Dirk van Horne (1320-1378), zoon van Gerard I van Horne en zijn tweede echtgenote Irmgard (Ermgarde) van Kleef. Zijn moeder was de dochter van, naar wordt aangenomen, Dirk Korte Loeff van Kleef, aan buitenechtelijke zoon van Dirk Grote Loeff van Kleef. Al in de jaren 50 van de 14e eeuw werd Dirk stadhouder voor de uitgebreide buiten-Kleefse territoria waneer hij optreed in akten rond Hemert. Dirk was korte tijd kastelein van de Zwanenburcht in Kleef.
Na de dood van graaf Johan van Kleef, die in het jaar 1368 kinderloos stierf, barstte er een successieoorlog uit tussen Dirk van Horne heer van Perwijs, Otto heer van Arkel; Graaf Engelbert van der Mark en graaf Adolf van der Mark.
Hij was heer van Perwijs-(Sint Michiels) Gestel en Kranenburg, Geel en Herlaar. Van hem zijn twee huwelijken bekend en een buitenechtelijke relatie. Er zou sprake zijn van een naamswijziging. Dit maakt het onoverzichtelijk, temeer voor een aantal geen primaire bronnen bestaan. Daarbij komt ook nog dat hij een naamgenoot had Dirk “Loef” van Horne die in dezelfde tijd leefde en ook via moeders kant uit het Kleefse graven geslacht stamde. Algemeen wordt nu aangenomen dat het dus over 2 verschillende personen gaat Dirk van Horne Perwijs en Dirk “Loef” van Horne.
DIRK van Horne , zoon van GERARD [II] Heer van Horne & zijn tweede echtgenote Irmgard von Kleve (-na 1372). ” Irmegarth van Cleve…wyf heren Ghereyts sterven hier was van Hurnen, ende Diderich ayste sone heren Ghereyts ende Irmegarde vorghenomde ” overeengekomen met ” den greue van Cleue, onsen bruder ” om ” der heerscap van Husden ” {Heusden} te delen per oorkonde van 18 februari 1331 [1118] . Heer de Perwijs , de Cranenbourg en de Ghestel. ” Dyederic greue van Cleue, Jan van Cleue doemdeken van Coelne, ghebroeder ” getuigde over de boedelverdeling tussen ” haar Didderic van Hurne, hier van Cranenborgh, Jan, Willaem, Otte ende Euerart syn broedere “, met de naam ” hoer moeder, vrouwe Yrmgarden van Cleue, wylner vrouwe was te Hurne,“, bij oorkonde van 20 april 1343 [1119] .
m [ ten eerste ] CATHARINA Berthout , dochter van HENDRIK [IV] Berthout Heer van Duffel & zijn vrouw Margareta van Wesemaal. Goethals legt haar ouderschap en huwelijk vast zonder de primaire bron te vermelden die de informatie bevestigt [1120] .
[ m tweede ANTOINETTE van Gavre , dochter van GERARD van Gavre Heer van Steenkerke & zijn echtgenote Yolande van Elsloo Vrouw van Elsloo. Goethals registreert haar ouderschap en huwelijk (haar moeder noemt ” Yolande van Schoonvorst Vrouw van Diepenbeck “), waarin staat dat het huwelijk ” est prouvé par les papiers de la famille de Gavre ” (geen bronvermelding) [1121] is . De primaire bron die deze informatie bevestigt, is niet geïdentificeerd.]
Dirk & zijn [eerste] vrouw hadden kinderen:
1. WILLEM van Horne (-1412). Goethals registreert zijn afkomst zonder de bron te vermelden die dit verwantschap duurzaam [1122] . Heer van Duffel, Gheel, Oisterloo, Waelhem en Herlaer. m MARIA van Randerode Vrouw van Randerode, dochter van ARNOLD [II] Heer van Randerode & zijn echtgenote Maria von Sayn (-na 1395). ” Gerart van Blanckenheim herre zu Castelberch en zu Gerartsteyne as momber Robrechtz greuen zu Vyrnenborch myns eydoms ind Johannetten van Blanckenheim mynre doechter syns wyffs ” ruilde eigendom met ” Heynrich greuen ind Kathrynen van Randenroide, greuynnen van Nassauwe…heren Willem van Huerne ind vrouwe Marien van Randenroide herren ind vrouwen van Duffel ind van Herlaer ”bij oorkonde van 21 februari 1391 [1123] . Willem & zijn vrouw hadden een soort:
a) MARIA van Horne (-1434). Goethals registreert haar afkomst, twee huwelijken (waarbij ze hun volgorde omdraaien en haar Schotse echtgenoot ” Jean Stuart comte de Meer et de Gernach ” noemen), en de datum van overlijden [1124] . Vrouw van Duffel. m ten eerste THIERRY Seigneur de Lynden , zoon van JEAN Seigneur de Lynden & zijn tweede vrouw Margarata van Gennep (-6 mei 1408, bur Marieweert). m ten tweede ([Aug. 1410/17 maart 1411]) als zijn eerste vrouw, ALEXANDER Stewart Graaf van Mar , onwettige zoon van ALEXANDER Stewart van Badenoch en zijn minnares — ([1375]-25/26 juli 1435, maar 26 juli Inverness, Broeders Predikers).
2. DIRK van Horne ). m — van Buren , dochter van —.
3. HENDRIK van Horne (-gesneuveld in slag Othée 23 september 1408 ). Damen registreert zijn afkomst, enkele details van zijn carrière, en datum en plaats van overlijden [1125] . Heer de Perwez en de Cranenbourg. m (1384) ALEIDE de Haneffe Dame d’Ochain, dochter van GAUTHIER de Rochefort Seigneur de Haneffe & zijn vrouw Agnes de Houffalize Dame de La Flamengrie (-na 18 juli 1421). Jacques de Hemricourt vermeldt dat de twee dochters van “ mess. Waltirs tir fis de monss. Thiris saingnor de Rochefort ” en zijn vrouw huwden “ ly ainsnée…monsieur Henry saingnor de Perweys et Doxhen, s’en at plusieurs jovenes enfans… ” [1126]. Goethals registreert haar ouderschap en huwelijk zonder de bron te vermelden die deze informatie bevestigt [1127] . Thierry d’Orjo registreert haar naam en merkt op dat ze op 18 juli 1421 werd genoemd bij het huwelijk van haar dochter [1128] . Hendrik & zijn vrouw hadden kinderen:
a) DIRK van Horne ([1382/83]-). Bisschop van Luik 1403.
b) JAN van Horne (-18 juni 1447, begr. Roosendaal bij Mechelen). Heer de Perwez en de Cranenbourg. m (7 aug. 1420) MECHTILD von Reifferscheid , dochter van JOHANN [V] Herr von Reifferscheid & zijn tweede echtgenote Jutta van Culemborg (-na 1434). Goethals registreert haar ouderschap en huwelijk zonder de bron te vermelden die deze informatie bevestigt [1129] . Jan & zijn vrouw hadden kinderen:
i) HENDRIK van Horne (-18 mei 1483, begr. Roosendaal bij Mechelen).
Heer de Perwez en de Cranenbourg. Een document uit 1460 vermeldt ” her Heinric van Huerne ridder heeere van Perweys ende der landen van Walein, van Duffele, van Ghele ende van Herlair ” en ” zijn bastaardbroer Diric van Perweys “, zonen van ” wijlen jonchere Jan van Huerne heere van Perweys ende der landen vorschreven ”, als leenheren van Mechelen” [1130] . m eerst (1453) als haar tweede echtgenoot, ISABELLE van Diest , weduwe van JACOB Heer van Wassenaar , dochter van HENDRIK van Diest Heer van Rivieren en Stalle & zijn vrouw Johanna van Wesemaal (-14 okt 1466, bur Leuven Saint-Pierre). Butkens registreert haar ouderschap en twee huwelijken, en haar dood kinderloos (geen geciteerde bronnen) [1131] . m ten tweede (1479) ANTOINETTE van Gavre , dochter van JAN van Gavre dit d’Hérimez Heer van Heetvelde en Liefferingen & zijn echtgenote Maria van Schoonvorst. Goethals registreert haar ouderschap en huwelijk onder vermelding van acties voor het feodale hof van Brabant gedateerd 1479 en 5 september 1484 [1132] .
ii) ISABELLE van Horne (-1510). Goethals registreert haar afkomst en drie huwelijken zonder de bronnen te vermelden die deze informatie bevestigen [1133] . Butkens registreert haar ouderschap en tweede en derde huwelijk [1134] . m ten eerste JAN Pinnock Heer van Nieurode , zoon van —. m in de tweede plaats JAN van Rotselaar , zoon van JAN Heer van Rotselaar & zijn vrouw Marie van Diest. Heer de Perwez . m ten derde JAN Brant Heer van Grobbendonk , zoon van ARNAUD Brant Heer van Grobbendonk & zijn vrouw Katharina von Heinsberg.
iii) MARIA van Horne . Goethals registreert haar ouderschap en huwelijk zonder de bron te vermelden die deze informatie bevestigt [1135] . m als zijn eerste vrouw, JACQUES Bau Seigneur de Muggenberghe et de Royenborch, zoon van —.
iv) ALEYDE van Horne ). Goethals registreert haar ouderschap en huwelijk zonder de bron te vermelden die deze informatie bevestigt [1136] . Vrouw van Gheel en Diepenbeek. Ze was de uiteindelijke erfgename van Perwez, die overging op haar kinderen. m (contract 8 nov 1451) JEAN Seigneur de Merode , zoon van RIGAUD [Richard] Seigneur de Merode & zijn vrouw Beatrix Vrouw van Petersem (-1484).
Jan had één buitenechtelijk kind bij een onbekende minnares:
v) DIRK van Horne (-na 1460). Een document uit 1460 vermeldt ” her Heinric van Huerne ridder heeere van Perweys ende der landen van Walein, van Duffele, van Ghele ende van Herlair ” en ” zijn bastaardbroer Diric van Perweys “, zonen van ” wijlen jonchere Jan van Huerne heere van Perweys ende der landen vorschreven ”, als leenheren van Mechelen” [1137] .
c) JOHANNA van Horne ). Goethals registreert haar ouderschap en huwelijk zonder de bron te vermelden die deze informatie bevestigt [1138] . Damen registreert haar familieoorsprong en huwelijk [1139] . Haar broer Jan van Horne schonk haar Haneffe bij haar huwelijk [1140] . m (18 juli 1421) JAN van Diest , zoon van THOMAS van Diest Heer van Diest en Sichem & zijn vrouw Catharina van den Wyere ([1398/99]-vóór 10 okt 1424).
4. IRMGARD van Horne (-1394). Europäische Stammtafeln registreert haar ouderschap en huwelijk [1141] . De bijbehorende primaire bronnen zijn niet geïdentificeerd. m (vóór 13 mei 1381) KONRAD [V] Herr von Schleiden , zoon van JOHANN [I] Herr von Schleiden & zijn vrouw — (-[1419/9 juli 1421]).
Dirk van Horne Perwijs, niet te verwarren met zijn neefje Dirk Loef van Horne moet in zijn tijd een belangrijk man zijn geweest. Aangezien de opvolging van Willem IV van Horne met het overlijden van Dirks vader en broer van Willem IV, Gerard in de strijd tegen de Friesen om het leven kwam, werd aanvankelijk Dirk van Horne, heer van Perwez, met de heerlijkheid Altena beleend, die in 1351 door Willem V werd opgevolgd ( Nationaal Archief ‘Heren van Altena’ Inv.no’s 34 en 35. ).
In 1371 vocht hij mee in de slag om Baesweiler die leidde tot een totale Nederlaag van de Hertog van Brabant tegen de Gelderse hertogen. Desondanks behoorde hij tot de groep edelen die gerekend konden worden tot de hoogste vazallen van de Hertog van Brabant en nauw verbonden waren met het hof op de Couwenberg in Brussel. Dirk was dan ook opgenomen lid van de hertogenlijke raad als adviseur. In de voorgenoemde slag van Baesweiler had hij zijn eigen bataljon met de bevelvoering over maar liefst 6 ridders en hun manschappen. Lodewijk van Male nam hem op in de lijst van getrouwen van Brabant in 1356. Na 1367 werd hij als baanderheer betiteld, een ridder die de strijd mocht voeren onder eigen vlag.
Zijn familieband met het huis Kleef en de belening in het Brabantse zoals Perwijs (1350) bracht hem in een uitermate strategisch belangrijke positie.
Zo werd hij ook voogd in de afwikkeling van een schuldenkwestie over het land van Kuyk ( ’71-’81) om de belangen te behartigen van Jan V van Cuijk (1355-1382) en zijn oom Hendrik van Cuijk (1320-1371) . Dirk is de feitelijke stichter (1371 ) van het Kruisherenklooster te Sint Agatha in het Land van Cuijk waar hij de kruisherenbroeders een verlaten kapel gaf om een klooster te stichten.
Dirk was actief in het Rijnland, uit een oorkonde van 1344 blijkt dat hij medezegelaar is van een arbitrage waarbij tussen Otto, provoost van Kleef, en Dietrich von der Straten over de onderhorigen en renten van het domkapittel van Keulen en over het leengoed van Kalbeck. Gegheven toe Cleve op den pijnstavent 1344. 2 insnijdingen voor zegels in de pika, 1 nieuw toegevoegd, ondefinieerbaar restant; 2 losjes bijgesloten, Dietrich von Horn (?), opschrift en afbeelding beschadigd:
Landesarchiv Nordrhein-Westfalen. Abteilung Rheinland, AA 0053, 264 Kleve-Mark, Urkunden (AA 0053) (DFG-gefördert) >> 1. Urkunden1344 Mai 22
Schiedsgericht zwischen Otto, Propst von Kleve, und Dietrich von der Straten wegen der dem Domkapitel zu Köln angehörigen Leute und Renten und wegen der Lehngüter Kalbeck. Gegheven toe Cleve op den pijnstavent 1344. 2 Einschnitte für Siegel in der Pika, 1 neu angehängt, umbestimmbarer Rest; 2 lose beiligend, Dietrich von Horn (?), Umschrift und Bild beschädigt.
Urkunde
De eerste melding van Oud-Kalbeck vond in 1326, als Graf Reinald van Gelderen en Dirk Loef III van Kleve, een Neef van de Kleefse Graaf, “den hoffte Calbeke” in leen geeft. Dit Calbeck (vanaf 1929 schrijfwijze: Kalbeck), dat daarna als Hofstat in de 14e eeuw tot een Waterborg uitgebouwd werd, dat zich tegenover het huidige Gasthaus “Jan an de Fähr” op de plek waar de Kalbeker Lei in de Niers mond.
De grote brand die in de Sylvesternacht 1799/1800 en in 1907 plaatsvond, werd Kalbeck bijna volledig verwoest. Alleen een klein gedeelte van de Voorburg is nog behouden. Dankzij de tekeningen van Cornelis Pronk (1731) en de tekeningen van Jan de Beyer (1743) kan men zich een goed beeld vormen van de oude burcht .
Frankewitz p 288/9. 859
Chronologie
1331 januari 18
Kopiar Kleve nr. 190 en p. 224-225
Irmgard van Kleef, weduwe van Gerard heer van Horn, en haar oudste zoon Dirk sluiten een
vergelijk met Dirk graaf van Kleef over de heerlijkheid Heusden. Irmgard en de graaf zullen
de heerlijkheid ieder voor de helft bezitten.
1334 Mai 6 (des vrydachs nae ascensionis Domini) 283
Graf Wilhelm von Hennegau, Holland und Seeland, gelobt, für die von ihm erworbene Hälfte von Stadt und Land Heusden, die bis jetzt die Kinder von Horn besaßen, 2700 Pfund schwarzer Turnosen -einen gro ßen Königsturnosen für 16 Pfennige gerechnet -bis spätestens 8 Tage nach St. Johannis an den Grafen von Kleve zu bezahlen. Schöffen und Rat der Stadt Dordrecht übernehmen ,die Bürg,schaft UII’d sie@eln zusammen mit dem Aussteller.
87 Abschr. von 1652, Papier. D 630,631. Gedr. (nach ·der Ausf. im H.St.A. DüsseLdorf) Lacomblet, UB. 3, S. 233 Nr. 281.
Theodor Ilgen, Quellen zur inneren Geschichte der rheinischen Territorien Herzogtum Kleve, I. Ämter und Gerichte, Zweiter Band, Quellen, Zweiter Teil, Nr. 3 (1925).1343 3 februari
Dietrich von Hoorn, Herr von Kranenburg setzt de Rechte rechten van de Landes Kranenburg fest en bestimmt, aus welchen Hufen en in welcher Zahl jährlich de Heimraden gewählt werden sollen, die mit dem von ihm bestellten Deichgrafen sterven Deischschau aus zu üben haben.
Gedr. Teschenmacher-Dithmar Ann. Cliviae, kabeljauw. Dipl. Nr. 25. De afdrukmaterialen of een ander handschrift van de stempels kunnen niet langer worden gebruikt. Am 18 januari 1323 (Sloet, Bedbur OB, nr. 64) hatte Herr Gerhard von Hoorn den Besitzern des Landes zwischen “Crumfoetshuys (Het document vermeldt de jurisdictie van de heemraden en de Broekraden van Kranenburg, dus de hele zaak moet plaatsvinden in een zeer nauw afgebakend gebied in de directe omgeving van Kranenburg, in het document wordt “Henric Crumfoetvan Nütterden” genoemd, en ik neem aan dat het gewoon zijn huis in
Nütterden is. Het dorp Nütterden ligt ten zuidoosten van de Kranenburger Bruch, en dus is het logisch om te zeggen dat het land waarop het document betrekking heeft, verondersteld wordt te liggen tussen Crumfoets huys en onsen bruec van Cranenburgh. aldus M. Hagemann ) en onsen bruec van Cranenburgh” den Anschluss an die Wasserleitung des Kranenburger Bruches wordt gestattett en gezugleich zur Anlage een Deiches oberhalb ihrer Ländereien verpflichtet. Zu der Lage der in dem Deichrecht von 1343 genannten Hufen vgl. auch die Urkunden von 1319 en 1328 (Sloet aa O. Nr. 59 en 67). Am 18. Juni 1445 (s. unten Nr. 32) wurden de Deichlasten des Klosters Bedburg door een Vergleich desselben mit dem Deichgrafen en de Heimraden des Landes Kranenburg op nieuwe geregelt.
1330-4, 18 Februari.
Lacomblet III. N». 254.
N””. 1. — Irmegarth van Kleef, weduwe van heer Gerard van Horne, en Diederik, haar oudste zoon , komen met hunnen broeder en oom, den graaf van Kleef, overeen om Heusden voor gelijke delen te bezitten. Des manendags vor sente Pietersdaghe ad cathedram.
Ca. 1337
GM van der Velden Feestbundel Bernrode 1986 p. 186
Deze Theodericus vertoefde volgens de tweede aanvulling op het testament in Pruisen.
1343 Februar 27.
Ritter Dietrich von Horn, Herr von Cranenburg, verkauft nach gepflogener Berathung mit seinem Onkel, dem Grafen Dietrich von Cleve, von dem er sein Gut zu Cranenburg zu Lehn zu haben bekennt, mit seiner Mutter Irmgard von Cleve, verehelicht gewesene von Horn, und mit seinem Onkel Johann von Cleve, Domdechanten zu Cöln, dem Dechanten und Capitel von Cleve eine Rente von jährlich 16 Mark 6 Schilling Brabant., wofür er seine Renten von 14 Hufen 2 1/3 Morgen Broich (vierthien hoeven Twe morghen onde twe hout) holländisch Maaß, gelegen in dem so gent. “Holländer Broich” (hollander broeck) bei Cranenburg und nach Gränzen näher bestimmt, unter Vorbehalt des Rechts zum Unterpfande stellt, daß er innerhalb 12 Jahren dieses Pfandobjekt gegen ein anderes, nicht über 2 Meilen von Cleve entferntes eintauschen könne, daß also nach Ablauf der 12 Jahre jenes Pfandobjekt, wenn nicht eingetauscht, bleibendes Eigenthum des Kapitels werden solle. Gegheven in den Jaer ons heren dusent CCC. XLIII. op sunte Georgius dach.
Siehe Copieb. Haag f. 37; Orig. i. Stiftsarch. Kleve.
De polder beslaat dan 629 bunders; er staan 78 huizen, waarvan 66 boerderijen. Het zomerpeil is 8 ellen en 5 palmen (ca. 6 meter) boven NAP; de hoogte van der dijken is 11 ellen, 7 palmen en 5 duim boven NAP.
Maar hoe komt een Brabants broek aan zo’n Hollandse naam? En hoe oud is die naam eigenlijk? Nou, dat gaat nog behoorlijk ver terug, tot rond 1300 namelijk. Het kasteel Tongelaer, op de grens van Mill en Gassel, was vanouds eigendom van de heren van Cuijk.
Zo rond 1295 is men ongetwijfeld begonnen om het broek, dat in oorsprong “het Thonghelaerebroke” heet, droog te leggen, geïnspireerd door Hollandse waterstaatkundige principes. Ook na de dood van Floris V blijven Hollanders aan zet in het Hollanderbroek. Zo is er een akte uit 1325, waarin Jan I van Amstel medezegelaar is. Hij is een telg uit het Hollandse geslacht Van Amstel, maar naaste familie van Jan I van Cuijk en ook in het Brabantse gegoed (denk aan De Amstelhoek in Oss).
Historisch onderzoek maakt aannemelijk, dat hij in die tijd medeverantwoordelijk was voor het beheer en de ontwikkeling van het Hollanderbroek. Na 1325 raakt de naam Tongelaerbroek in onbruik en spreekt men voortaan van “het Hollanderbroek”.
Rond 1320 is er al sprake van een heemraadschap met vergaande bevoegdheden: zo kan men goederen bezwaren en transportakten opstellen. Dijkmeesters en heemraden zijn ook verantwoordelijk voor het beheer en het onderhoud van de in het broek liggende dijken, zoals de Voor(sten)dijk, de Achterdijk, de Molendijk, de Rooijendijk, de Vaardijk, de Hogedijk en de Kromme(n)dijk) en de in de polder lopende beken en (middel)weteringen.
De ‘waterwolf’ was tot ver in de 19e eeuw een geduchte vijand. Onder meer door de Beerse Overlaat en door ijsgang in de Beerse Maas (in 1820 bijvoorbeeld) overstroomde de polder regelmatig.
Jan Lange BHIC 20 augustus 2009
bijgewerkt op 23 april 20141343 April 23.
Ritter Dietrich von Horn, Herr von Cranenburg, überweist dem Dechanten und Capitel von Cleve Behufs Bezahlung der denselben verkauften Rente von jährlich 16 Mark 6 Schilling Brabant. aus seinem Zinspflichtigen zu Cranenburg nach Inhalt des Rentenbriefes 24 benannte Verpflichtete, unter welchen Gherit van Vloten, Otto von Holthausen (van holthusen), Heinrich van Nymwegen, die Kirche zu Kranenburg, der Convent von Bedburg u. A. m., mit genauer Angabe des von Jedem derselben zu entrichtenden jährlichen Betrags.
Siehe Copieb. Haag f. 13
1343 april 20
Renger; Arenberg, nr. 95
Dirk graaf van Kleef en zijn broer Johan, domdeken te Keulen, oorkonden dat Dirk van Horn,
heer van Kranenburg en diens broers Johan, Willem, Otto en Everhard te Bedburg gekomen
zijn en met hun moeder Irmgard van Kleef, weduwe van (Gerard van) Horn, zuster van de
oorkonders om de erfenis van Gerard te delen. Dirk (van Horn) erft alle renten, heerlijkheden
en gerechten van zijn vader en wat hij nog van zijn moeder erven zal: de vier minderjarige
broers doen afstand van alle rechten en ontvangen van Dirk jaargelden van tezamen 160 lb.
kleine penningen, te weten Johan 50 lb. te Zyfflich, Wyler en Wylerberg als in
Hollanderbroek bij Kranenburg, Willem 40 lb. uit de cijnsen in de Langehoeven in
Hollanderbroek, Otto 35 lb. van de cijnzen in Hoenrevenne. De renten zijn lenen en
onderdeel van het leengoed Kranenburg. De afwezige broer Godart van Horn krijgt na zijn
terugkeer 40 lb. uit het Zyfflicherbusch. Getuigen o.a. Daniel van Goor.
Kleve Mark Urkunden 1223-1368 regest 4 p 4/Lacomblet 3 no 387Hornes, van | 1343-04-20
Achternamenindex
Graaf Dirk van Cleve en zijn broer Johan, domdeken te Keulen, oorkonden dat zij samen met hun zuster Irmgard van Cleve, gewezen vrouwe te Hurne, te Bedbur tussen Irmgards zonen, hun neef Dirk van Hoorne heer van Cranenburg en zijn broers Johan, Wilhelm, Otto en Eberhard, inzake de hun door de dood van hun vader Gerard van Hoorne toegekomen erfenis en de toekomstige van hun moeder verdeeld hebben: – Dirk krijgt de gehele erfenis; – Johan 50 £ uit Zyflich, Wyler en Wylerberch en de inkomsten uit het randgebied van Merlinger Brucht bij Cranenburg; – Willem: 40£ uit de lange hoeve van de Hollander broek; Otto: 35 £ uit Hoenrevenne en de Corte Broek. Komt hun broer Godert van Horn terug, dan krijgt hij 40£ per jaar uit Zyflicher Bussen, na de dood van zijn moeder nog eens 40£
getuigen: de leenmannen van Dirk van Horn: Johan van Gruesbeke, ridder, Roland van Hagedoorn, ridder, Heinrich von Wyler, knape; getuigen voor de broers: hun oom Willem van Horn, en diens zoon Gerard van Horn, Otto van Cleve proost van St Gereon te Keulen, Willem van den Bossche heer van Erp, Daniel van Goor.
Zie vorig regest!
1344 Mai 22Schiedsgericht zwischen Otto, Propst von Kleve, und Dietrich von der Straten wegen der dem Domkapitel zu Köln angehörigen Leute und Renten und wegen der Lehngüter Kalbeck. Gegheven toe Cleve op den pijnstavent 1344. 2 Einschnitte für Siegel in der Pika, 1 neu angehängt, umbestimmbarer Rest; 2 lose beiligend, Dietrich von Horn (?), Umschrift und Bild beschädigt.
Kleve-Mark, Urkunden (AA 0053) (DFG-gefördert) >> 1. Urkunden
+ voor of in 1347. Kleef, Maria van, 1311 – 1338,
In 1311 maakt Dirk, graaf van Kleef, bekend dat zijn vader Dirk van Kleef bij leven een eiland in de Waal bij Winssen aan het klooster heeft beloofd, nadat hun dochter en zuster Maria daar is ingetreden. De opbrengsten van het eiland dienen ter nagedachtenis van de Kleefse gravenfamilie, onder meer de broer van Dirk, Otto. Dirk schenkt het eiland nu aan het klooster, na de dood van Hendrik de tollenaar die het eiland in vruchtgebruik heeft gehad (1). In 1332, 1338 en 1344 komt Maria voor als moniale van Bedburg (2). In 1347 geeft Dirk van Kleef de hof te Langenhorst met turfland aan het klooster Bedburg, behoudens een rente van 3 mark en 6 schellingen. Het goed wordt gegeven ter nagedachtenis van zijn moeder Margaretha en zijn zuster Maria (3). In 1348 maken de uitvoerders van het testament van Maria bekend dat zij de opbrengst van de goederen die Maria heeft nagelaten, onder meer 22,5 mark en 24 malder rogge, besteden ten behoeve van missen en het klooster (4).
Maria is dochter van Dirk van Kleef en Margaretha van Kiburg, als weduwe moniale te Bedburg. Haar broers zijn Dirk, die Margaretha van Gelre huwt en later Maria van Gulik; Otto, overleden in 1311, en Johan, die in 1319 voorkomt als scholasticus te Mainz en in 1348 Mechteld van Gelre huwt (5). Zij moet dan ook nog een broer Dirk Loef hebben gehad (6). In 1312 wijst Dirk zijn moeder Margaretha de stad Grieth toe in plaats van de stad Duisburg, welke laatste hij als bruidsschat met zijn zuster Agnes aan Adolf graaf van Berg had meegegeven. In deze akte treedt hij op met zijn broers Johan en Everhard (7). Agnes en Everhard zijn dus ook broer en zus van Maria. Volgens Sloet heeft Maria nog een zuster, Ermgard, gehuwd met Gerard van Horne (8).
(1) Sloet, no. 54.
(2) Ibid, no. 69, 75, 79; ook v. Spaen, fol. 206r, 211r, 213r-v.
(3) Sloet, no. 81; ook v. Spaen, fol. 214r.
(4) Sloet, no. 82; ook. v. Spaen, fol. 215r-v.
(5) Sloet, no. 54, 58, 60; W. Jappe Alberts, Overzicht van de geschiedenis van de Nederrijnse territoria tussen Maas en Rijn. Deel. II, 1288-ca. 1500, Assen 1982, p. 102-103.
(6) Sloet, OBGZ, no. 835.
(7) Lacomblet III, 113.
(8) Sloet, p. 22.
1348 April 25, Archieven van Salm Anholt: Nr. 6
– Abschrift a.d. 15. Jahrh. Seeland Hs. I S. 27 No 6.- Regest: Inventare Beib. I H. I S. 33 No 17.
Diderich van Hoerne, Herr van Parmeys und Cranenborg (Horn, Parwis, Cranenburg) verkauft mit Zustimmung seines Oheims Johans Grafen von Kleve und seiner Mutter dem Gysbrecht van Groesbeke das Gut Zeelem in Duyffel, Ksp. Mehr und Niel, mit der Fischerei in dem sog. Zeelemmer Meer und allem sonstigen Zubehör, so wie es sein verstorbener Vater von seinem † Oheim, dem Grafen Diderich van Cleve, bekommen hat und er es von seinem Oheim, dem Grafen Johan von Cleve, jetzt hat. Gysbrecht soll es als Zütphensches Lehen besitzen, myt enen pont the verheergeweden. Ferner ist ausgemacht, dass wenn der Graf von Cleve das Land von Cranenborg zurückerhalte, so soll Gysbrecht das vorg. Gut von dem Grafen zu Lehen bekommen. Jede spätere Belehnung soll mit Urkunde und Siegel erfolgen über diese Bestimmungen. Zeugen die Lehnsmannen: Gysbrecht Herr van Haeps, Eylbrecht van Eyle Ritter, Everart van Oerschaet und Henrich Schardenberg van Heyden. Mitsiegler: Johann Graf van Cleve, seine Mutter Ermgart van Cleve, ehemals Frau van Hurne, und die vorg. Zeugen; – Gegeven … 1348 op sunte Marcus dach des evangelisten.
Nr. 7, 1348 April 26,
– Abschrift a.d. 15. Jahrh.: Seeland Hs. I S. 28 No 7.- Regest: Inventare Beib. I S. 33 No 18.
Johan Graf van Cleve gelobt mit Zustimmung seines Rats für den Fall, dass er oder seine Erben das Land Cranenborgh zurückerhalben sollten, den Gysbrecht van Groesbeke mit dem ganzen Gute Zeelem in Duyffel, Kspl. Meer und Nyel, mit den zugehörigen Zeelemmer Meer, zu belehnen im selben Umfange, wie sein † Schwager, der Herr van Hoerne, es von seinem † Bruder, dem Grafen Diderich van Cleve, besass, und zwar zu Zütphenschen Recht.- Gegeven … 1348 des naesten daiges na sunte Marcus dach deis evangelisten.
1348 Juni 9Revers Dietrichs von Horn, Herrn zu Parweis, dass er dem Grafen Johann von Kleve, weil derselbe ihm gestattet Malden und Selm zu veräußern, 2300 Florentiner Gulden an der Summer, wofür ihm das Land Kranenburg verpfändet ist, kürzen zu wollen. Gegeven 1348 des manendages nae pinxsten. 3 Siegel angehangen, 1 Umschrift zerstört; 2 gut erhalten; 3 linkes oberes Drittel abgebrochen, Rest verdrückt.
Kleve-Mark, Urkunden (AA 0053) (DFG-gefördert) >> 1. Urkunden
1350 September 15
Dietrich von Horn, Herr zu Parwis und Cranenburg als Statthalter des außer Landes weilenden Grafen Johann von Cleve sowie Claus Thoybart und Wolter van Udem beurkunden, daß es ihnen bekannt sei, daß das Capitel von Cleve den Kaufpreis für den Zehnten im Haag bei Cleve entrichtet habe und geloben, die darauf noch haftende Forderung des Burchard von Vondern und seiner Schwester Simonetta und der Brüder Friedrich und Heinrich den Quaden bis zum nächsten Martin abzulösen. Gegheven im iaer ons heren dusent driehondert end vyftich, des godesdaghs na des heyligen crucesdagh exaltacio.
Kleve, Stift, Akten >> 1. Akten >> Abschriften von 69 Original-Urkunden, die jetzt im Pfarrarchiv zu Cleve beruhen. Vom Harless 1872 angefertigt
1351 August 9Graf Johann von Kleve als Hauptschuldner, Dietrich von Horn, Herr zu Parweis, Friedrich von Hönnepel und mehrere andere Ritter und Knappen sowie die Städte Kleve und Huissen als Bürgen, versprechen den Kindern Johanns von Schardenbergh eine Schuld von 900 Goldschilden abzutragen. Datum 1351 in vigilia beati Larencii martiris. 17 Siegel im unterschiedlichen Zustand.
Jan II van Petershem heer van Oirschot 1353 – 1363
Evenals bij de opvolging door haar zuster kwam Margriet van Leefdaal ook in actie tegen haar neef. De kwestie duurde zelfs tot 1358, toen beide partijen besloten zich neer te leggen bij de scheidsrechtelijke uitspraak van Dirk van Horne, heer van Perweys en Kranenburg. Deze arbitrale uitspraak werd vastgelegd in een akte voor schepenen van ‘s-Hertogenbosch d.d. 1358.11.04 en behelsde, dat Margriet geen enkel recht had op de heerlijkheid en jurisdictie van Oirschot, maar dat Jan II van Peters hem haar wel een lijfrente van 35 pond per jaar moest uitbetalen uit zijn daargelegen goederen. 82) Jan II wist in 1362 een hypotheek te vestigen op de helft van de Spoordonkse watermolen die nog in het bezit was van Herman Dirkszoon van Vught, welke watermolen later weer helemaal eigendom was van de Oirschotse heren. 83)
In voortdurende geldnood moest Jan II het kasteleinschap van Brussel in 1362 verkopen aan Jan van Boechout, zoals hijzelf of zijn moeder eerder reeds Ham en Perk verkocht hadden. 84)
Dat Jan II evenals zijn vrouw, Johanna van Loon en Agimont, in 1363 overleden was, weten we slechts uit het ‘erfdelingscontract’ tussen zijn zoons d.d. 1363.03.10. Voor het leenhof van hertogin Johanna verklaart Willem, broer van Jan heer van Peters hem, daarin, dat hij bij de deling van de nalatenschap tevreden gesteld was met ‘den goede van den Ekarde mit sinen toebehoirten gelegen bi Eindhoven’, dat Jan aan hem had overgelaten en
waarmee de hertogin hem beleend had. 85) Daarnaast droeg Jan III d.d. 1363.09.09 voor schepenen van Oirschot aan zijn broer Willem nog een jaarpacht van 191/2 mud rogge over uit zijn tienden in Oirschot. 86) Willem was kanunnik van Sint-Servaas te Maastricht, welk canonicaat hij later neerlegde om te trouwen met Elisabeth van Kossem. Uit dit huwelijk werden echter geen kinderen geboren, zodat Eckart later weer in het bezit blijkt te zijn van de hoofdtak van Petershem. 87)
Kleve-Mark, Urkunden (AA 0053) (DFG-gefördert) >> 1. Urkunden
1355
Het bezit van de complete tienden in Engelen en Vlijmen maakte de graaf van Holland als heer van Heusden, zij het op afstand, zeker de belangrijkste tiendgerechtigde in het Land van Heusden na de abt van SintTruiden. Bij elkaar brachten de tienden te Engelen en Vlijmen heel wat op, in 1378 bijvoorbeeld 849 pond, ongeveer 15% van de totale reguliere domeininkomsten van dat jaar. 119
Een groot deel van deze revenuen verdween overigens meteen weer omdat sedert 1355 aan de tiendopbrengsten van Engelen en Vlijmen een jaargeld van 400 gouden royalen was verbonden ten gunste van Dirk van Hoirne, heer van Perweys en Duffel.120
In 1375 droegen Dirk en Hessel van Drongelen, die kennelijk ook zekere rechten op de uitkering had, het jaargeld over aan Frank van Borselen, heer van St.Maartensdijk.121 Via Van Borselen kwam het terecht bij Frederik van Zulen. Diens zuster en erfgenaam Alienora van Zulen ruilde de uitkering tenslotte in 1386 in tegen het bezit van een landgoed ca. op ZuidBeveland.122
Waren de tienden van Engelen en Vlijmen zo weer onbelast, met de verpanding van de heerlijkheden van Engelen en Vlijmen in 1419 gingen alle domeinen in beide dorpen over in andere, zij het blijvend wereldlijke handen. De tienden maakten er zeker meer dan de helft van alle heerlijke inkomsten uit, in 1460-61, om precies te zijn, 58%. 123Noten:
- Hier zou met behulp van rentmeestersrekeningen uit de archieven van de graven
van Holland en de Hollandse rekenkamer met veel vrucht onderzoek naar kunnen
worden gedaan.Een middeleeuwse samenleving: “!H e t Land van Heusden , ca. 1360 – ca. 1515”, Deel 1, Peter Hoppenbrouwers
- Er is één referentie aan een molen in relatie tot Herpt, maar die is zeer onduidehjk:
het gaat om de beschrijving van twee percelen in Herpt op de Westeringe ‘mid \’
resp. ‘1 voet diix liggende in die scouwe van Herpt inden Molenwerff. RANB, AMH
120, pag. 97 (31-dec-1395). De ‘molenwerf in kwestie hoeft niet per se in de ban
van Herpt te hebben gelegen. Het is bijvoorbeeld voorstelbaar dat een deel van de
dijk rond de molenwerf van de buitenmuurs gelegen banmolen van Heusden op de
ingelanden van Herpt was verslagen.- Zie voor de stedelijke bieraccijns hoofdstuk 29 en hoofdstuk 30.3.2.
- De meest uitvoerige beschrijving is te vinden in ARA, REK, rekrek 2726, inkomsten
vludrift 1464. Dorenbosch lag in de ban Hedikhuizen.- Zie hoofdstuk 13.4.
1357 maart 11
Renger; Arenberg nr. 151
Wenzel en Johanna, hertogen van Brabant etc. oorkonden dat hun vader Jan hun raad Dirk
van Horn heer van Perwez en diens broers wegens hun rechten op het land van Heusden 8000
royalen had toegezegd. Daartoe vestigen zij een jaarrente van royalen uit de tol te
Herzogenrath.
1357 November 25 61
Dietrich Herr von Horn [Hoerne) und Altena belehnt den Ritter Peter
Abschr. (16. Jh.), Pap., angefügt an Abschr. der Urk. von 1310
von Hemmert mit dem Hoch- und Niedergericht Hemmert samt Zubehör
sowie mit dem dortigen Recht der Deichbeschau samt Zubehör in gleicher
Weise wie bereits dessen Eltern und Voreltern damit belehnt wurden. –
Zeugen: die Lehnsleute [trurve manne) Hugheman von Poederoyen [Pe-)
und Mathias van Mulleroick. – Siegler: der Aussteller. – Up s. Gothareinen dagh.
Juli 27, sowie weiterer Urkk. (vgl. Reg. Nr. 11). – Nr. 11.
1362 November 1.
Graf Johann von Cleve verkauft nach stattgehabter Berathung mit seinem Neffen Dietrich von Horn, Herrn von Perwez (par veys) und Cranenburg und seinen Freunden, Verwandten (Maghen) und Räthen, dem Dechanten und Capitel von Cleve, dem die Kirchspielkirche von Cleve mit allen Renten und sonstigen Einkünften incorporirt worden, für 550 Mark Brabant. den ihm zustehenden Zehnten im Haag (in den haghe) bei Cleve, aus welchem Zehnten sein verstorbener Bruder Graf Dietrich von Cleve dem Capitel schon eine Erbrente von jährlich 10 Mark Clevisch verschrieben habe. Gegeven in Jaer ons heren M CCC. LXII. des neesten daghes nae are heylighen dach.
Siehe Copb. Haag f. 12v. 13.
1362 November 2.
Graf Johann von Cleve verspricht dem Dechanten und Capitel von Cleve, spätestens bis zum 22 Februar 1363 die Ablösung einer Rente von jährlich 10 Mark bewerkstelligt haben zu wollen, welche der Simonetta von Vondern (Symonetten von vonderen) aus dem ihnen zufolge eines Kaufbriefes mit seinem, seines Neffen Dietrich von Horn (hurne), Herrn von Porwez (parveys) und Cranenburg (Kranenborch), und der Stadt Cleve Siegeln als alleiniges Eigenthum verkauften Zehnten im Haag (in den haghe) bei Cleve zustehn, und verschreibt denselben als Ersatz für diese von dem Zehnten abgehende Rente eine gleiche von jährlich 10 Mark aus seinem Hofe zu Sombrienen (te zombrienen) bei Cleve, gleichzeitig die nöthigen Anweisungen hierüber für seinem Rentmeister (Rentmeyster) und den z. Richter zu Hamm (in den hamme) ertheilend. Gegheven int iaer ons heren dusent driehondert LXII. des neisten dages nae Sunte Martyns daghe in den wynter.
Siehe Copieb. Haag f. 10v. 11; Orig. i. Stiftsarch. Kleve. Scholten Stdt. Kleve No. 10.
1364 maart 27
De oudst bewaarde privilegebrief is van heer Otto van Kuyc, van zaterdag 10 jan. 1321, en bevat bepalingen over bede, schatting, heervaart en rechtsbedeling.
Tevens bevestigt hij hierin de ‘poorters van Grave’ in alle door ‘onsen Heer Vader’ [Jan II van Kuyc 1308 – 1319] eerder aan de inwoners van Grave verleende privileges.
Latere bevestigingen van de privileges o.a. op 27 maart 1364 door Dirk van Horne (als voogd van Jan V van Kuyk), op 21 dec. 1375 en op 1 juli 1394. 9 Op 15 dec. 1400 erkent de stad Grave hertog Willem van Gelre als stadsheer.1
- Marguerite de Wezemael, voorheen Vrouwe van Duffel, en Thierry de Hornes, heer van Perwez en Duffel, erkennen dat ze aan Willem I, graaf van Namen, het leengoed van Fleurus hebben verkocht dat wijlen Henri, heer van Duffel, in bezit had van de graaf, plus de 36 pond oude grote toernooien die naast voornoemd leengoed in een erfenis worden omgezet, tegen een totaal bedrag van 2600 Brabantse gouden schapen dat zij ontvingen. 6 februari 1368 (n.st.).1 stuk
(Zegel van Marguerite de Wezemaal, voorheen dame van Duffel. Rond, 22; een gevierendeeld schild op 1 en 4? en op 2 en 3, met drie fleur-de-lis, in een polylob. + S’. MAR [.. .] Zegel van Thierry de Hornes, heer van Perwez. Hetzelfde zegel bevestigd aan charter n° 970, zie dit n°.)
Bestelinstructies [ depot – inventaris – item ]:
Rijksarchief te Namen – I87 – 994
1367 August 15Dietrich von Horn, Herr von Parweis, Duffel und Kranenburg, verpfändet den Baudeken Lauwaert für 1250 Goldschilde die Herrlichkeit Balgoij und Keent und verpspricht dem Grafen von Kleve, von dem er diese Güter zu Lehen hat, die Pfandschaft in einem Zeitraum von 7 Jahren einzulösen, widrigenfalls das Lehen verfallen solle. gegeven 1367 sonnendages op onser vrouwen dach assumptio. Siegel abhängend, Bild beschädigt.
Kleve-Mark, Urkunden (AA 0053) (DFG-gefördert) >> 1. Urkunden
1370 Oktober 13Revers Dietrichs von Horn, Herr zu Parweis, in Bezug auf den in seiner Streitsache mit seinem Neffen Adolf von der Mark, auf den Herzog von Brabant eingegangenen Kompromiss. 1370 des neesten sonnendages nae sente Gereons end Victoers dage der heyligen marteleren. Siegel abhängend, Umschrift leicht beschädigt.
Vgl. auch Schleidgen, Band 2, Nr. 23, Urkunde 534.
1370 Dezember 6
Ausspruch der Herzogin Johanna von Lothringen und Brabant in der Streitsache des Grafen Adolf von Kleve mit Dietrich von Horn, Herr von Parweis, wegen des Landes und Schlosses Kranenburg, welchem Spruche gemäß diese dem Grafen von Kleve gegen ein an Letzteren zu zahlende Summe von 37000 Goldschilden überliefert werden solle. Gegeven tot Bruessel op sente Nyclaes dach den sessten dach in December 1370. Siegel angehängt, gut erhalten.
AA 0053 Kleve-Mark, Urkunden (AA 0053) (DFG-gefördert)
1377 April 5Wenzel von Böhmen, Herzog von Luxemburg und Brabant, Johanna, seine Frau, Wilhelm II., Herzog von Jülich und Geldern, Maria, seine Frau, Wilhelm (III), ältester Sohn des Jülicher Herzogs, Herzog von Geldern, und Wilhelm von Jülich, Graf von Berg-Ravensberg, schließen ein Freundschafts- und Schutzbündnis.
Vermerke: Original, Pergament. Mitsiegler: (7) Dietrich von Horn, Herr von Perwez, (8) Johann, Herr von der Gruithuise und von Grimbergen, Drost von Brabant, (9) Johann Herr von Boicholtz, (10) Johann Herr zu Gronsselt, Burggraf zu Limburg, (11) Johann von Luxemburg, Propst zu Löwen, (12) Gerhard Roidstoc, Herr zu Birtringen, (13) Reinhard von Berge, (14) Ricolf de Koc, Schultheiß zu Herzogenbusch, (15) Werner Herr zu Breitenbend, (16) Johann Herve (=Herne?), (17) Heinrich von Steenbergen, Propst zu Zütphen, (18) Daniel von Irnich, (19) Johann Banritzer von Müllenark, (20) Hermann von Lievendal, Schelards Sohn, Landdrost von Jülich, (21) Elger von Hembach, Propst zu Kaiserswerth.
Jülich, Urkunden (AA 0021) >> 1. Urkunden der Grafschaft bzw. des Herzogtums Jülich
————————————————0147-3419———————————–
1382, zaterdag na ‘t oktaaf van Driekoningen
Leunis van Langvelt verkoopt aan Willem Waerloes een korentiend in Lyemde, welke jaarlijks rijdt tegen
een tiend van heer Henrick van Mordrecht, ridder, aldaar.(Leunis had een tiend gekocht van heer
Diederick van Huerne, heer van Pereweis en van Cranendonck, ridder (en heer van Herlaer-Gestel).
R 1176 fol 236v
Regesten Bosch’ Protocol, vermeldingen Boxtel, Esch en
Liempde, globaal periode 1367-1510
Bron: Collectie Schaduwarchieven BHIC, inv.nr. 360-314