Johan van Horne (145?-1505)

Johan van Horne, ook wel Jan IX van Luik (ca. 1450 – Maastricht18 december 1505) was een leidinggevend geestelijke in de Bourgondische Nederlanden. Vanaf 1483 tot aan zijn dood was hij de 59e bisschop van Luik.

Houseofhorne.com (c)

Johan van Horne was een zoon van graaf Jacob II van Horne, uit het geslacht Horne. Hij was kanunnik van het kapittel van Sint-Lambertus in Luik en proost van het kapittel van de Sint-Denijskerk in dezelfde stad.[1] Hij werd door paus Sixtus IV benoemd tot bisschop van het prinsbisdom Luik op 17 december 1483. Pas in 1485 ontving hij zijn priesterwijding in de Sint-Andrieskerk in Maastricht. Hij spande zich in om vernielingen die het gevolg waren van de veldslagen tijdens de regeerperiode van zijn voorganger Lodewijk van Bourbon te herstellen.

Johan "Goes" de Hornes

(C) Houseofhorne.com

In verband met de voortdurende strijd tegen Willem I van der Marck Lumey ook wel het everzwijn van de Ardennen (le Sanglier ‘d Ardenne) genoemd,

Fragment van een tapijt met de voorstelling ‘Diane van Brabant die het wilde zwijn uit de Ardennen tegenhoudt’ , met daarop een tekst in gotisch schrift ‘Bij God NS Diane van haar handen, een enkele opgeheven streling verzet zich tegen haar gehoor wantrouwen de liefde voor het monsterlijke zwijn doet hem een ​​einde maken aan de vernielingen’
Het fragment is 180 x 130 cm.

Deze zeldzame voorstelling illustreert Diana van Brabant, met het wapen van de Leeuw van Vlaanderen op haar jurk, tegenover een prinses van Nederland, herkenbaar aan haar armen die ze op de plooi van haar tuniek draagt. Links Guillaume de La Marck (rond 1446 -1485), bijgenaamd het zwijn van de Ardennen en gesymboliseerd door dit dier. Hij was een machtige heer van het Prinsdom Luik, zoon van Jean, heer van Arenberg en Sedan, en Anna van Virnenburg. Omstreeks 1477 verhief de prins-bisschop van Luik, Louis de Bourbon, die hoopte met zijn hulp zijn vriendschap te winnen en zijn gezag te versterken, hem tot de rang van grootburgemeester en schonk hem de onneembare vesting Franchimont, nabij Theux. Hij werd later verbannen vanwege persoonlijke ambitie. Guillaume de La Marck zocht zijn toevlucht in Frankrijk en benaderde koning Lodewijk XI om de Fransen een vrije doorgang door het land Luik te verzekeren en Brabant te veroveren. De koning accepteerde het voorstel en zorgde voor een compagnie van honderd lansen. La Marck keerde terug naar het prinsdom Luik met een deel van zijn troepen, die een rode jas droegen met een geborduurde kop van een zwijn op de mouw. Hij marcheerde naar Luik en vermoordde daar op 30 augustus 1482 de prins-bisschop; Vervolgens maakte hij zich meester over bijna het hele land, waarbij hij alles dat weigerde zich te onderwerpen in brand zette en bloed vergoot.
Hij liet zichzelf Momboor van het Prinsdom noemen en liet vervolgens zijn zoon Jean op 14 september tot lid van het episcopaat kiezen, terwijl de leden van het Kapittel Jean van Horne in Leuven kozen, die door de paus en de keizer als legitieme bisschop werd erkend. Er volgde een bloedige oorlog tussen Maximiliaan I van het Heilige Roomse Rijk, die Nederland bestuurde, en de Luikenaar die profiteerde van de steun van Lodewijk XI. Willem stemde er uiteindelijk op 21 mei 1484 mee in om Jean van Horne te erkennen. Het jaar daarop werd hij in een hinderlaag gearresteerd en naar Maastricht gebracht, waar hij op 18 juni 1485 werd onthoofd.

Tot het midden van de 15e eeuw kenden de werkplaatsen van Arras, die die van Parijs hadden verdrongen, een intense activiteit en vestigden ze handel in wol producerende steden, die toen in volle bloei waren, zoals Brugge, Dowaai, Gent, Kortrijk en vooral Doornik en Brussel.. De laatste twee overschaduwden Arras al snel door meesterwerken te produceren waarin we de invloed van de grote schilders van de Frans-Vlaamse school terugvinden. De hertogen van Bourgondië bleven de rol van beschermheren spelen, die in de vorige eeuw al vervuld werd door Philippe Le Hardi. Van 1423 tot 1467 waren er in de hoofdstad van Artois negenenvijftig meesterstoffeerders gevestigd. Het beleg van 1477 door de soldaten van Lodewijk in Henegouwen. De identificatie van wandtapijten geweven in Arras of Doornik is zeer moeilijk, omdat er zeer weinig geschreven bronnen zijn. Namen bleven beroemd, zoals die van leden van de familie Walois in Arras of Pasquier Grenier in Doornik later in de eeuw. Doornik telde in de eerste helft van de 15e eeuw honderdtwintig stoffeerders, en op zijn hoogtepunt zelfs tweehonderdveertig.

Dit zeldzame onderwerp toont Diana van Brabant, gekleed in de Leeuw van Vlaanderen op haar jurk, tegenover een prinses van Nederland, herkenbaar aan de armen op de plooi van haar tuniek. Links staat Guillaume de La Marck (ca. 1446 -1485), genaamd Het Zwijn van de Ardennen en gesymboliseerd door dit dier. Hij was een machtige heer van het Prinsdom Luik, en de zoon van Jean, vader van Arenberg en Sedan, en Anna van Virnenburg. Omstreeks 1477 verhief de prins-bisschop van Luik, Louis de Bourbon, die hoopte met zijn hulp zijn vriendschap te winnen en zijn gezag te versterken, hem tot de rang van grootburgemeester en schonk hem de onneembare vesting Franchimont, nabij Theux. Als gevolg van deze persoonlijke ambitie werd Guillaume de La Marck later verbannen. Hij zocht zijn toevlucht in Frankrijk en vroeg koning Lodewijk XI om de Fransen een vrije doorgang door het land Luik te garanderen om Brabant te veroveren. De koning accepteerde het voorstel en zorgde voor een compagnie van honderd lansen. La Marck keerde met een deel van zijn troepen terug naar het prinsdom Luik, die een rood pak droegen met een geborduurde kop van een zwijn op de mouw. Hij marcheerde naar Luik en vermoordde de prins-bisschop op 30 augustus 1482; Vervolgens nam hij de controle over bijna het hele land over, plunderde en verbrandde waar er weerstand was.
Hij had zelf de Momboor van het Prinsdom benoemd en vervolgens zijn zoon Jan op 14 september tot bisschop laten kiezen, terwijl de leden van het kapittel in Leuven Johan van Horne kozen, die door de paus en de keizer als legitieme bisschop werd erkend. Er volgde een bloedige oorlog tussen Maximiliaan I van het Heilige Roomse Rijk, die over Nederland regeerde, en de kamerheer van Luik, die de steun kreeg van Lodewijk XI. Willem stemde er uiteindelijk op 21 mei 1484 mee in om Johan van Horne te erkennen. Het jaar daarop werd hij in een hinderlaag gelokt, gearresteerd en naar Maastricht gebracht, waar hij op 18 juni 1485 werd onthoofd.

Tot het midden van de 15e eeuw waren de werkplaatsen van Arras, die die in Parijs hadden verdrongen, zeer actief en richtten zij molens in de wol producerende steden, die toen zeer welvarend waren, zoals Brugge, Dowaai, Gent, Kortrijk en vooral Doornik en Brussel. De laatste twee overschaduwden Arras al snel in de productie van meesterwerken waarin de invloed van de grote schilders van de Frans-Vlaamse school te zien is. De hertogen van Bourgondië bleven de rol van beschermheren spelen en zetten het beschermheerschap van Filips de Stoute uit de vorige eeuw voort. Van 1423 tot 1467 waren er in de hoofdstad van Artois negenenvijftig meesterstoffeerders gevestigd. De belegering van 1477 door de soldaten van Lodewijk XI vernietigde de productie niet, aangezien deze doorging tot 1528. Synchronisch met het verval van Arras werd Doornik in Henegouwen steeds belangrijker als productiecentrum voor wandtapijten in de Bourgondische Staten. De identificatie van wandtapijten geweven in Arras of Doornik is zeer moeilijk, aangezien er zeer weinig geschreven bronnen zijn. Sommige namen zijn beroemd gebleven, zoals die van de leden van de familie Walois in Arras of Pasquier Grenier in Doornik later in de eeuw. Doornik was in de eerste helft van de 15e eeuw de thuisbasis van honderdtwintig stoffeerders; dit aantal groeide tot tweehonderdveertig op het hoogtepunt van de productie van de stad.

Door Willem van der Mark en diens opvolgers, verbleef Jan van Horne vaak te Maastricht, ofwel in het bisschoppelijk huis De Winckel, op de hoek van de Helmstraat en het Vrijthof (tegenover de Luikse perroen), ofwel in het door hem mede gefinancierde klooster van de paters observanten op de Sint-Pietersberg.[2] Op 5 april 1487 werd de Vrede van Sint-Jacobus getekend, op 28 april door Van Horne bekrachtigd. De Vrede van Sint-Jacobus bundelde de wetten en reglementeringen van het Luikse land. Volgens het Grondwettelijk Hof is een gedeelte over afwatering en riolering uit de Vrede van Sint-Jacobus momenteel (2007) de oudste wet die in België nog gebruikt wordt.

De bisschop kon er verder voor zorgen dat Filips de Schone in 1492 de neutraliteit van het prinsbisdom Luik erkende zodat het grondgebied later vrijwel gespaard zou blijven van verwoestingen.

Na zijn dood in 1505 werd Van Horne, vanwege de aanhoudende opstand in Luik, begraven in de kloosterkerk van het Maastrichtse Observantenklooster (op de plek van het huidige Buitengoed Slavante), evenals in 1506 zijn hulpbisschop, Libertus van Broeckem.[3] Zijn wapenschild is aangebracht in het maaswerk van één van de gotische vensters in de kruisgang van de Sint-Servaasbasiliek in Maastricht.

Chronologie

1482 augustus en later
Willem van der Marck, wiens zoon Jan niet wordt gekozen tot bisschop van Luik, valt het
land van Horn meermalen binnen en plundert en verwoest het. In plaats van de vermoorde
vorige bisschop Lodewijk van Bourbon kiest het merendeel van de kanunnikken van Luik, in
Leuven vergaderd, Jan van Horn als electbisschop van Luik.

Chronicon Los p.85

1482 na augustus 30
Na de dood van Ludovicus van Bourbon, bisschop van Luik, door Willem van der Marck,
kiest een deel van het domkapittel van Luik onder dwang diens zoon Jan van der Marck tot
elect. Op 23 september 1482 worden Willem en Jan van der Marck door de aartsbisschop van
Keulen in de ban gedaan. Door de uitgeweken kanunnikken wordt in oktober een verdeelde
keuze gedaan tussen Jan van Horn en Jacob van Croy. De drie postulanten doen een beroep
op de paus. Die bekrachtigt de keuze van Jan van Horn op 17-12-1483. Op 21-5-1484 vrede
tussen Horn & van der Marck.

(Abusievelijk geen bron vermeld)

1482 augustus 31
Willem van der Mark alias van Arenberg wordt in Luik benoemd tot momber van de landen
van Luik, Bouillon en Loon.

De Ram o.c., p. 679-680

1482 september 27
Jacob graaf van Horn ontslaat Willem van Vlodrop (heer van Dalenbroek) van alle
verplichtingen ten aanzien van 1000 overlandse rijnsguldens borgsom samen met anderen
wegens nederlaag en gevangenschap van zijn broer Johan van Horn, postulaat te Luik.

Dalenbroek nr. 43

1484 mei 22 (Tongeren)
Vrede en overeenkomst tussen Jan van Horn, elect van Luik, en Willem van der Marck,
ridder, heer van Aigremont, voogd van kerk en land van Luik, na het horen van de drie
standen van het land, de graaf van Horn en de heer van Montigny, broers van Jan van Horn.

  1. Het kapittel van St. Lambert wordt in al zijn rechten hersteld.
  2. De gevangen gezanten van het kapittel, in detentie op het kasteel Hoei, worden
    vrijgelaten en krijgen schadevergoeding.
  3. De elect geeft Willem de plaats Seraing c.a. terug.
  4. Voor zijn gedane kosten krijgt Willem 30.000 ll. van 40 groten Vlaams, waarvoor
    hem het land van Franchimont wordt verpand. Idem het land van Bouillon voor 6.000 ll.
    Frederik van Horn, ridder, heer van Montigny, krijgt voor zijn gemaakte kosten 24.000 ll. De
    verpandingen worden bezegeld door het kapittel en de steden, die ook borg zullen staan.
  5. Johan van der Marck Willemszoon zal tenminste voor 1000 ll. ‘s jaars beneficiën
    verkrijgen.
  6. Robert van der Marck, ridder, heer van Sedan krijgt voor zijn kosten en herstel
    van de stad Bouillon 8.000 ll.
  7. Robert van der Marck de jonge krijgt idem vanwege Stokkem wat de bisschop
    zal bepalen.
  8. De vete tussen de graaf van Horn en Ghijs van Kanne is beslecht. De onderzaten van de graaf zullen Ghijs nog de sommen betalen die zij hem beloofd hebben.
    Medezegelaars de Staten van Luik en o.a. Engelbert van Nassau, heer van Breda, Vincent
    graaf van Meurs en Jacob graaf van Horn en Frederik van Horn, heer van Montigny, en
    Everard van der Marck, broer van Willem.

Analecta Leodiensia p. 745-757

De Ram o.c., p. 745-757

1484 november 7
In aanwezigheid van graaf Vincent van Meurs, oom, graaf Jacob van Horn, broer, Frederik
van Horn heer van Montigny, broer, en de gebroeders Olivier, Everard en Willem van der
Marck en Willem Dobbelstein en Johan Maschereel wordt Johan van Horn, elect van Luik,
als zodanig geïntroniseerd en bezweert hij de rechten van kerk en land.

Analecta Leodiensia p. 767-769

1484 november 7
Willem van Arenberg (van der Marck) biedt Johan van Horn, elect-bisschop van Luik, een
verbond aan.

Chronicon Los p.91

1484 december 3
Burgemeesteren, schepenen, gemene burgers, ingezetenen en gehele gemeente van de stad
Wessem met de onderbanken en dorpen en onderzaten van Ophoven, Geystingen en Beegden,
burgemeesteren, schepenen en onderzaten van de vrijheden van Overweert en Nederweert,
schepenen en gemene onderzaten van de dingbank van Heythuysen en Roggel en schepenen
en onderzaten van de dingbank Haelen met de dorpen van Neer, Buggenum en Horn
verkopen een jaarrente van 30 rijnsguldens, losbaar met 500, aan Johan van Breempt en
Gebele van Paerle.

R.A.L., Horn 233 afschr. 1610

1485 april 5
(Steden, vrijheden en banken van het land van Horn) verkopen een jaarrente van 9
rijnsguldens aan Claer Trijnen te Venlo.

R.A.L., Nederweert 36 fol. 71 afschr. 1623

22 maart 1485.
Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, staat het besloten klooster van de derde orde van Sint-Franciscus Sint-Elisabethsdal te Boxtel toe om het aantal geprofeste zusters van veertig uit te breiden tot zestig, met dezelfde rechten en plichten en vraagt samen met zijn echtgenote Hendrika van Haeften, vrouwe van Boxtel, en Hendrik van Zelhem Lottemszn., pastoor van Boxtel, aan Jan van Horne, bisschop van Luik, om dit te bekrachtigen. Hendrik van Zelhem Lottemszn. hecht tevens zijn goedkeuring aan deze uitbreiding

BHIC Archief Clarissen van Megen

31 maart 1485.
Jan van Horne, bisschop van Luik, geeft op verzoek d.d. 22 maart 1485 van Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel, Kessel etc., diens echtgenote, Hendrik van Zelhem, pastoor van Boxtel, moeder-overste en de zusters van Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, toestemming aan het klooster om het oorspronkelijke aantal van veertig zusters uit te breiden tot zestig.

1485 october 9 (Antwerpen)
Maximiliaan en Philips (de Schone) , aartshertogen, verklaren dat Johan van Horn, bisschop
van Luik, hen voor 12000 lb vlaams stad en kasteel van Hoei heeft verpand, terstond te
betalen door de rekenkamer in Rijssel.

Analecta Leodiensia p. 808-809

1486 september 17
Johan van Horn, bisschop van Luik, doet zijn eerste H.Mis. Zijn vader, de graaf (I) van Horn,
zingt het Evangelie, de graaf van Solms, zijn neef, zingt het epistel. Bij die plechtigheid
waren o.a. aanwezig de graaf (II) van Horn, broer van de bisschop en de graaf van Meurs
(diens oom).

Analecta Leodiensia p. 818

1487 januari 5 (Spiers)
Frederik III, keizer, beleent Jan (van Horn), bisschop van Luik met de rijkslenen zoals diens
voorgangers van het rijk in leen hielden. Jan moet vóór 24 juni leeneed doen in handen van
Maximiliaan, roomskoning.

Paul Harsin; La principauté de Liège à la fin du règne de Louis de Bourbon et sous celui de
Jean de Honnes;Luik, 1957, tome I p. 402-403

1488 mei 29
Frederik, markgraaf van Brandenburg etc. en Willem hertog van Gulik etc., oorkonden
bemiddeld te hebben tussen Jan (van Horn) bisschop van Luik en de stad Maastricht ter ener
en Everart van der Marck heer van Arenberg, de deken en het domkapittel van Luik en de
stad Luik en een bestand af te kondigen tot St. Jan de Doper. Indien Robert van der Marck
heer van Sedan het bestand niet volgt, zullen Everard en Luik hem niet helpen mogen.

Analecta Leodiensia p. 830-831

1488 juli 13
Robert van der Marck, heer te Sedan etc., verklaart dat een minnelijke schikking is getroffen
over de restanten van een brandschatting die de onderdanen van Horn en Weert nog schuldig
zijn en die ten tijde van Willem van der Marck was afgedwongen door Ghijs van Canne. De
stad Luik keurt de schikking goed en zegelt mede.

Gem. arch. Weert 144

1489 december 6 en later
Jan van Horn, bisschop van Luik, komende uit St. Truiden tracht de stad Luik tevergeefs in te
nemen. Na het mislukken slaagt hij er wel in de kastelen van Milhen en Seyne te bemachtigen
en na accoord de stad Maaseik.

Chronicon Los p. 102

1490 april 10
Na de dood van Willem van der Marck is oorlog ontstaan tussen Johan van Horn, bisschop
van Luik, de stad Maastricht en andere steden van het land van Luik ter ener en Everart van
der Marck, heer van Aremberg, en diens zoons, Robert van der Marck, heer van Sedan, en de
zoons van wijlen Willem en de stad Luik. Op verzoek van de roomskoning, de koning van
Frankrijk, de aartsbisschop van Keulen en de hertog van Gulik bemiddelen Engelbert graaf
van Nassau, heer van Breda, en Frans van Busleiden, domproost van Luik namens de
roomskoning, 3 gezanten namens Frankrijk, 1 gezant namens Keulen en namens de hertog
van Gulik Goetschalck van Herne, heer van Alsdorp, seneschalk van Gulik, en Hendrik van
Hompesch, heer van Wickrath, maarschalk, ridders, Vincent graaf van Meurs namens de
bisschop van Luik en Everard van Sayn graaf van Wittgenstein namens de partij Van der
Marck.

  • Over het feit van de dood van Willem van der Marck zullen de vorsten van Keulen en
    Gulik en Engelbert van Nassau binnen 4 maanden uitspraak doen.
  • Over hetzelfde feit wat betreft de rol van de stad Maastricht daarin idem.
  • De bisschop van Luik schenkt pardon aan zijn tegenstanders.
  • De staten van Luik en de
    stad Maastricht zullen dat gestand houden.
  • Ieder kere terug naar ambt of functie die hij voordien bezat.
  • De inwoners van de stad Luik zullen de bisschop trouw betuigen.
  • De bisschop zal daarna één maand later de staten van Luik bijeenroepen die een
    belasting t.b.v. het land zullen uitschrijven voor inlossing van pandschappen.
  • De bewijzen van verpanding moeten worden getoond aan de graaf van Meurs en de
    graaf van Nassau.
  • Jennot-le-Battard mag op het kasteel Longre de graaf van Horn en de heren van
    Waroux en Cortembach nog in detentie houden totdat de bisschop met de partij Van der
    Marck een vergelijk heeft gesloten.
  • De bisschop zal pardon geven aan de leden van het domkapittel.
  • De graaf van Nassau neemt in naam van de bisschop de stad Luik in bezit.
  • De troepen die de partij van der Marck in het land gehaald heeft, zullen vertrekken.


Zegelaars: Johan van Horn, bisschop van Luik, de drie staten van het land van Luik, de stad
Maastricht, Everard van der Marck heer van Aremberg, Robert van der Marck, heer van
Sedan, Everard Everardzoon van der Marck, Johan Willemszoon van der Marck, Willem
Willemszoon van der Marck en de stad Luik. Willem Willemszoon van der Marck is
buitenlands. De overige Van der Marck staan garant voor zijn zegeling. De bemiddelaars
zegelen mede.

1490 na april 10
Johannot Bastardus, verwant van Willem van der Marck, wordt geruild tegen de gevangen
graaf van Horn die lange tijd in het kasteel Longhe gevangen heeft gezeten.

Chronicon Los p. 103

1491 november 7
Jan van Horn, bisschop van Luik, verklaart dat hij bijeenkomsten belegd heeft tussen Jacob
graaf van Horn, zijn broer, en hun oom Vincent graaf van Meurs over de wijze waarop Jacob
aan Vincent binnen 3 jaren 26.000 schuld moet aflossen. Indien Jacob dat niet kan, treedt het
koopcontract tussen Jacob en Vincent in werking. Beide partijen aanvaarden de
overeenkomst.

Dülmen, archief Croy Horne 1e lias

1492 april 25
Verdrag van vrede tussen Johan van Horn, bisschop van Luik, en de partij van de heren van
der Marck of van Arenberg. De vrede vindt echter nog niet algemeen weerklank, Sebastianus,
kapitein van Montfort, overvalt het dorp Gulpen.

Chronicon Los p. 109

1492 mei 5 (Donchéry)
Vrede tussen de huizen van Horn en Van der Marck en Arenberg en stad en landen van Luik

De Staten van Luik betalen aan partij van der Marck en Arenberg 50.000 rijnsguldens, te
betalen over 8 jaartermijnen.
Een scheidsgericht over geschillen.
De bisschop en de graaf van Horn zullen verdere acties staken en vragen de hertog van
Lotharingen en Vincent graaf van Meurs mede te zegelen.
Partij van der Marck zegelt; idem de Staten van Luik.

Onder de getuigen namens de ridderschap zijn o.a. Herman van Bronkhorsten en Batenburg,
heer van Stein, Willem van Vlodrop, heer van Leut en Dalenbroek, Adam de Kerkem, Claes
van der Donck, heer van (Ob)bicht

Analecta Leodiensia p. 852-861 Bormans: Ordonnances de la principauté de Liège, 1e
serie, p. 771 De Ram o.c. blz. 852-861

1492 mei 5 (Maastricht)
Vrede gesloten te Donchery en bekrachtigd te Maastricht tussen de huizen van Horn en van
der Marck alias van Arenberg. Zegelaars o.a. Johan van Horn, bisschop van Luik, Jacob graaf
van Horn, Vincent graaf van Meurs, hun oom, Everhard van der Marck heer van Arenberg,
Robert van der Marck, heer van Sedan, Johan van der Marck, heer van Aigremont, Willem
van Egmond, heer van Haps en Boxmeer, Herman van Bronkhorst en Batenburg, heer van
Stein, Willem van Vlodrop heer van Leut en Dalenbroek en de steden ’s lands van Luik.

De Ram o.c. blz. 852-861

1498
Johan van Hoerne, bisschop van Luik, en Jacob graaf van Horne benoemen Peter van Horne
tot bode van de dorpen Heythuysen en Roggel na lossing van dat ambt door Peter aan
Mattheis N. met 200 gulden brabants.

Leenhof Horn
Cotton MS Galba B XI/1Show link URL Print

DateLast quarter 15th century-3rd quarter 16th century
TitleRecords and papers concerning England and Burgundy

ff. 30r–v: Alliance between Henry VII and John de Horne, Prince Bishop of Liege, 12 January 1502.


1499 juli
1 .
Jan van Horne, bisschop van Luik, stemt in met de inzegening van de kerk van het nonnenklooster te Boxtel door zijn plaatsvervanger Innocentius en van het kerkhof, waar de overleden gelovigen mogen worden herbegraven. Tevens staat hij elke priester toe om op een gewijde, draagbare altaarsteen de H. Mis op te dragen in het sterf- of ziekenhuis in het bijzijn van zieke of zwakke personen, tenzij deze geëxcommuniceerd of geschorst is.

BHIC Archief Clarissen van Megen

January–February 1502

Syllabus EntryFoedera Text
1502. Jan. 12. Treaty of alliance between the K. of England and John de Horne, bp. of Liege.
O. xii. 785. H. v. p. iv. 165.
Appunctuamenta Episcopi Leodiensis.
An. 17. H. 7. Ex Autogr.
Universis & singulis, ad quorum Notitiam praesentes Literae pervenerint, Johannes de Horne, Dei gratiâ, Episcopus Leodiensis Dux Bullonensis Comes Lossensis, &c. Salutem.
Noveritis Nos, cum Serenissimo & Illustrissimo Principe ac Domino Domino Henrico Rege Angliae & Franciae ac Domino Hiberniae, &c. Domino Metuendissimo, omnia & singula Articulos & Capitula subsequentia concordâsse & conclusisse per Praesentes,
Inprimis, Convenimus quòd neuter nostrûm praestabit Auxilium, Consilium vel Favorem notoriis Hostibus vel Inimicis alterius Partis tàm per Terram, Mare, vel Aquas dulces infestare vel invadere volentibus, sed uterque nostrûm bonâ Fide se mutuis Auxiliis Militaribus Gentium Armatorum, Expensis tamen Opem Interpellantis, quotiens opus fuerit adjuvabit, in quorum Auxiliorum praestatione, quoad Numerum attinet Armatorum, habenda erit facultatis Ratio illius quae de ferenda Ope rogabitur seu interpellabitur, ut (scilicet) ad non plus teneatur quàm tunc commodè facere poterit, considerata Temporis & Locorum Oportunitate, ac Statu Rerum suarum.
Item, Conventum est quòd neuter nostrûm, Rebellem vel Rebelles, Profugum vel Profugos alterius Partis, in ejus Regna, Patrias, Dominia, Terras, Villas, Opida, Jurisdictiones, Portus, aut Districtus, aut eorum aliquem recipiet, nec eis aut eorum alicui, eisdem eorumve aliquo aut alio quocunque in Loco, etiam extra nostra Regna, Patrias, Dominia, Terras, Villas, Opida, Jurisdictiones, Portus, aut Districtus, Auxilium, Consilium, Hospitium, Gentes Armorum, Naves, Pecunias, vel Victualia praestabit aut ministrabit, nec ab alio aut aliis quibuscumque in nostra Regna, Patrias, Dominia, Terras, Villas, Opida, Jurisdictiones, Portus, aut Districutus Recipi, nec eis aut eorum alicui in eisdem Auxilium, Consilium, Favorem, Hospitium, Gentes Armorum, Naves, Pecunias, vel Victualia dari, praestari, ministrari, aut concedi permittet sed expressè & cum effectu contradicet obstabit & Impedimentum realiter praestabit.
Item, Conventum est quòd, si alter nostrûm praedictorum aliquem vel aliquos nostrûm vel nostros fuisse & esse Rebellem vel Rebelles, Profugum vel Profugos, & in nostra Regna, Patrias, Dominia, Terras, Villas, Opida, Jurisdictiones, Portus, vel Districtus, aut eorum aliquem, Receptum esse vel Receptos, aut ibidem Latitare aut Se tenere, aut hujusmodi Rebelles aut Profugos, in alicujus nostrorum aut alterius Principis aut Domini Regnis, Patriis, Dominiis, Terris, Villis, Opidis, Jurisdictionibus, Portubus, vel Districtubus, esse, morari, conversari, aut latitare, per Literas nostras, alteri significaverit & declaraverit, tunc ille nostrûm qui hujusmodi Literas receperit, vel cui taliter significatum aut declaratum fuerit, hujusmodi Rebellem vel Rebelles, Profugum vel Profugos, infra Quatuor Dies a Die Significationis praedictae proximè continuè numerandos, tenebitur per Praesentes dictos Rebelles & Profugos & eorum quemlibet, si infra sua Regna, Patrias, Dominia, Terras, Villas, Opida, Jurisdictiones, Portus, vel Districtus fuerit aut fuerint, extra sua Regna, Patrias, Dominia, Terras, Villas, Opida, Jurisdictiones, Portus, & Districtus, & eorum quodlibet in Locis publicis & consuetis, per publicas Proclamationes, perpetuò proscribere & bannire, aut proscribi aut banniri facere cum effectu, & sub Poena Capitali,
Et si hujusmodi Rebelles & Profugi in alterius Principis aut Domini Regnis, Patriis, Dominiis, Terris, Villis, Opidis, Jurisdictionibus, Portubus, aut Districtubus fuerint, extiterint, morentur, conversentur, aut latitaverint, tunc eos & eorum quemlibet, nè ad sua Regna, Patrias, Terras, Villas, Opida, Jurisdictiones, aut Dominia sua, aut aliquam Partem eorumdem, sub Poena Capitis ac Mortis ullo modo veniant aut accedant, nec eorum aliquis veniat aut accedat, in Locis publicis & consuetis per publicas Proclamationes prohibebit, & eadem Prohibitione, infra Quatuor Dies, ut praemittitur, faciendâ, omnes & singulos dictos Rebelles & Profugos proscribet & banniet, sub Poena Capitali; & Praemissas Proscriptionem sive Proscriptiones Bannum sive Banna Contempnentem vel Contempnentes, statim & sine dilatione aut excusatione quacunque, eadem Poena Capitis ac Mortis puniet aut puniri faciet.
Quae Quidem Omnia Et Singula Capitula Praemissa, inter praefatum Serenissimum Dominum nostrum Regem Angliae &c. & Nos Johannem Episcopum Leodiensem, &c. supranominatos, in praesenti Tractatu inita & conclusa, tanto Tempore inter Regiam suam Majestatem Haeredesque a suo Corpore procreatos & Nos quoque vim & effectum sortientur, quanto tempore Humanis agere continget, & inter eandem Regiam Majestatem suosque Haeredes ac Illustrissimum Principem Dominum Philippum Archiducem Austriae, &c. aut Duces Brabantiae, consimilis Amicitia, Liga, Confoederatio, Pax, & Unio durabunt & continuabunt.
In quorum omnium & singulorum Praemissorum Fidem & Testimonium his praesentibus, Manu propriâ subscriptis, Sigillum nostrum Secretum apponi fecimus.
Dat. Duodecimâ Die Mensis Januarii, Anno a Nativitate Domini Millesimo Quingentesimo secundo, Stilo Curiae nostrae
Johannes.
De Mandato speciali Reverendissimi Domini nostri supradicti.
Super Plicam,
Godissa.

1502 februari 23 .
Jan van Horne, bisschop van Luik, hecht zijn goedkeuring aan de geïnsereerde oorkonde van zijn voorganger Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, d.d. 1472.01.17, bevestigt en hernieuwt de stichting van het klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, en voert een aantal kleine wijzigingen door op het gebied van de aanstelling van biechtvaders en de bestraffing van de zusters.

BHIC Archief Clarissen van Megen

1503 december 7
Jan van Horn, bisschop van Luik, keurt de huwelijkse voorwaarden tussen Margaretha,
Arndsdochter van Horn, en Rychard van Merode, heer van Pietersem, goed.

Grauwels III nr. 2107-2108

1505 december 18
Overlijdt Jan van Horn, bisschop (van Luik), begraven in Maastricht bij de Minderbroeders
op de berg. Hij was zoon van Jacob I graaf van Horn.

Wely p. 65 met foutieve datum 20-12-1502
Strubbe/Voet p. 285
Chronicon Los p. 120-121

Gebeurtenissen tijdens zijn regeerperiode:

  • 1482: Maximiliaan van Oostenrijk neemt Hasselt in en laat de stad plunderen . Idem met Tongeren (na 3 weken beleg).
  • 1484: “Heksenbul” van paus Innocentius VIII met algemene bevindingen en Bestrijdingsrichtlijnen.
  • 1484: In Tongeren wordt vrede ondertekend tussen Horne en Van der Marck.
  • 1484: Johan van Horne houdt blijde inkomst in Hasselt
  • 1485: Belegering commanderij Gruitrode door gebr. Van der Marck.
  • 1486: Gijs van Kanne met zijn Duitse legerbenden brandt het kasteel van Kuringen af.
  • 1487: “Maleus Malificarum” (“Heksenhamer”)
  • 1488: de gebroeders van der Marck veroveren de burcht van Kolmont. Eén jaar later delven ze echter het onderspit en wordt de burcht verwoest.
  • 1490: Robert vander Marck neemt na zware belegering Hasselt in.
  • 1490: Johan van Horne overwint in veldslag te Zonhoven (700 à 1300 gesneuvelden) à diepe wonden in PB ->
  • 1492: verdrag om zich neutraal op te stellen (werd diplomatiek erkend door Frankrijk en de Nederlanden).

Het onderstaande indrukwekkende relaas uit de tijd van Johan van Horne is overgenomen uit de Kroniek van Luik en verhaalt zeer uitgebreid de hevige strijd die ontstond rond de bisschopszetel van Luik tussen de families van der Mark Arenberg en Horne.

Joannes de Hoern 84 episcopus

Johan van Horne is 59ste Bisschop van Luik geworden als zoon van Jacob I van Horne en Johanna van Meurs Saarwerden. Zijn vader is inmiddels ingetreden als geestelijke tot de orde van de Observanten en zingt het heilige evangelie tijdens zijn inwijding in de Sint Lamberus kathedraal te Luik.

Dese heere heer Jan van Horne is geweest die LXXXIIIste bisschop ende der LIIIIste bisschop tot Ludiek. Ende syn vader hiet grave Jacop van Horne ende was geweest ten Heyligen Lande metten hertoch van Cleve. Ende als syn huysvrouwe doet was, een dochter van Meurs, soo fundeerde dese grave voers. by syn slot oft borchte Weert een Observantiën doester. Ende doen dat al op volmaeckt was ende syn alste soen greef Jacop bestaet was, soo liet hy die wereld ende ginck selve metten lyve in dat Observantiën cloester te Weert ende wert een Observant ende toech die cap aen als men schreeff XIII Ie ende LXV. Ende wart daer nae priester ende leeffden also lange dat hy noch sach synen heer Jan voers. van Horne syn ierste misse singen tot Ludiek op Sinte Lambrechts altaer met grooter eeren ende blysscappen ; ende hy was selver synen diaken ende sanck dat heylige evangelium [196v°] ende der grave van Solmpst die epistel.

Na de dood van Lodewijck van Bourbon wordt hij op voordracht van de Bourbons in meerderheid gekozen tot Bischop van Luik. Dit leidde tot oneenigheid met de familie van der Marck Arenberg die de Luikse bevolking tegen hem op zette. Hierdoor moest Johan van Horne vluchten naar Maastricht.

Ende saemeren corts hier nae soo sterft dese alde heere voers.,Godt troest syn lieve ziele Hier naer nu als die seer edel heere ende bisschop voers. heer Lodewyck van Borbon alsus jammerlycken vermoort was alsoo dat nu voers. is, soo wart dese heere heer Joan van Horne bisschop gecozen van dat meeste deel der canonicken van Sinte Lambrechte tot Ludieke als men schreeff XIIIF ende LXXXII. Maer och lacy, al hadde hy den kuer oft electie van den meesten hoope der heeren voers., soo vielt nochtans desen heere heer Johan van Horne al te seer uuyter maten hart suer ende seer swaer eer hy die confirmatie van onssen heyligen vader den paus van Romen konde crygen. Daer ginck langen tyt seer grooten arbeyt toe ende swaren cost overmits syne vyanden die Lukers ende die Arenborchschen met hennen adherenten die hem allen seer tegen worden ende allen den hinder, last, cost, schande ende verdriet aen deden dien sy costen oft mochten te Romen int recht ende op allen plaetsen ende steden daer sy macht hadden, daer sy mochten, int leysten luttel aenwonnen ende seer cleyn ere oft baet aff hadden. Ten lesten als dese goede heere voers. syns rechts boven lach dat hy die confirmatie metter helpen Godts nu ewech creeg van de paus, soo en halpt nochtans niet aen syn vianden, noch sy en achtent paus gebot niet met allen ende en wolden hem niet kennen noch obedieren noch ontfangen noch tot Ludiek in syn stat niet laten comen, overmits den Arenborchsche heeren ende henne adherenten ende veel quader boeven ende seer boeser menschen ende arm catyvich volck uuyt allen landen verbannen ende verdreven waren, ende nergent en dochten om hunnen boesheyt wille ende liever stoelen ende roefden dan sy hen brou met Godt ende met eren gewonnen hadden, derre seer veel by een was Walen ende Duytschen, ende wat niet dogen [197r°] en wolde dat was daer seer willecomme, Godt betert. Ende dat volck hadde nu Ludiek in ende regeerden die stat ende gebeerden oft sy die heeren van den landen hadden geweest alsoo dat seer qualyck stond in die stat van Ludiek ende oock door allen dese landen Ludiek, Loon, Brabant, alsoo dat dese goede heer heer Joan van Horne seer qualyck daer aen was met desen boosen volck ende quade Lukers. Ende alsus lach dese heer voers. binnen Tricht ende hadde die Brabenders te hulpen die hem groote hulpe ende bystant deden.

Met de hulp van de Hertog van Brabant probeert Johan van Horne de opstand in Luik te onderdrukken en zijn gezag te herstellen door het hoofdkwartier van de opstandelingen met geweld in te nemen. Als Willem van der Marck de Lumey dit hoort spoed hij met een overmacht naar Luik en overmeesterd het leger van de van Horne. Dan begint er een over en weer van wreedheden tegen verschillende Loonse steden die aan de kant van Horne staan en visa versa, ook wel de Loonse successieoorlog genoemd.

Als die Brabenders nu dit spel sagen ende aenmereten van den Lukers ende van goeden bisschop heer Jan van Horne bystant te doen ende oock met hen lant ende palen te hueden van hunne landen, soo vergaerden sy eenen cleynen hoop stolter ende cloecker mannen ende togen daer met in den lande van Ludiek voor een huys geheeten Ihoelen, dewelck sy seer crachtelyck bevielen ende in namen. Ende als heer Willem van Arenberg vernam dat die Brabenders dat huys voers. in hadden, soo quam hy met grooter menichten van volck alsoo dat hy wel dry man had tegen eenen Brabender om die Brabenders te bevechten ende op uuyten lande te slagen.
Als nu die Brabenders sagen dat sy verladen waren, soo riepen sy Godt aen ende sloegen daer in hertelycken ende cregen groote victorie ende die Lukers namen die vlucht wederom nae Ludiek. Ende heer Willem quam van daer ewech met grooter noot, ende daer bleeff menich man edel ende onedel jammerlycken verslagen ende doot ende dander al gevlouwen tot Ludieke voor der poorten. Ende sy lieten achter alle hen busschen, veel geweers ende allen hen wimpelen ende standaerden,
ende seer veel bleeff honre doot ende oock gevangen van de Brabenders. Ende dit geschiede oock als men schreeff XIIIF ende LXXXII.
Item doen ter stont hier nae soo quamen die Brabenders voor Hasselt ende cregen die Stadt in ende spolieerenste [197v°] jammerlyck. Ende daer bleven seer veele goeden burgeren doot ende Hasselt werden jammerlyck geschent ende beroefft van de Brabenders. Ende seer corte daer nae soo cregen die Lukers Hasselt wederom ende quamen daer binnen, ende metten selven soo cregen sy Sint Truyden met behendicheyt dat sy hun snachs wake qualyck hielden ende toe
sagen. Item al hier nae metten selven in den advent anno Domini LXXXII voor kersmisse in der quatertemper soo cregen die Arenborchsche een cleyn sloetken in geheeten Ziehen by Tricht. Ende daer lachten sich op sommige van hunnen boeven ende deden groote schade ende last opter Straeten deenen van Tricht alsoo dat sy voor die poorten hun nase niet en derden steken. Ten lesten soo worden die van Tricht hier om seer tornich ende togen met hunnen borgeren binnen Tricht voor Ziehen te winnen ende aff te breken. Ende alsy nu alsus daer voor lagen, soo vernamen sy dat heer Everart van Arenborch quam uuyt Ludiek met grooten voleke om die op Ziehen lagen te ontsetten. Ende als die van Tricht dat vernamen, soo werden sy daer van seer verveert ende braken op ende vlieden met seer grooter haesten na Tricht ende lietent al achter soo wat dat sy daer voor bracht hadden van schoonen bussen ende grooten geweer. Ende int opbreken soo waren hen die Lukers over den hals met heer Everaert van Arenborch hennen capiteyn ende reden onder die van Tricht in hennen hoop ende schoerden sy van den anderen ende sloegen doen daer op seer vreeselyck ende versloegen ende vermoorden doen op die tyt in der vlucht al iagende tot Tricht voor die poorte menigen abelen frisschen borger voor Tricht, ende vingen oock menigen goeden borger die symet hen tot Ludiek [198r°] voerden ende schadden hen dat hun aff sonder eenige barmherticheyt. Ende des anderen daechs hier nae soo togen die van Tricht uutv tot Sichen met veel wagenen ende haelden hen dooden met grooter droefheyt ende begrouven se eerlycken elcke syn vrinden daer hen belieffde, Godt troest honre allen zielen. Ende daer bleven doot alsoo men sacht over al wel VI oft VIIe stouter mannen als men schreeff XIIIF ende LXXXII. Ter stont hier naer in dat ander als men schreeff XIIII0 ende LXXXIII op den sesthienschen dach van sprokle, te weten op Sinte Julianen dach der heyliger jonck vrouwen die doen quam op den sondach Invocavit op den iersten sondach van de vasten, soo was in alle dese tyden soo grooten ongenuchte van oorloch op beyde syden van dese voers. partyen alsoo dat die Arenborchsche oft Lukers in hadden genomen dat stetken van Bilsen, dat den meesten deel van den borgeren seer leet was die doen ter tyt daer binnen woenden ende eensdeels van den besten borgeren
daer uut tracht nar Tricht ende besorchden dat gheen datter äff uam. Ende als die Arenborger alsus in dat arm stetken lagen, soo deden sy daer uut groote schaden op die straten op die Brabanders, op die Hornsche ende sunderlingen op die van Tricht daerom die edel heer heer (a) Joan van Hörne ende die Stadt van Tricht seer tornich worden. Ende sochten hulpe ende bystant aen die Brabenders om dit te keeren ende oock te wederstaen, ende sy cregen bystant van grooten volcke. Ende die bisschop voers. met allen syn vrinden ende die stat van Tricht met hare hulpen sloegen allen tsamen by malcanderen ende togen met seer grooter macht van lieden voor dat arme stetken Bilsen ende besprongent seer stoutelycken.
Daer waert hatelyck gestormt van buten ende ridderlycken geweert van
binnen van den ruters die heer Willem van [198v°] Arenborch daer in gestalt hadde ende toegesacht dat hy hen ontset ende bystant doen soude. Maer leyder dat quam hen veel te laet ende die binnen waren weerden hen heerlycken alsoo lange als sy conden, maer die van buten waren hen te sterck. Ten lesten quamen sy daer binnen met grooten gewalt ende daer was noch seer lange op de merct seer grooten stryt(è) ende sloegen hen seer eer dat ten eynde quam ende sy die vlucht nemen wolden,
alsoo datter menich abel stout man doot bleeff ende jammerlyck verslagen was.
Ende doen metten selven äff geplündert ende op geladen ende ewech gevuert dat hen aen stonde, ende doen metten selven dat vier daer in gesteken ende al kael te gronde affgebrant sonder die kercken, daer groot jammer was. Men sach daer op die tyt doot liggen ende verslagen meer dan derthien hondert lichaemen, Godt die heer ontferm honre zielen amen.
Item niet lange hier naer in dit selve jaer van LXXXIII soo was den grooten oplach ende blotstortinge in die Kempen te Peer, daer oock menich eerbaer ende goet schemel huysman verslagen ende vermoort wert van den Brabenders die al daer uutgeboden werden van den Lukers om die Brabenders te keeren. Ten lesten doen dit alsus stonde in Peer – grooter ongenuchten ende boosheyt van orloge aen beyde syden – dat vuechden Godt dat groote mannen hier tusschen beyden syden spraken als hertoch Willem van Gulicke ende der aide grave Vincentius van Morsse. Ende brachten dese vete tot eenre minnen ende soynen doen(c) der arm lantman al verdorven was, dat ten lesten een seer vaste zoyen gemaeckt wert van desen heeren voers. tusschen dese partyen voers. Mer leyder, niet langen tyt hier nae soo wert desen peys qualycken gehalden, daer allen landen Ludiek, Loon, Brabant seer [199r°] lydens ende verdriet äff quam ende quader wert dant daer te bevoren was geweest.

Johan van Horne beraamd met zijn ‘broeder’ Frederik van Horne van Montigny een plan om Willem van der Mark te ontvoeren en terecht te stelllen op het vrijthof voor de bisschoppelijke residentie De Winckel te Maastricht.

Als dit nu alsus gesoent was een luttel tyts daer menig mensch seer äff verblyt was ende Godt daneten, des der duvel grooten haet ende nyt hadt ende verwecten een nu spel ende een seer quaet werck, soo hadde dese bisschop heer Jan van Horn eenen seer boesen, feilen ende seer quaden boesen mensche tot eenen broeder geheeten Frederick van Horn heere tot Montegnys. Ende die quam in desen tyde der soenen oftfa) pays tot Sint Truyden ingereden in den somer tegen avont, daer syn broeder der bisschop oock was ende die ridder heer Willem van Arenborch voers. met hem. Ende sy säten te samen by een over tafel in die abdye ende aten ende droncken te samen ende waren seer vrolycken onder den anderen alsus dat scheen ende veel ander goede heeren ende edelen ende der bisschop ende heer Willem aten te samen uit eenre scotelen. Ende dese ridder heer Willem en wist niet van deser seer quader, grueten ende boosen opsat der Hornscher heeren die leyder over hem gestelt was ende gelocht den pays ende der zoynen die sy te samen
gemaeckt hadden. Ende heer Frederick van Montegys voers. quam in den zadel gereden daer syn broeder den bisschop ende heer Willem voers. by een te samen noch over tafel saten met veel ander heeren ende goede mannen, ende gruetese alle te samen seer vruntelycken met seer schoene woorden, ende ginck doen aen ander tafel sitten eten die hem daer doen bereit wert want hy te laet quam. Als heer Willem voers. nu sach desen alleen sitten aen der tafelen sonder geselschappe, soo badt hy orlof aen den bisschop ende stont op ende spronck over van den tafelen ende liep over op die ander syde by heer Frederick van Montegnys. Ende gaf hem
die hant ende hieten seer willecom ende ginck doen seer vrindelycken by hem sitten eten ende geselschap halden ende sy kalden seer vrindelycken te samen. Ten lesten sprack heer Frederick voers. tot heer Willem [199v°] voerschreven alsus: “Heer Willem, neef, ick hebbe nu een peert gecregen dat Sonderlinge groot vordel doet int loopen ende ghy hebt oock eenen looper die vordel doet. Ick soude wel van och begeren dat wie morgen vroech die sop te samen aten eer dat ick ewech rede ende dan te samen int velt reden ende lieten dan daer te samen onsse twee loepers tegen malcanderen int velt loopen om dat gelach dat wie te samen verteeren sullen als wie die(è) soppe te samen eten sullen.” Dat wellicht heer Willem seer gerne hoorden ende daer op scheyden sy ende gingen slapen. Des smorgens was Montegys vroech op ende liet die soppe oft cost gereet maecken. Ende heer Willem quam ende sy aten ende droncken vrindelycke te samen ende heer Willem sprack dat gelach aen
den weert te weten VI guldens. Ende soo reet Montegys uut met synen knechten al bereet gelyck oft hy vortaen moest ende heer Willem met hem in syn bloet wambas ende eenen mantel, ende op een bloet ongesadelt peert ende synen looper met eenen jongen daer op sittende om te sien hoe willich peert den anderen ontloepen soude. Ende myn heer den bisschop was oock vroech op met allen synen huysgesinne ende hen gereet gemaeckt te peerde ende al soo uuyter stadt ewech gereden
nae Lovene recht oft hy nergens van geweten en hadde. Ende als nu dese voers. ridders te samen int velt quamen ende meynden dat die peerden balde loopen solden, heer Montegys knechten trocken doen die sweerden uuyt ende namen heer Willem gevangen. Ende alsus gevangen op een bloet peert sonder sadel te Tricht binnen gevoert daer die gecke menschen van Tricht hun seer äff verblyden ende riepen: “Nu sal hem synen baert geschoren werden.” Mer och lacy, die goede ende wyse waren seer verveert ende verslagen hier van ende besorchden dat eynde.
Ende als dit volck alsus te Tricht binnen comen was, [200r°] syn sy in den Winkel ingereden tegen die dry leuwen. Ende van stonden aen sonder eenich vertrecks des selve nacht die heeren van de stat328 al daer by hen ontboden ende metten selven desen ridder voers. heer Willem verordeelt ende verwesen totter doot ende dat men hem richten soude ende synen hals aff slaen. Ende doen van stonden aen hem eenen priester by gestalt die hem bichten solde ende alle die nacht by hem blyven.
Ende doen des anderen daechs smorgens op eenen vrydach ontrent acht uren te weten op sinte Gervasius ende Protasius avont, XVIII dagen in julio anno XIIIF ende LXXXV, ende dit te Winckel recht in dat middel van der Straeten aen den vrythoff by den piroen voor die dry leuwen. Ende dat lichaem van stonden aen in een serck gelacht ende te Preeckheeren in de kercke gedragen ende in hennen choer voor den hoogen autaer begraven, requiescat in pace amen. Mer hier van hadden die Hornsche heeren cleyn eer ende groote schande over al soo waer men hier van sprekende waer, ende hier van quam oock veel ongevals den armen landen, Godt betert. Och lacy, hier van quamen ende stonden doen op wederom seer groote oorlogen over al in dese landen Brabant, Ludiek, Loon, Horn ende Valckenborch ende wert doen quader dat leste oorloch dan dat ierste was geweest. Ende die Arenborchsche met haren hulpers derre doen seer veel was cregen Ludiek wederom in ende vingen des bisschops alste broeder greve Jacop van Hörne. Ende sy cregen Stockheym in wederom, ende Eyck met behendicheyt ende deden seer grooten bederffelycken jammer over alle Kempen lant ende in den lande van Hörne ende Valckenborg.
Ten lesten als dit nu een wyle tyts geduert hadde ende die van Tricht oock gebreck begonnen te crygen ende die ander landen met die daeromme gelegen syn dat die Mase ende ström alsus gesloten stonde ende dat hun egheen proviande en mocht comen, soo worden sy des alsoo beraden met hennen bisschop heer Joan van Horn ende maeckten [200v°] stereke van luden ende van wapenen ende knechten ende togen voor Maseyck, daer die Arenborchse seer sterek in waren.
Ende belachten dat ende meynden dat te ververen ende te winnen, maer het ginck al geckelyck toe sonder eenige wysheyt te gebruycken. Ende dit geschieden alsus anno XIIIIC ende XC in den avont voor kersmisse ende belachten die stat seer geckelycken: die een lagen ten Alden Eyck,335 die ander tot Heppene. Ten lesten alst quam op eenen heyligen jaers dach die doen ter tyt op eenen heyligen sondach quam, soo quamen sy seer sterck aen die stat dringen met grooter macht ende bevielen se seer stoutelyck. Maer die van binnen hadden oock hant ende voet ende sloegen se heerlyck te rugge wederom äff. Ende alsus soo brack doen
die bisschop op met syn volcke dat hy noch by hem hadde ende toge ewech met grooter schänden. Ende alle goede lieden sachten doen ter tyt dat den bisschop syn sonden plaechden om dat hy den heyligen sondach niet en hadde geviert die andere lieden daer van soude straven ende Sonderlingen den heyligen jaers dach dien die heydenen plegen te vieren. Alsus soo most men noch ten eynde die Arenborchsche
met hennen helperen uut Eyck gheylden ende hun groot crachtich gelt
geven. Ende dat most dat Kempenlant al betalen. lant Emndane aalls uvser tdeonr lveesnten waasls ednitd e(a ) nailestu sm eeeenr wtey lset etlyents ogfets ttaen dreonov henad te ne nwdaes deenrd aer mal
jammerlyck verbrant ende verdorven was, soo was daer ten eynde noch een manier van zoenen gevonden tusschen den bisschop heer Johan van Horn ende die Arenborchsche heeren voers. Ende men moest hen doen een uutermaten groote somme van geit geven, ia by nae alsoo veel als sy hebben wolden ende sy oock eysschen dorsten. Ende wert hen doen geloefft ende oock met seer grooten [201r°] swaren termynen gesät ende dat most dat eini verdorven lantman al betalen sonder eenich wederseggen.
Ende alsus ten lesten soo is dese goede bisschop voers. nae veel lydens ende groote tribulatien vast vort comen, ende hadt al gerne vrede gehadt al een conde hy daer niet wel toe comen. Alsus soo bleven die Arenborchsche heeren met hennen helpers noch al binnen Ludiek ende hielen den bisschop vast buten ende roefden ende snapden daer sy conden. Alsus ten lesten soo maeckten sy eenen seer grooten hoop van veele boeser menschen ende togen seer sterck met grooten geweer van busschen, van bogen alle dat Kempenlant door van den eenen dorpen totten ander, vangen, spannen, brant schatten, roeven, plunderen, soo
wat sy crygen conden loeden sy al op ende alsus al met hen genomen, ende alsus comende seer stoutelyck na Hasselt daer doen ter tyt heer Jan van Horn in lach met sommigen van synen vrinden die dit aensien mosten. Ende dese bisschop nam Godt te hulpen ende syne vrinden oock met den burgeren van de stat Hasselt die hennen gerechten heer altyt lief ende getrouwe syn (dat hen groote eere is) ende vort met die lantlieden daer by die doen ter tyt binnen Hasselt ingevloden waren.
Ende sloegen te samen by een ende maeckten eenen schoonen hoop volex ende togen uut met hennen gerechten heer ende bevolen hen Godt almachtich ende ontfingen die benedictie van hennen bisschop. Ende der bisschop, die een seer stout onversaecht ruters man was ende seer fel ende vreede op syn vianden, een cruys voor sich geslagen ende sich Godt bevolen ende Maria synder liever moeder ende sinte Lambrecht synen patroon ende syn volcke gesproken ende getroestende geroepen alsus: “Godt waert nu heden desen dach hier oft egheen”, ende dat peert gestoeten ende ridderlycke selver metten lyff onversaecht metten vorsten van [201v°] synen volck toe geiaecht ende gerant op dit boose volck voers. die daer lagen buyten Hasselt (ö) tusschen Zonuwen op Sinte Quin tens Heyde. Ende daer is stoutelycken seer gevochten, ende die Arenborchse metten volck aensiende die seer groote stouticheyt ende koenheyt honre vianden hebben die vlucht genomen ende te rugge gevlouwen daer sy costen( oft mochten ende syn daer soo jammerlycken
gedoot ende vermoort ende by nae alle doot ende gevangen. Ende die
huyslieden dien sy dat hun genomen hadden (c) doen sy doen sagen dat sy victorie hadden ende boven bleven, doen gebeerden die wilde menschen ende namen doen niemants gevangen maer sy sloegent al doot. Ende alsus soo heeft dese bisschop heer Jan nu groote avonture ende victorie tegen syn vianden gehadt ende die capiteynen eensdeels gevangen daer hy die soene namaels met maeckte. Ende(f/) daer bleeff menich doot sonder getal ende dit is alsus geschiet in de vasten, te
wXeItIeInF oepn ddee nX CP.a3l3m9 avont doen ter tyt den derden dach in den april anno Domini Ende alsus soo is den peys ten lesten gemaeckt ende gevonden ende ten lesten gecomen, Godt heb lofv. Hier na alst al gepeyst en te vreden was comen ende dat nu binnen Luyck wael stonde, soo is dese edel heere bisschop heer Jan van Horn doen wederomme tot Luyck binnen gecomen met seer grooten stoet ende met grooter eeren ontfangen van synen heeren ende burgeren van Ludiek anno XIIIF ende XCII in julio op Sinte Jacops dach der heylige apostels.

Door met strenge hand te regeren brengt Johan van Horne de rust terug in de stad Luik, laat de straten schoonmaken en laat een rioleringsstelsel aanleggen. Zijn handelswijze bevalt de koning van Frankrijk, die hem prijst voor zijn inspanningen.

Hier nae ist wat beter geworden ende der heere heeft met rusten ende met eeren syn leven geleyt. Ende is een seer strenge ende onsiende heer geweest ende syn lant in eeren ende vreden gehalden ende syn Straeten seer reyne gehalden ende scarpe justicie gedaen ende die [202r°] steynen galge doen maecken buyten Hasselt. Ende alle heeren om desen lande geseten ontsagen desen heer. Ende hier nae seer corts soo toech dese goede heere in Franckryck om conscap ende vrintschap by den
coninck te maecken der men hem alle Franckryck dore groote eer sprack.

Ende hier na dat ander iaer anno Domini XIIIF ende XCIIII in den advent
voor Kersmis soo vergaderde sich al heymelyck by den anderen een snoyde geselschap van vuylen volcke ende oneerbaer boeven, dieven, moerders ende verraders, Walen ende Duytschen uuyt allen landen. Ende quamen al heymelyck in eenen seer duyster nacht voor die stat van Tongeren hart aen die mueren. Ende als sy mercten dat sy qualyck waren van binnen, richten sy hen ladderen op aen die mueren ende clommen al in sonder hinder ende stoelen die stat al soo heymelyck by gebreck van borgeren, dat sy qualyck toe sagen ende hen waecke niet en
achten. Ende alsus quam dit volck in deser stat door quade wachte ende hulde se voor hun. Ende deden veel quaets daer binnen ende oock al omme daer buten op die dorpen spyt den bisschop ende den Lukers. Ende corts daer nae soo toech die bisschop met synen Lukers daer voor om dat te keeren met grooter heercrachtende swaren gescutte. Maer Maximiliaen der Roomschen coninck toech sich des aen ende schreeff ende bat voor dit volck sy hadden hun trouwelyck gedient. Ende alsoo most den bisschop met die Lukers te vreden (a) syn ende mosten lyden,
sien ende hooren dat dit boose volck alsoo met rusten ende lusten uit Tongeren trock ende allet met hen uutdroegen dat hen gelieffde sonder eenich wederstaen, want sy hadden henre mechtich geweest want sy seven mannen tegen een hadden. Ende dit wert gelaten uut ontsacht de Roomschen coninck Maximiiianus ende der Brabenders, dat hen seer speet.

Bisschop Johan van Horne wordt ernstig ziek en sterft in een kanunnikenhuis in Maastricht op adventsdag in 1505. Zijn lichaam wordt buiten Maastricht gedragen naar het klooster van de Paters Observanten waar hij wordt begraven in het koor voor het hoogaltaar. (Bij een brand is het lichaam verplaatst naar het Franciscaner klooster aldaar).

Ende hier nar int lesten jaer soo waert desen seer edel heer [202v°] heer Joan van Horn in een quale oft cranckheyt gevallen. Ende war lange in grooter zieckheyt voor syn eynde ende men soecht hen raet aen alle meesters van medicynen. Maer dat en halp niet : hy most ewech gelyck den anderen voers. Als men schreeff XVe ende vyff in den advent voor Kersmisse des donderdaechs voor Sint Thomas dach, die doen ter tyt op eenen heyligen sondach quam, soo is dese edel heere ende bisschop heer Jan van Horne gestorven die doot te Tricht in die stat van Sinte Servaes doester in een canonicken huys. Ende des anderen daechs op vrydach in die quater temperen syn doode lichaem seer eerlycke van syne hofflieden ende alle gemeyne borgeren uut der stadt van Tricht gevoert met menige schoone tortse ende ander wasche kerssen aen den Lichtenberg in dat Observant w doester gevoert ende begraven by hennen choer voor dat hooge altaer, Godt troest syn ziele amen.


Erardus a Marka 85 episcopus
Dese Erart van der Merct is geweest der LXXXV bisschop ende der LV
bisschop tot Ludiek. Ende dese heer ende bisschop die wort gecozen tot Ludiek anno Domini XVe ende VI van synen heeren des capittels van Sinte Lambrecht seer eendrachtelycken, met groote minnen, rusten ende eendrachticheyt. Ende dit geschiede op den XIIsten dach na dat die edel heer van Horn doot was, te weten op dynstdach voorjaers dach op Sinte Silversters dach. Niet en heeft men des gelycks meer gesien oft gehoort, want hy alsoo minnelycken ende eendrachtelycken bisschop gecozen is geweest [203r°] ende tot Luyck simpelycken gevoert ende met seer grooter blyschappen ontfangen, ende gehult ende allet gene gedaen dat van alder tyt een bisschop schuldich is te doene. Dese heere ende bisschop voers. heeft des anderen daechs op den heyligen Pinstdach syn ierste misse tot Ludiek op Sinte Lambrechts altaer gesongen met grooter oetmoedicheyt, daer menich goet mensch, geestelyck ende werlyck, om uuter maten seer verblyt was, Godt hebs loff ende danck.