Beek (bij Nijmegen)

Heerlijkheid Beek

Op een oud omzoomd kerkhof in het centrum van Beek ligt het idyllische Bartholomeuskerkje. In een oorkonde uit 1286 wordt het kerkje voor het eerst genoemd. In dat jaar zou het zijn gesticht als kapel, behorend bij het klooster van Zyfflich, een dorpje net over de Duitse grens.

De Heerlijkheid Beek is een natuurgebied en voormalige bestuurseenheid in de buurt van Berg en Dal in de gelijknamige gemeente. Het natuurgebied wordt beheerd door de stichting Het Geldersch Landschap.

Geschiedenis

Elyzese Velden Beek

Van oorsprong is de heerlijkheid Beek een leen van de graven van Kleef, dat door een huwelijk van Gerard van Horne met Irmgard van Kleef in 1316 als bruidsschat in onderleen werd gegeven. Rond 1350 werd het eigendom van de Heren van Groesbeek. Vanaf 1660 tot 1941 was het landgoed in het bezit van de familie Van Randwijck. Zij verbleven in het huis Het Spijker. In de loop der tijd verkocht de familie delen van hun grondbezit. In 1941 verkochten zij de gronden langs de heuvelrand aan Het Gelders Landschap.[1]

Elyseese Velden

HEERLIJKHEDEN ONDER VREEMDE LEENHOOGHEID

Beek

Het kan nauwelijks aan twijfel onderhevig zijn, dat Beek met de Wylerberg oorspronkelijk een eenheid gevormd heeften dat de Beekerberg aan de ene zijde, de Kleefse- en Wylerberg aan de andere zijde van de uit de jongste tijd stammende territoriale en rijksgrenzen, door reële deling van een samenhangend bezit ontstaan zijn. Tot 1342 was de verdeling van allodium en jurisdictie veel gecompliceerder. Tussen twee partijen was grondheerlijkheden jurisdictie verdeeld: de heren van Kranenburg als vazallen van de graaf van Kleef enerzijds en de ridders van Groesbeek anderzijds. Men mag vermoeden, dat de Groesbeekse rechten teruggaan tot de tijd, dat de ridders nog op de Watermeerwijk woonden. De Kleefs-Kranenburgse rechten moeten met de burcht Mergelp1 op de Duivelsberg in verbinding gebracht worden. In 1342 sluiten beide partijen een verdrag, waarvan de artikelen als volgt kunnen samengevat worden: het hoge gericht als ook de regalia (weg, tol, vondst e.a.) behoren aan beide partijen gemeenschappelijk en onverdeeld; het lage gericht is in de ongedeelde bezittingen (met name de Beekerberg) gemeenschappelijk, in de gedeelde bezittingen houdt iedere partij het lage gericht voor zich2, Klare verhoudingen schept pas keizerlijk verdrag van 1350, als Derik van Hoorn (Horne), heer van het land Kranenburg, met toestemming van de graaf van Kleef (zijn opperleenheer) Johan van Groesbeek met al de Kleefse rechten in Raat beleent3. Uitgezonderd werd de Beekerberg; deze werd in

Kranenburg

Omschrijving

Het beslaat een heuvelachtig gebied van 49 hectare, dat onderdeel vormt van de stuwwal rond Nijmegen. Het landschap bestaat uit bebossing in de hoger gelegen delen en weilanden in de lagere gedeelten die ook wel de Elyzeese velden worden genoemd. Verder is er een bron, een beek en een paar vijvers. In het landschap herinneren de kastanjebomen nog aan de Romeinen. Zij importeerden de boom zo’n 2000 jaar geleden vanwege de tamme kastanjes, die dienden als proviand.

Uit de stuwwal sijpelen verschillende beken.

Op het hoogste gedeelte werd in 1880 het landhuis, Huys te Schengen gebouwd.

Kabouterboom

In de bossen is een tamme kastanjeboom te vinden met een omtrek van 850 centimeter. Deze wordt de Kabouterboom genoemd en staat daar al sinds het begin van de 16e eeuw. Het is mogelijk de oudste boom van Nederland.

De Kabouterboom

In januari 2005 werd de boom in brand gestoken. De binnenkant van de stam brandde daardoor uit. De schade is nog steeds duidelijk te zien maar de boom heeft het wel overleefd. De Kabouterboom is opgenomen in het Landelijk Register van Monumentale Bomen onder nummer 1678473.

Er zijn meerdere wandelroutes in het gebied. Een daarvan is de Natuurwandelroute N70 van ongeveer 16 kilometer.[2]

Beek is zeker zoo genoemd naar de menigvuldige beken , die uit de bergen ontspringen , en door het dorp vloeijen. Deze vormen hier en daar natuurlijke watervallen , terwijl ze elders , door kunst geleid , den nieuwsgierigen vreemdeling leelijk kunnen bedriegen. – Ook dit Beek was te voren eene Heerlijkheid , vóór 1300 in het bezit der Graven van Cleve. – Kort daarna werd er Gerard Heer van Hornes , door zijn huwelijk met Ermgard van Cleve , mede beleend. Zijn zoon Diederik stond , in 1350 , onder goedkeuring van den toenmaligen Kleefschen Graaf , de Heerlijkheid Beek af aan VAN GROESBEEK, Heer van Heumen , wiens na neef en naamgenoot dezelve , in 1660 , verkocht aan den Heere van RANDWIJCK . — Schier geene heerlijkheid, die zoo lang in het bezit van een tweetal geslachten 2 Gerard van Groesbeek, Johan verbleven is , als deze : het geslacht namelijk der van Groesbeeks , van 1350 tot 1660 , en dat der van Randwijcken , van daar tot op den dag van heden. – Hier deed ons een dof gebons , waarvan de grond dreunde , onwillekeurig opstaan waartoe de tijd ons mede noodzaakte, want de zon was sterk dalende achter de bergen, hetgeen mijn vriend uit de lange schaduwen in den Ooijschen polder , afleidde.

GESCHIEDKUNDIGE PLAATSBESCHRIJVING VAN НЕТ RIJK VAN NIJMEGEN. J. VAN SCHEVICHAVEN ,
Predikant te Heumen , Malden en Groesbeek. TE NIJMEGEN , BIJ J. F. THIEME, 1846.

  1. 1117 (van Spaen Inl IV nr 4; Sloet 228; RgEbKöln 2, 138 verwerft abt Frederik van Keulen van de kerk te Zyfflich als allodium montem illum qui dicitur Meregelpe, nobisque singulariter in dominicatum effecimus.1223 (RgEbKöln 3, 394) ontvangt graaf Derik van Kleef, die zijn allodium in Wyler aan de Keulse kerk in leen gegeven heeft, montem Mergelpe inleen onder voorwaarde, dat hij daarop een burcht opricht, die voor den abt van Keulen zal openstaan (vgl Lac 4, 650): ut in monte qui Mergelpe vocatur castrum construamus quod etiam ecclesie Coloniensi apertum etliberum erit contra quemlibet hominem. ↩︎
  2. 1324 (Beek 9): her Jan van Gruesbeke, ridder verklaart bij wijze van eed dat hi beseten heeft dy gherichten van Beke alinghe in der maniren als hier na ghescreven is:
    1. 1. busch dat gheheyten is Bekerbergh, waarin al gherichten hoghe ende leghe onse ende heren Jans zamelike sijn half ende half:
    2. wat busch gheweest heeft, als Dambruke ende Goexwink dat gheleghen is voer drie huven, wilker drie huven dye heylfft van ons her Jan te tinse heylt) waerup onse ende heren Jans die gherichte alinc
    hoghe ende leghe half ende half sijn
    :
    3, dy hofstat dy Goebelken te tinse nam van onsen vader Didderic van Hoerne ende van heren Jan (dy teynden den derp van Beke gheleghen is te Nimegen wart ende her Jan up deen eynde ghetymmert heeft): ende een half maudersaet dat boven aen den Weysteracker gheleghen is daer dy heylft van ons her Jan te pacht af heylt; ende een stuc lants dat gheheyten is dy Eylzen bi den Bornweghe tut Ubherghen wart (dat gheleghen is voer vier marghen) daer dy heylft oek van her Jan te tinse af heylt: van wulken stucken alle dy gherichte hogheende leghe onse ende heren Jans zamelicke half ende half sijn, want sionghescheyden ende onghedeylt sijn.
    1. dy hofsteden ende lande dy onse alleen sijn: daerup eest gherichtonse alleen sonder dat aent lijfeghet, dat is ons ende heren Jans zamelicke half ende half;
    mer daer wij ende her Jan hofsteden of erve zamelijke heybben, daerup eest ghericht onse ende heren Jans hoghe ende leghe half ende half.

    III. 1. up al erve ende hofsteden dy heren Jans alleen sijn ende in steghenende in straten, als van den eynde van Goebelkens hofstat (dy van onsende heren Jan te tinse ruert) over dy Zantvoert aen den Goexwinkel:ende dy straet dy up gheet aan dye Vesteghe; ende dy Vesteghe alsover alst lant gheet dat dy Wingart heyt: ende alle stegen ende stratendy binnen derps ligghen: sün alle dy ghericht heren Jans alleen, sonderdat aent lijf dreghet, dat is onse ende heren Jans zameliken half endehalf.
    2. der gheliken in dien pade dy gheet van der Weysterbeke overstraet ten Stert wart langhs den Ledewech aent Dambruke, sin al gherichte heren Jans alleen sonder dat gent lif dreghet, dat is no ende half.
    IV. alle dy gherichte dy aent lijf draghen ende tolle ende vonden oden kirspel van Beke sijn half ende half.
    V. anders soelen alle dy gherichten buten derps in steghen en den half ende half sijn ons ende heren Jans.
    VI. dy vischerie van den Buckenden boym tutten leygrave tu tgheghenheren Jans erve te Beke wart is heren Jans. gherichten hoghe ende leghe, aen tolle, aen vonden ende aen allen Wilke heren Jans deelle voernoemdt (et si aen guden, aen erveen, aellrechten) dy zelve her Jans ende sijn erven heybben soelen. ende erflikeleytten noch te kreyncken in engheenre wijs, besitten, ende wij ghelaven heren Jan ende sinen erven daeraen nyet tewant wij hier heren Jan alinglic sijn verliket ende verscheyden. behaudelic den greve mede mit van Cleve al oers rechts tut Beke.* ↩︎
  3. 1350( Beek 10: Derik v. Hoorn beleent met ↩︎