Willem VI van Horne (135?-1417)

Willem VI van Horne  was heer van Horne, Altena en Kortessem Horn, Altena (ca. 1358 – 1417), Weert 1992 p. 130. Hij was zoon van Willem V van Horne en Machteld van Arkel.

Huwelijk en kinderen

Willem trouwde op 19 Mei 1375 met Johanna van Heinsberg, dochter van Godfried van Heinsberg en Philippa van Gulik. Uit dit huwelijk werden geboren:

  • Willem VII van Horne heer van Horn en Altena.
  • Mechteld van Horne, abdis van Thorn (1397-1459).
  • Johanna van Horne.
  • Oda van Horne, trouwde op 28-1-1417 met Jan van Ghemen.

In 1386 Willem VI werden de leenrechten in Altena vervallen verklaard. In 1405 trad Willem VI af ten gunste van zijn zoon Willem VII.

Geschiedenis

In 1369 volgde Willem VI, ongeveer twaalf jaar oud, zijn oom Dirk Loef van Horne op als heer van Horne, Altena en Kortessem. Daarnaast was hij heer van Weert, waar hij in 1378 het zegelrecht verleende aan de wolwevers, die het eerste ambachtsgilde in Weert stichtten. Met de opkomst van de lakenindustrie begon een periode van economische bloei in Weert, dat rond 1400 een stedelijk karakter begon te krijgen.

Willem VI van Horne nam in 1371 deel aan de Gelderse Successieoorlog aan de zijde van Jan van Blois tegen hertog Willem II van Gulik. Na enige maanden trok Willem van Horne zich terug uit de strijd. De vrede werd bezegeld met een huwelijksovereenkomst tussen Willem VI en Johanna van Heinsberg, een nicht van de hertog van Gulik.

In de Hoekse en Kabeljauwse twisten was Willem van Horne aanvankelijk een bondgenoot van Albrecht van Beieren, graaf van Holland, maar raakte bij deze uit de gunst. De leenrechten van Altena werden vervolgens aan Willem van Horne ontnomen en toegekend aan Albrechts zoon Willem van Oostervant, de latere Willem VI van Holland. Willem betekende veel voor het land van Altena en Woudrichem, waaraan hij enkele privileges schonk. Hij hielp de ruwaard Albrecht na een dijkdoorbraak in 1374, zonder daartoe verplicht te zijn, het gat in de dijk van de Groote Waard te Werkendam te dichten.

Voogdij Thorn

De heren van Horn waren door de graaf van Gelre beleend met de ondervoogdij van het stift Thorn. In 1397 komt Willem met het stift overeen dat hij de rechten van Thorn zal bewaren, zolang zijn dochter Mechteld daar abdis is. Zij was op 4 mei 1397 ondanks dat zij niet volwassen was, zij was 17 jaar, geïnstalleerd als abdis.[1]

1359 juni 3 en 4
Albrecht ruwaard van Holland roept o.a. de jonker van Horn op (troepen te leveren) voor de
bestorming van de door Albrecht belegerde stad Delft.

Dagvaarten nr. 252

vóór 1362 december 23
De heer van Horn komt niet voor in getuigen of leenmannen van de graaf van Loon, anders
dan in persoonlijke verhouding of eigendommen/lenen van die graaf, uitgezonderd de
verdachte akte van 1243, dan in de akte van 23-12-1362 waarbij keizer Karel IV op verzoek
van Arnold van Rummen, pretendent op het graafschap Loon, Willem van Rummen
(=Hamal) beleent met de leengoederen van het graafschap Loon en de leenmannen daarvan
dependerende: Horn, Born, Diest, Stein, Elsloo, Boxtel, Neerharen, Petersheim en de vazallen
in het Maasland (Res Gestae I nr. 450). Rijksleen was o.a. de koninklijke weg op de
linkeroever van de Maas tussen Hocht en de Mussenberg (tussen Neer en Kessel), genaamd
het “Hontpad”.

(Res Gestae I nr. 450, Zie ook akte 11-9-1302

1364 december 19
Wenceslaus, hertog van Brabant, beveelt de heer van Horn de vrouwe van Brunshorn te
beschermen in haar heerlijkheid en goed Kessenich, Brabants leengoed, tegen de heer van
Elsloo, die haar tracht daaruit te verjagen.

Stadsarchief Praag; Fam. arch. Metternich, Urk. 135

1364-1378
In het Loonse leenregister van Jan van Arkel, bisschop van Luik (1364-1378) komt Horn niet
voor, hoewel Willem heer van Horn en Altena zeer regelmatig als leengetuige optrad tussen
1369 en 1378 en hij wel de heerlijkheid Kortessem verhief.

C. de Borman; Le livre des fiefs du comté de Looz sous Jean d’ Arckel; Bruxelles, 1875.

1371 augustus 15
(Geertruidenberg)
Willem VI heer van Horn enz. doet een rechtshandeling inzake de tiend te Uppel in het land
van Altena o.a. getuigen Jan van Kessel, ridder, Lambrecht van Goor.

Jaarboek Weert 1992 p. 122

1372
Willem VI heer van Horn steunt de partij van Mechteld van Gelre en Jan graaf van Blois
contra Maria van Gelre en Willem van Gulik in de strijd over de erfopvolging in Gelre.

Jaarboek Weert 1992 p. 122-123

1373 september
Spanning tussen Albrecht ruwaard van Holland en Dirk Loef en Arnold v. Horn bisschop van
Utrecht, ooms van Willem VI van Horn. Albrecht verlangt steun van Otto van Arkel en
Willem VI van Horn. Willem verblijft in Luik. De strijd ontbrandt na 9-4-1374 en duurt tot
21-3-1375. Willem staat aan de zijde van Albrecht.

Jaarboek Weert 1992 p. 123

1375 Mai 19 (die sabbathi post Servatü) 353
Heiratsverschreibung zwischen Wilhelm Herrn von Horn und Johanna
von Heinsberg.

Nur als Regest überliefert in dem Inventar des Mörser Archivs
V. ]. 1600.
D 554

1374 mei 20 of eerder
Huwelijk tussen Willem VI heer van Horn en Altena en Johanna, dochter van Godfried van
Heinsberg en Philippa van Gulik (Johanna moest oom en tante zeggen tegen hertog van Gulik
en Maria van Gelre, echtelieden). Willem VI stelt haar jaarinkomen op 800 goudguldens, ook
in haar weduwestaat, gaande uit het Maasland van Horn, uit de dingbanken van Wessem,
Geistingen, Heythuysen, Neer, Haelen en Beegden. Zegelaars voor Willem VI zijn oom Otto
heer van Arkel, Jan van Arkel, bisschop van Luik en Willem hertog van Gulik en namens de
schepenbanken Hendrik van Baexem en Baetze van Baexem.

Horn, Altena, Weert 1992 p. 123

1375 februari 28 (Middelburg)
Willem, jonker van Horn (is dit Willem VI of Willem VII?), ridder, medezegelaar namens landschap Holland van het huwelijkscontract tussen Willem, oudste zoon van Albrecht, ruwaard van Holland etc. en
Maria, oudste dochter van koning Karel V van Frankrijk.

Dagvaarten nr. 380

1376 december 20
Willem VI, heer van Horn, draagt de heerlijkheid Kortessem over aan zijn oom Otto, heer van
Arkel. In 1378 verheft Willem de heerlijkheid weer. De overdracht aan Otto is dus verm. een
tijdelijke verpanding.

Jaarboek Weert 1992 p. 124

1377 juni 30 1)
Jan van Baexen Reinardzoon draagt zijn leengoed de tiend van Papenhoven te Grathem, met
cijnzen, beemden en weiden en laten op voor leenheer Willem, heer van Horn enz. t.b.v.
Henrick van Baexen Hinriczoon. Present: leenmannen Lenaert van Baexem en Gaedert die
Hane.
R.A. L., v. Moorsel nr. 313
R.A. Wetzlar 134

1) Jaarboek Weert 1992 p. 124 met datum 30 juli

1378 maart 1
Willem VI heer van Horn sticht te Weert het wolweversambacht.
Jaarboek Weert 1992 p. 124

Jaarboek Weert 1992 p. 124

1380 augustus 2
Willem heer van Horn geeft Jan Pollart van Wessem 4 morgen heide bij Papenhoven omdat
Willem een gracht had doen graven door de erven van Pollart.

Meer d’Osen nr. 1

1382 april 18
Willem heer van Horn en Altena geeft in leen aan Jan van Zijdewynde heer Janszoon een
viswater bij Veen.

R.A. Noord Brabant, Karth. klooster Hollandse Huis, inv. nr. 2, 1e
deel fol. 1 verso

1382 november 8
Willem van Horn en Altena is 1500 schilden geleend geld schuldig aan Nikolaas van der
Zevender, zijn neef, en zal hem niet ontzetten uit de ambten van kastelein, baljuw, dijkgraaf,
markt en tol van Altena en rentmeesterschap van Monnikenland. Bevestigd voor hertog
Albrecht, graaf van Holland.

J.C. Kort; Archief Graven van Holland 69

1382
Kooplieden van de Kleefse steden Grieth en Duisburg klagen bij ruwaard Albrecht van
Holland en hertog Willem van Gelre dat Willem VI van Horn en de heer van Arkel hen op
Hollands en Gelders gebied beroofd hebben. Arkel en Horn worden tot de orde geroepen.

Horn, Alkmaar, Weert 1992 p. 125

1384 367
Graf Wilhelm von Horn trägt Frau lrmgard von Schleiden auf, für
Frau J ohanna Herzogin von Brabant jährlich 400 Reals aus den Zöllen zu
Herzogenrath und Maastricht zu empfangen.

Als Regest überliefert im Inventar des Mörser Archivs v. J. 1600,
wo sich damals eine beglaubigte Abschrift befand.
D 554.

1385

Als ik het goed zie, was de andere helft in het Heusdense deel van Broek Stichts en de tweede helft in het Altenase deel Altenaas leen. Het Stichtse leen was al vroeg in bezit van het adellijke geslacht Van Wijtvliet.88 Via Jan van Wijtvliet, heer van Blaarsveld en burggraaf van Heusden, moet het leen rond 1350 terecht zijn gekomen bij Herberen van Riede, de heer van Pendrecht. Na de dood van diens weduwe Machteld van Oudheusden in 1362 bleek ook dit goed tot haar in alle delen omstreden nalatenschap te behoren.89
In 1365 of daaromtrent maakten Jan van Wijtvliet Dirks zoon en Gijsbrecht Venydau, vermeende erfgenamen van vrouwe achteld, zich van de tiende meester. De kwestie werd in 1369 ter arbitrage voorgelegd aan Jan van Arkel, dan bisschop van Luik, maar eertijds als bisschop van Utrecht de vergever van het leen. Arkel wees het leen toe aan het nonnenklooster Mariëndaal te Heesbeen, een stichting, zoals bekend, van Machteld van Oudheusden.90
In werkelijkheid kwam het leen vervolgens terecht bij het klooster Mariënkroon, de voortzetting van Mariëndaal binnen Heusden.
Aanvang 1385 gaven de cisterciënzers de tiend voor het leven en tegen een jaarlijkse som van 40 schilden in pacht aan heer Jan van Drongelen, heer van Eethen en Meeuwen, die zich een paar maanden later door Willem van Hoirne tevens liet belenen met de Altenase helft van de Broekse tienden.91
Wat hierna gebeurde is nogal duister. Mariënkroon verloor tijdelijk de greep op zijn bezit, want de bisschop van Utrecht beleende
in 1398 Peter van Giessen Jan van Veens zoon met de Heusdense halve tiend na opdracht door heer Jan van Drongelen. Merkwaardig genoeg volgde een jaar later een tweede belening met hetzelfde goed, ditmaal ten gunste van Klaas Venydau, mogelijk een zoon van de eerdere gegadigde Gijsbrecht Venydau. Zelfs de graaf van Holland claimde aanspraken te hebben, die hij in 1415 afstond aan Jan zoon van Klaas Venydau92 kort vóórdat deze samen met Adriana, de zuster en erfgenaam van Peter
van Giessen, het leen weer opdroeg ten gunste van Mariënkroon. Vanaf dat moment zouden de Heusdense cisterciënzers in het vaste bezit van de halve tiend van Babyloniënbroek blijven.

Noten:

  1. Vgl. KETELAAR, Oude zakelijke rechten, 11-12.
  2. Gegevens afgeleid uit RABL, ABStT502, pag. 15-23. Het ene blok tienden in Hedikhuizen, geheten ‘Neskens bloc’, hoorde eigenlijk bij de tienden van Herpt, maar
    was gelegen in de ban Hedikhuizen: aldaar, pag. 16.
  3. PIRENNE, Livre, 163-165. Feitelijk nog meer, want de opbrengsten uit de tienden van
    Herpt en Berne werden niet eens meegerekend. Deze tienden waren in pacht gegeven
    aan de abt van Berne die er jaarlijks 21 Keulse marken zilver plus 21 zalmen voor
    betaalde: aldaar, 163. Let wel, het gaat hier alleen om de inkomsten in geld.
  4. RABL, ABStT233, ff. 100-104.
  5. PIRENNE, Livre, 167-169.
  6. PIOT, Cartulaire II, nr. 541 (15-jul-1449).
  7. RABL, ABStT233, f. 41 (10-jan-1509) en dezelfde tekst op ff. 38-39 d.d. 1516, z.d.
    De conversie in rekenmunt hield in dat voortaan in plaats van 100 gouden Willemsschilden 100 guldens van 40 groten Vlaams moesten worden betaald.
  8. PIRENNE, Livre, 162.
  9. PIOT, Cartulaire II, nr. 458 (24-maa-1374) = RABL, ABStT, charters, nrs. 825 en
    827.
  10. RANB, AMH, 81, onder Meduwen (koop van | tiende te Meeuwen van Jacob Dobben, d.d. 8-jun-1482).
  11. VAN BAVEL, Inventaris III, reg.nr. 1513 (7-sep-1490).
  12. VAN SCHILFGAARDE, Archief, reg.nrs. 37 en 63 (resp. l-mei-1398 en 13-sep-1419).
  13. VAN SCHILFGAARDE, Archief, reg.nrs. 286, 287 en 289 (resp. 12-okt-1519 en 18-apr1520).
  14. DROSSAERS, Archief ‘I, V, nrs. 96 en 97. Dat het hier steeds gaat om de helft van de
    blokken, blijkt uit de beschrijving in de goederenlijst van Sint-Truiden van 1426:
    RABL, ABStT502, pag. 21.
  15. RABL, ABStT502, pag. 18.
  16. Volgens abt Willem van Rijkel was de helft van de tienden in Babyloniënbroek in
    1262 in bezit van heer Willem van Wijtvliet: PIRENNE, Livre, 162.
  17. De oudste stukken over dit leengoed zijn te vinden in RANB, AMH 169. Een lijst
    met leenvolgers vanaf 1398 is afgedrukt in MARIS, Stichtse leenprotocollen I, nr. 90.
  18. VAN BAVEL, Inventaris II, reg.nr. 88 (23-jun-1369). De scheidsman bepaalde dat tweederde van de opbrengst van de tiend aan het klooster zou moeten komen en éénderde
    aan de wereldlijke leenhulder, die tot de Stichtse ridderschap moest behoren – als
    eerste werd schildknaap Robert van Rijnswaalde aangewezen, als zijn ‘reserve’ Jan
    van Rijnenstein.
  19. Respectievelijk VAN BAVEL, Inventaris II, reg.nr. 160 (10-jan-1385) en ARA, AGH
    67, losse folio’s achterin (12-jun-1385).
  20. ARA, AGH205, f. 162v (3-feb-1415).
  21. PIOT, Cartulaire I, nrs. 191, 192 en 193 (resp. 25-jan-1247 en 1247, z.d.).
  22. PIRENNE, Livre, 163.
  23. PIOT, Cartulaire l,nr. 241 (29-aug-1257).
  24. PIOT, Cartulaire I, nr. 284 (10-jan-1281).
  25. Resp. PIOT, Cartulaire I, nr. 92 en VAN BAVEL, RB I, nr. 5 (beide: 1175, z.d.) en
    PIOT, Cartulaire II, nr. 531 (8-nov-1441) en VAN BAVEL, RB II, nr. 694 (14-jun-1441).
  26. VAN DER VELDEN, Inventaris nr. 107 (28-jan-1328). In dit excerpt van de oorspronkelijke oorkonde is sprake van de ‘tienden van Hedichuyzen’. De gegevens uit de
    Brabantse leenkamer – zie volgende noot – wijzen echter uit dat hier alleen de tiende
    van Luttelherpt werd bedoeld.
  27. Vgl. GALESLOOT, Livre, 77 met AGR, CFB 4, f. 216v: ‘Godevaert zoon Boeninx hout
    die thiende van Luttelherpt ende aldus steet hi in doude boke. Mer ic waene wael
    dat si commen is weder an die herlicheit van Huesden.’
  28. Dit is bepaald niet onmogelijk. Ook in de 15e eeuw werd een deel van het Zeggelaar
    tot de ban Hedikhuizen gerekend. Over de ligging van het (huidige) Zeggelaar ten
    opzichte van Luttelherpt: hoofdstuk 21.5.1
Een middeleeuwse samenleving;”Het Land van Heusden , ca. 1360 – ca. 1515
Deel 1 tekst
Peter Hoppenbrouwers

1385 april 11 (Kamerijk, Cambrai)
Willem VI heer van Horn, eerste medezegelaar namens (de edelen van) Holland van de
huwelijkse voorwaarden gesloten door Albrecht, hertog, ruwaard van Henegouwen en
Holland etc. en Margaretha, echtelieden, en de hertog en hertogin van Bourgondië over het
huwelijk van Willem, oudste zoon van Albrecht etc. en Margaretha, oudste dochter van
Bourgondië.

Dagvaarten nr. 430

1385 december 2
Alart van Buren, bewaarder van het land van Gelre, schrijft de heer van Horn en Altena
namens de hertog van Gelre om de knecht van Johan Wissem, die gevangen zit bij de
ambtman van Horn, vrij te laten.

Bijdr. en Meded. Gelre V p. 307

1386 juni
Ruwaard Albrecht van Holland etc. zendt brieven aan de 4 Gelderse hoofdsteden (o.a.
Roermond) en aan Willem VI heer van Horn inzake een geschil met de hertog van Gelre over
de gevangenname van de kastelein van Loevestein.

Horn, Altena, Weert 1992 p. 127

1386 september 9
Na vonnis van leenmannen van Zuid-Holland wordt Willem VI uit het leen Altena ontzet
t.b.v. Albrecht ruwaard van Holland.

Horn, Altena, Weert 1992 p. 126-127

1387 mei
Hollandse troepen belegeren het slot Altena dat bezet wordt gehouden door een bezetting van
Willem VI heer van Horn. Op 22 mei volgt een bestand tot midden augustus.

Horn, Altena, Weert 1992 p. 129

1387 december 23
Gerart van Buicholte geeft zijn zuster Aleyde aan Reynard van den Hamme ten huwelijk en
doteert haar met 600 oude gouden schilden ten laste van het land Horn. Reynard brengt in zijn
hof te Hamme in kerspel Juchen. Zegelaars namens Gerart: Wilhelm van den Elsen, deken te
Wassenberg, Herman van Buicholte; namens Reynard: Johan van Harft en Wimmas van
Berche.

R.A.L. Fam. arch. Bocholt N. 29

1390 october 31
Nicolas de Jardin, abt van St. Jacob te Luik, beschermer der goederen en rechten van het
kapittel van St. Lambert, doet uitspraak in het geschil tussen dat kapittel en Willem heer van
Horn, ridder, over de heerlijkheden Neeritter en Heel, bezit van de kerk van Luik, waarvan
Willem zekere rechten heeft geusurpeerd, hoewel hij er slechts voogd was. Procureur van het
kapittel was Godfried van Weert en Jan genaamd Rivo van Weert.

R.A. Luik, St. Lambert. Horn, Altena, Weert 1992 p. 129, Bormans/Schoolmeesters p. 154 nr.
816

1390
Jan van Holland, elect van Luik, beleent Willem VI heer van Horn met Horn en Kortessem.

Jaarboek Weert 1992, p. 129
N.B.: Eerste belening van Horn(?), zie ook regestnummers 349 en 416

1390-1677
In R.A. Hasselt in archief Leenzaal van Kuringen een omslag “stukken betreffende de Leenzaal van Horn.

Leenzaal van Horn, 1390-1677(inv.nr. 423)

1397
Willem VI van Horn en Johanna van Heinsberg hebben 4 kinderen:

  • Willem (VII)
  • Machteld, in 1397 kapitteljonkvrouw van Thorn, 17 jaar oud.
  • De elect van Luik staat toe dat zij geestelijke wijdingen ontvangt als abdis van Thorn.
  • Haar vader zal de abdij in alle rechten handhaven zolang Machteld leeft. (tot 1446 abdis, overleden 23-11-1459).
  • Johanna
  • Oda in 1417 gehuwd met Jan, zoon van Hendrik heer van Ghemen.
    Horn, Altena, Weert 1992 p. 130

Horn, Altena, Weert 1992 p. 130

1397
De heer van Horn beleent Daniel van Goor met Huis te Nunhem met visserij in de beek van
de burg te Nunhem tot de burg van Haelen, met de laten behorende bij het Huis. Voorts
ontvangt Daniel in leen de tienden van Heythuysen, de hof te Helden met tienden, laten en
verdere toebehoren. Daniel verheft mede namens broers en zusters en zal als oudste broer
delen. Present de leenmannen: Willem die Haene, Jan Vogell van Heythuyzen en Goedert
Symonssoen van Houthorne.

R.A.L., Fam. Arch. Van Moorsel 305, 313

1398 februari 7
Dideric van Elen Willemszoon bekent aan Johan van Hoxscot nadeling gelaten te hebben de
beemd genaamd inghen Loetvort, mits betaling van aandeel in heergewade en kosten wegens
leengoed. (omg. Maaseik?). Zegelaars: oorkonder en de Hornse leenmannen Coenraet Haecke
en Johan van Oydenhoven.

Archief parochie Maaseik

1401 juni 15
Heynric van Baeixen verheft het Hornse leen na dode zijns vaders t.w. de tienden te
Papenhoven met de laten c.a., als bundig leen. Verheft idem 4 bunder land te Baexem in den
Velde, de visserij van der Sproten van Katert tot Exaten aan de brug, en een aanwas te
Buggenum òver de Maas en de “laet” te Horn, Buggenum en Haelen rentende 4 malder rogge
16 oude grijpen, 1 (den.) brabants en 11 kapoenen leenmannen: Jan Vogel en Herman
Kemmel.

R.A.L., Fam.archief Van Moorsel 305 en 313

1401 september 30
Albrecht van Beieren graaf van Holland enz. sluit voor vijf jaren een bestand met de Friezen
van Oostergo en Westergo. De stad Staveren zal aan Albrecht blijven. Medezegelaars o.a.
(Willem VI van Horn*), heer van Altena.
Volgens W. v.d. Boel in 1386 van leenrechten in Altena vervallen verklaard.

Dagvaarten 629

1402
Ludolf van Steenfurt wordt (door de hertog van Gelre) beleend met het Monnikenland.
Machteld van Arkel trok jaarlijks 700 lb. uit dat land en later ook uit Weert en Wessem.
Concurrent van Ludolf was diens halfbroer Willem VI van Horn.

Jaarboek Weert 1992 p. 130

1403 october 23
Dirc N. zal de prior en klooster van St. Elisabethsdal ieder jaar op St. Andries 3 malder rogge
leveren voor het land tot Milenborgh aan de steenberg en ander goed. Gerard op den Gadem,
pastoor van Horn, zegelt de akte.

R.A.L., St. Elisabethsdal 41

1403 december 19
Sander van Kedichem verkoopt aan Bernt van Eyl de helft van der Hornen zoals geerfd van
zijn ouders. Medezegelaars Sander van Eyl Dederycszoon en Geryt van Yngelsem genaamd
Rost.

Kasteel Rechteren, regest 90

1412 september 8
Johan van Steinhorst beleent na opdracht door Henrich van Eyl, Bernd van Eyl met ¼ deel
van de Hornen. Medezegelaars (leenmannen) Johan van Asselt en Johan up den Berghe.

Kasteel Rechteren, regest 104

1417 Januar 28 {up den negsten donnerstag na s. Paulus dag 433
conversionis}
Heiratsvertrag zwischen Johann von Gemen und Jungfer lda, WHhelms von Horn Tochter.

Ausf. Prerg. mit 8 Siegeln; sie befand sich nach d·em i. J. 1600 awf·
gestellten Inventar im Archiv zu Mör.s.
D Urk. 36.