Karel en Johanna. Jasper Schetz was ook heer van Grobbendonk en werd in 1567 verheven tot baron. Hij stierf in 1584 en werd opgevolgd door zijn zoon Jan Karel Schetz, die ook baron werd. Hij stierf in 1599 en liet Moergestel na aan zijn broer Conrad Schetz, die in 1600 de familienaam d’Ursel aannam naar zijn moeder. Deze familie bleef tot het midden van de 18e eeuw eigenaar van Moergestel1.

In 1761 verkocht Karel Filips d’Ursel, de vierde hertog van Ursel, de heerlijkheid Moergestel aan Marcellus Bles, een koopman bij de Vereenigde Oostindische Compagnie. Hij stierf in 1797 en liet Moergestel na aan Marcelis Adrianus Bekkers, die burgemeester was van Chaam. Deze had echter weinig interesse voor het kasteel, dat leeg bleef staan tot het in 1840 werd verkocht aan Joannes Zwijsen, de aartsbisschop van Utrecht. Hij schonk het kasteel aan de Zusters van Liefde, die er een klooster van maakten. Het kasteel werd in 1880 ingrijpend verbouwd en uitgebreid. Het kreeg de naam Sint-Stanislausgesticht en diende als noviciaat, verzorgingstehuis en retraitehuis.