Gerard I van Horne (127?-1 april 1330)

Gerard I van Horne (1270 – 1330) was een edelman uit het huis Horne. Hij was de zoon van Willem II van Horne en Agnes van Loon Chiny.

Hij was heer van Horn, het Land van AltenaPerwijs en Herlaar en ook was hij heer van Heeze en Oost-Barendrecht. Hij bezat naast Kranenburg (D), Burg Zelhem bij het plaatsje Mehr, ook een deel van Beek (Bij Nijmegen) en Malden inclusief burcht aldaar.

Hij trouwde in 1302 met Johanna van Leuven-Gaasbeek, vrouwe van Gaasbeek.

Zij kregen één kind:

Willem IV van Horne (1305)

Na haar dood hertrouwde hij in 1316 met Irmgard (Irmgardis) van Kleef.

Hun kinderen waren:

  • Dirk (Dirck, Theodoricus) van Horne (1320), heer van Oud Herlaar en Kranenburg.
  • Jan, schepen van Oirschot, heer van Blaarthem bij Eindhoven (uit zijn familielijn stamt bisschop Riethovius).
  • Willem (die om vergissingen te voorkomen “Wouteren” werd genoemd, smid, rentmeester te Hoogstraten, zijn dochter Lijsbeth huwde met Wenemar van Cuijk, heer van Hoogstraten, kleinzoon van Jan I van Cuijk en Jutta van Nassau.
  • Otto, heer van Montcornet en Baucigny, admiraal van Frankrijk.
  • Everar~ Eberhard, Godart alias Godevaart, smid, grootgrondbezitter omgeving Veghel, Oirschot-Best, allodiaal schepen van Swalmen.
  • Margaretha, huwde met Hendrick III van der Lecke.
  • Gertrudis, abdis van klooster Maagdendal te Oplinter.
    (Alle mannen waren ridders. De vele nazaten van Dirck uit 2 huwelijken werden vooral bekend in het Rijnland als “van Straten/von der Straten”.? Opmerkingen Jan Smeets)

Gerard werd begraven in de Brusselse karmelietenkerk, waar ook zijn eerste vrouw Johanna al lag. Het praalgraf bevond zich in het koor.

Er is is door diverse historici nogal veel geschreven over deze illustere figuur. In tegensteling tot zijn voorganger wist hij een enorme uitbreiding te realiseren van de Hoornse bezittingen. Door zijn huwelijken en buitenechtelijke relaties liet hij een aanzienlijk nageslacht na. Dit heeft bij veel geschiedkundige tot verwarring geleid en blijft het waarschijnlijk ook nu nog doen. Hieronder volgen enkele denkrichtingen, misschien komen we door de ontsluiting van de oude regesten tot een waarachtig beeld.

Hieronder enkele verhandelingen:

Gerard, de jongste zoon van Willem IIa volgde zijn vroeg gestorven broer, Willem III op. Hij ondervond moeilijkheden bij deze opvolging van zijn leenheer over Altena, de graaf van Kleef. Hij aanvaardde de scheidsrechterlijke uitspraak over Weert, waarbij het kapittel van St. Servaas hem alle rechten overdroeg (1306). Hij kreeg een hooglopende ruzie met de abdis van Thom, die zelfs uitliep op zijn excommunicatie. Hij erfde in 1311 de belangrijke Brabantse heerlijkheid Perwijs en kocht in 1315 Herelaer. Wessem was vóór 1329 door de abdij St. Pantaleon verkocht aan graaf Willem van Gulik, zonder rekening te houden met Gerard van Horn, die pachter was. Dat had de abdij al eerder zo gedaan met haar bezit in Obbicht. Toen werd Gerard schadeloos gesteld door de pacht van Wessem te verlagen. Als de graaf van Gulik Wessem kocht, zou Gerard van Hom dubbel benadeeld worden. In deze zaak regelde de Grafelijke Raad die rechten door Wessem aan Gerard van Horne in leen te geven (1229). Dit zijn enkele feiten
uit het bewogen leven van Gerard.
Gerard trouwde in 1302 met Johanna van Leuven-Gaasbeek, met dispensatie wegens bloedverwantschap in de 4e graad. Zij was uit een zijtak van de hertogelijke familie. Zij stierf in 1310 en liet een zoontje na: Willem IV, die al heel jong ten huwelijk werd beloofd aan Oda van Putten.
Gerard sloot een tweede huwelijk (1312/1313) met Ermingardis van Kleef, dochter van Dirk VIII uit zijn tweede huwelijk met Margaretha van Habsburg-Kiburg (gesloten in 1292). Bij het huwelijkscontract werd bepaald, dat het pas verkregen Perwijs aan de kinderen uit het tweede huwelijk zou komen.

In Kleef kreeg Gerard veel bezittingen: het belangrijkste daarvan was Kranenburg. Daarbij kwam Zehlem, de helft van Beek en Malden met burcht. In Balgoij, dat aan de proost van St. Jan in Utrecht behoorde, had Gerard de rechtsheerlijkheid.

Housnede en gravure (uitvoering): Onbekende kunstenaar
Uitgever (samenwerking): Jacob van Biesen (rond 1600 – 1677)
Beschrijvende titel: Otto – De Vreedzame (rond 1278 – 29 september 1310/1311), uit: Familieregister van de graven en hertogen van Kleve
Datering: 1661 (ontwerp), 1677 (fabricage)

Uit zijn tweede huwelijk zijn de kinderen bekend: Dirk, Willem, Jan, Otto, Everard, Godert en Margaretha. De meeste van de dochters gingen in de geestelijke stand.

Voor de Hornes van de stamfamilie is alleen Dirk van belang, omdat hij in alle overeenkomsten der Hornes optreedt als bemiddelaar of scheidsrechter. Ook was hij enige jaren voogd over zijn neefje Willem V (van 1345 tot 1349).


Gerard van Horn sterft in 1330 en wordt opgevolgd, behalve in Perwijs en Herlaer, door zijn zoon.

W.M. van de Boel: De heren van Horne

De Chronique Artésiennne (vermeld enkele foutieve aannames)

https://ia800905.us.archive.org/7/items/chroniqueartsi00funcuoft/chroniqueartsi00funcuoft.pdf registreert ” mesire Guerars de Hornes ” onder degenen die gevangen zijn genomen tijdens de slag bij Veurne op 20 augustus 1297 [1060] . ” Willem heere van Hoerne ende van Altena, ende Diederic proost van Sinte Salvatoere in Utrecht, sone des voirseyds heeren Willems, ende Willem, riddere, des voirsz. heeren Willems oudste sone, ende Gherard, ridder, syn joncste sone, ende Engelbrecht canonic van Sente lambrechts te Ludeke, sone des voirgenoemde heeren Willems “verklaarden hun onschuld bij de moord op Floris V graaf van Holland bij brieven van 12 februari 1299 [1061] .  

” Gheraerd Here van Hoirne ” bevestigde land aan ” Woldrichem“, zoals verleend door ” onse Here onse vader ende Hair Willaem onse broeder “, bij charter gedateerd 7 april 1306 [1062] .   

Een monumentale inscriptie in de Karmelietenabdij in Brussel vermeldt het overlijden op 3 mei 1333 van ” monseinour ly cuens Geerarts sire de Hornes, Wiert, Altena, etc., grand-veneur héréditable de l´Empire…fieulx à monseinour ly cuens Willaumes, sire des dits lieux, et à madame Marguerite, fiele a ly cuens Arnould de Looz ” [1063] . (pauselijke dispensatie 7 juni 1302, contract 11 sep 1302) JEANNE de Louvain “van Gaesbeek”, dochter van HENRI de Louvain Heer van Gaesbeek, Herstal, Seigneur de Baucigny & zijn echtgenote Isabel van Beveren (-Sep [1315], bur Brusselse Karmelietenabdij).

Dat was volgens v.d. Boel niet juist. Hij zou overleden zijn omtrent 1 april 1330. Verder is de z.g. inscriptie met tekst, volgens hem een vervalsing. Er schijnt overigens wel een herdenkingsmonument, geen graf, te zijn voor Johanna van Leuven.

De van Hornes zijn nooit “grand-veneur héréditable de l’ empire” geweest, Zie hieromtrent  v.d. Boel: “Het wapen der Hornes”.

Paus Bonifatius VIII verleende dispensatie ” non obstante quarto consanguinitatis gradu ” voor het huwelijk van ” Gerardo domino de Horne et de Outhena ” en ” Johanne nate quondam Henrici de Lovanio domini castrorum de Gasebecke ac de Haristal, Leodiensis ac Cameracensis diocesium “, van “ Maric relictæ Phylippi regis Francorum pro eis consanguineis ”, gedateerd 7 juni 1302 [1064] . Haar huwelijk wordt bevestigd door een oorkonde gedateerd Sep 1302 waaronder ” Arnoldus komt de Losse et de Chiny” bevestigde de toekenning van eigendom door ” vir nobilis Gerardus dominus de Hoern noster fidelis ” aan ” dominam Ioannam de Gaesbeke eius uxorem “, getuige van ” nostrum consanguineum fidelem dominum Wilhelmum de Peterssem, Ioannem castellanum de Montenaco et Arnoldus de Witthem nostros ” [ 1065] . Dame de Baucigny et Herstal.

Een monumentale inscriptie in de Karmelietenabdij in Brussel vermeldt het overlijden in september 1319 (onjuiste datum?) van ” Madame Jehanne de Louvain heritière des sennouries et terres de Gaesbeek, Harstal, Bausignies, enz., espouce à monseinour ly cuens Girars [sire de Hornes] et…fiele à Henry de Louvain qui fut nepveu en petit-fieulx à Henry I et II du nom, ducs de Lothier-Brabant,cuens de Leuven” [1066] .  

Tweede huwelijk (overeenkomst 19 februari 1316) IRMGARD von Kleve , dochter van DIETRICH [VI] Graf von Kleve & zijn tweede vrouw Margareta von Habsburg (-na 29 maart 1352). Het huwelijkscontract tussen ” Gerhard von Horn ” en “ Elisabeth von Kleve ” is gedateerd 19 februari 1316 [1067] . Het verschil in naam suggereert dat Gerard van Horne mogelijk met een andere dochter, Irmgard genaamd, getrouwd is nadat haar zus Elisabeth stierf . ende Diderich ayste sone heren Ghereyts ende Irmegarde vorghenomde ” overeengekomen met ” den greue van Cleue, onsen bruder ” delen ” der heerscap van Husden” {Heusden} bij oorkonde gedateerd 18 Feb 1331 [1068] . ” Dyederic greue van Cleue, Jan van Cleue doemdeken van Coelne, ghebroeder ” getuigde betreffende de boedelscheiding tussen ” haar Didderic van Hurne, hier van Cranenborgh, Jan, Willaem, Otte ende Euerart syn broedere “, naamgeving ” hoer moeder, vrouwe Yrmgarden van Cleue, wylner vrouwe was te Hurne, onser…zuster “, bij charter van 20 april 1343 [1069] .

Gerard [II] & zijn eerste vrouw hadden twee kinderen: 

I) WILLEM [VI] van Horne (-1343).

II) OTTO van Horne . Seigneur de Baucigny en Montconet.  Admiraal van Frankrijk.          (Foutief)

Gerard [II] & zijn tweede vrouw hadden vijf kinderen: 

III) DIRK van Horne (-na 1372)        . ” Irmegarth van Cleve…wyf heren Ghereyts die here was van Hurnen, ende Diderich ayste sone heren Ghereyts ende Irmegarde vorghenomde ” overeengekomen met ” den greue van Cleue, onsen bruder ” om te delen ” der heerscap van Husden ” {Heusden} bij charter van 18 februari 1331 [1070] . Seigneur de Perwez, de Cranenbourg en de Ghestel. 

IV) JAN van Horne (-na 20 april 1343). ” Dyederic greue van Cleue, Jan van Cleue doemdeken van Coelne, ghebroeder ” getuigde betreffende de boedelscheiding tussen ” haar Didderic van Hurne, hier van Cranenborgh, Jan, Willaem, Otte ende Euerart syn broedere “, onder vermelding van ” hoer moeder, vrouwe Yrmgarden van Cleue, wylner vrouwe was te Hurne, onser…zuster “, bij charter van 20 april 1343 [1071] .        

V) WILLEM van Horne (-na 20 april 1343). ” Dyederic greue van Cleue, Jan van Cleue doemdeken van Coelne, ghebroeder ” getuigde betreffende de boedelscheiding tussen ” haar Didderic van Hurne, hier van Cranenborgh, Jan, Willaem, Otte ende Euerart syn broedere “, onder vermelding van ” hoer moeder, vrouwe Yrmgarden van Cleue, wylner vrouwe was te Hurne, onser…zuster “, bij charter van 20 april 1343 [1072] .         

VII) OTTO van Horne (-na 20 april 1343). ” Dyederic greue van Cleue, Jan van Cleue doemdeken van Coelne, ghebroeder ” getuigde betreffende de boedelscheiding tussen ” haar Didderic van Hurne, hier van Cranenborgh, Jan, Willaem, Otte ende Euerart syn broedere “, onder vermelding van ” hoer moeder, vrouwe Yrmgarden van Cleue, wylner vrouwe was te Hurne, onser…zuster “, bij charter van 20 april 1343 [1073] .        

VIII) EVERARD van Horne (-na 20 april 1343). ” Dyederic greue van Cleue, Jan van Cleue doemdeken van Coelne, ghebroeder ” getuigde betreffende de boedelscheiding tussen ” haar Didderic van Hurne, hier van Cranenborgh, Jan, Willaem, Otte ende Euerart syn broedere “, onder vermelding van ” hoer moeder, vrouwe Yrmgarden van Cleue, wylner vrouwe was te Hurne, onser…zuster “, bij charter van 20 april 1343 [1074] . 

Chronologie

1e Huwelijk:

1302 Juni, Johanna van Gaesbeek [1] (d. 1315) of Johanna van Leuven-Gaesbeek, vrouwe van Gaesbeek: 

Op 7 juni 1302 verleent paus Bonifatius VIII, op verzoek van Maria dochter van hertog Hendrik III van Brabant, weduwe van koning Philips III van Franksrijk, dispensatie wegens verwantschap in de 4e graad in het huwelijk tussen Gerard, heer van Horn, en Johanna van Leuven alias van Gaasbeek. Op 17 juni 1302 ‘dievuldigheidsdag’ sluiten Willem van Born, oom van vaderszijde van Gerard heer van Hoorn, en het convent van Keijserbosch, een minnelijke schikking inzake de kerkelijke inkomsten van Nunhem. Johannes, abt van Averbode, Dirk, proost van Oudmunster, en diens broer Gerard heer van Horn verklaren, dat Willem, pastoor van Geertruidenberg, en broeder Johannes, pastoor van Nunhem, en het klooster Keijserbosch hun geschil over de kerkelijke inkomsten van Nunhem en Geertruidenberg hebben bijgelegd.

1302 Op 11 september, verklaart Arnold V graaf van Loon etc, dat Gerard heer van Horn, als lijftocht toegewezen heeft aan diens vrouw Johanna van Gaasbeek, al de goederen die hij van de graaf in leen houdt, uitgezonderd het kasteel van Horn. Getuigen en leenmannen zijn Willem van Petersheim, Jan burggraaf van Montenaecken en Arnoldus de Witham, ridders.

1305 Mai 13 Köln, im Franziskanerkloster 108
Gerhard, Edelherr von Horn (Hurne) verspricht, den Zins fi.ir die ihm vom Stift
St. Panthaleon zu Köln überlassenen Güter in Wessen (Wyesheim) bei Roermond
pünktlich abzuliefern. Zeugen: Johann von Kuke, Rudolph von Rypherscheydt,
Ropert von Gore, Daniel Judeus, Ritter, u. a.
actum Colonie in domo fratrum minorum ….. b. Servatii

Orig. Perg. mit 3 Siegeln, StadtA. Köln, Stift St. Panthaleon, Urk. 1 12;
A. Fahne, Gesch. d. Grafen, jetzigen Fürsten zu Salm-Reifferscheid 2 (1 858)
76 Nr. 115.

1301-06-28

Reg Hann p 5
Namenindex
Gerard van Horne en Altena wordt beleend met het goed van zijn vader.

collectiegroesbeek.nl
1305 Maart 29. 
— De Heer van Hoorne-Altena slelt eenige goederen in 
handen des heeren van Putten, ter verzekering van het huwelijksgoed 
van zijn zoon. Dinsdags na Palmzondag.

REGESTA HANNONENSIA 

1305 mei 23
Geraet van Horne geeft zijn neef Robrecht van Ghore toestemming het leen Werrenberg te beteren met de visserij op de beek tot de molen van Houthurne, de baant genaamd ten Bisen en het broek tussen Stormsgoed op ghen Roet en Reiveershoefstade, zoals het aan Godart van Halen behoorde.

Keverberg 585
1306 Januari 28. — Verklaring van rechteren, schepenen, raad en gemeene poort van Woudrichem over het recht van Gerard van 
Hoorne-Altena op het huis te Giessen. Vrijdag voor Lichtmis. 

REGESTA HANNONENSIA

1306 april 7
Gerard heer van Horn verklaart manschap verplicht te zijn aan de graaf van Kleef wegens
Woudrichem en een gedeelte van het land van Altena. Getuigen o.a. de hertog van Brabant en
de graaf van Loon. Borg voor de heer van Horn blijft Willem heer van Pietersheim.

Coenen nr. 2737

Heerlijkheid Oost-Barendrecht

Kaart van het oude en nieuwe land van Barendrecht. | Barendrecht

De lage ambachtsheerlijkheid Oost-Barendrecht is een voormalige ambachtsheerlijkheid in het gebied van de huidige gemeente Barendrecht. Zij werd gevormd door de volgende polders :

  • Het Binnenland van Oost Barendrecht (247 morgen)
  • De Zuidpolder (gedeeltelijk) (167 morgen)
  • Polder Ziedewij (139 morgen)
  • Het Buitenland van Oost-Barendrecht (86 morgen)
  • Het Cornelisland (39 morgen)
  • Polder Liesvelt (31 morgen)

In 1793 omvatte het gebied van de ambachtsheerlijkheid 72 huizen en 1 korenmolen.[1] In 1840 omvatte het gebied van de ambachtsheerlijkheid 80 huizen met 684 inwoners.[2]

Gerard I was in 1318 de gastheer van een groep edelen die een conflict tussen de graaf van Holland en de hertog van Brabant moesten beslechten. Het ging daarbij om het bezit van het Land van Heusden. Dirk van Kleef verklaarde op deze vergadering dat hij dit land in leen had van de hertog van Brabant.

In het jaar 1321 verkocht hij de heerlijkheid Oost-Barendrecht aan Jan Gillisz. Oem, baljuw van Zuid-Holland.

1306 april 10

Gerard heer van Horn en Altena belooft heer Otto graaf van Kleef dat hij alle leenmannen en dienstmannen in het deel van het land van Altena dat hij van de graaf in leen heeft zal berechten naar het in het land van Altena geldend recht; bij klachten hierover mag de graaf op Gerards kosten iemand sturen om dat te onderzoeken.

A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 78r, nr. 431 (1333 ca. maart 30-april 17, naar onbekend voorbeeld).

Onder het stuk in de marge, door andere hand: Concordatus.B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 60v, nr. 427 (na 1336 sept. 21-wrs. vóór ca. 1340 mrt., naar A).Opschrift: 

Altena.

In de marge, door andere hand: Altena. – Onder het stuk in de marge, door een derde hand: Concordatus.Editie/regest: Van Mieris, ChHZ II, p. 54.

Zie de opmerking bij nr. ZH 438.

Wi Gheraerda here van Hoirne ende van Althena doen cond allen den ghenen die desen brief sullen sien of hoiren lesen ende verghien dies dat wi eenen edelen manne onsen here heren Otten grave van Cleve in goeden trouwen gheloift hebben ende gheloven in desen brieve dat wi allen den mannen ende dienst mannen die roeren van den lande van Althena, alse verre als wijt van hem houden, doen sollenb vonnessen ende recht alse ghewoenlike ende recht es in den lande van Altenac. Wair oic dat wi des niet en deden ende eenich der manne och der dienstmanne voir onsen voirghenoemden here den ..grave van Cleve sich des beclaghede, soe mochte die grave van Cleve senden op onsen cost eenen eersamen man int land van Althena omme die wairhede dair af te vernemene; ende vonded hi ons danne in broken, dat souden wi aflaten na rade ons voirghesegheds heren des ..graven van Cleven.

Omme dat wi willen dat dese stucken vast, zeker ende ghestade bliven, soe hebben wi desen voirseiden brief beseghelt mit onsen seghele. In kennessen der wairheit ghegheven ende ghemaect int jair ons Heren als men screef XIIIC ende VI, des sonnendaghes na Paischdach.aGher’d A. – bzullen B. – cAlthena B. – dvonden met de laatste letter geëxpungeerd A.

Oorkonder: Gerard heer van Horn en Altena Destinataris: heer Otto graaf van Kleef

1306 april 14

Gerard heer van Horn verklaart dat hij verzoend is met de graaf van Kleef na hun twist vanwege zijn usurpatie van de Kleefse goederen in Woudrichem en het land van Altena, en dat hij van Otto graaf van Kleef die goederen in leen heeft ontvangen, voor welk leen hij gespecificeerde militaire diensten zal verrichten; deze oorkonde wordt meebezegeld door een aantal met name genoemde heren, onder wie graaf Willem III.

De tekst van deze oorkonde in geïnsereerd in een vidimus d.d. 1307 oktober 17 door Reinoud graaf van Gelre en Otto graaf van Kleef, nr. ZH 437 in dit register; zie aldaar.

Oorkonder: Gerard heer van Horn Destinataris: Otto graaf van Kleef

Namen: 

1306 april 16
Sabbato post octavas Pasche.
Johannes (II), hertog van Lotoringia, Brabantia en Limburgia, oorkondt, dat de advocatie of bescherming van het klooster B. Maria van Berne en van zijn leden, en alle roerend en onroerend bezit aan hem, zijn voorganger en opvolgers is aanbevolen door keizer Fredericus van het Roomse Rijk en door zijn opvolger Wilelmus (II), Rooms Koning, en dat hij daarom het klooster en zijn leden (“Deo militantes”) en hun bezit in bescherming neemt; dat hij hen tegenover de wereldlijke heren vrijstelt van diensten in mankracht en uitgaven, alsook van vorderingen van paarden en wagens in oorlogstijd, alsook van het leveren van slachtvee; dat hij Gerardus van Horne en van Altena, Jan van Hosdene, ridder Alebertus van Herpen, ridder Wielmus van Cranendonch en hun opvolgers vermaant, hen in deze vrijheden niet te storen; en dat hij zijn schout van Buschoducis en diens dienaren beveelt het klooster te beschermen.

Norbertijnenabdij van Berne, oud archief, 1134-1857

1306, December 19

Vergelijk tusschen de kanoniken van St-Servaas en
Gerard heer van Horne en Altena, betrekkelijk de goederen en regten der
abdij van St-Servaas te Weert.

C. De Borman, Cartulaire de St-Servais p. 57.
1307. September 7. 
— Gerard , heer van Hoorne-Altena , bekent zich leen- 
man van Kleef voor Woudrichem en Woudrichemer Waard. Daags voor 
Maria geboorte. 

Or. R. A. Alt 

1307 September 24.

 — Arbitrale uitspraak van Graaf Willem tusschen 
Gerard van Hoorne en zijne helpers en Jan van Arkel , Vastaert van 
Giessen en de hunne. Zowrfdgf voor S. Baaf. 

Or. R. A. Alt. 

1307 oktober 17

Reinoud graaf van Gelre en Otto graaf van Kleef geven vidimus van een oorkonde d.d. 1306 april 14 waarin Gerard heer van Horn verklaart dat hij verzoend is met de graaf van Kleef na hun twist vanwege zijn usurpatie van de Kleefse goederen in Woudrichem en het land van Altena, en dat hij van Otto graaf van Kleef die goederen in leen heeft ontvangen, voor welk leen hij gespecificeerde militaire diensten zal verrichten: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 78r-79r, nr. 432 (1333 ca. maart 30-april 17, naar onbekend voorbeeld).Opschrift: 

Altena.

In de ondermarge van f. 78v de custode: rechten leenvolghers.B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 60v-61r, nr. 428 (na 1336 sept. 21-wrs. vóór ca. 1340 mrt., naar A).Opschrift: 

Huerne ende Altena.

In de marge, door andere hand: Hůerne ende Altena.Editie/regest: Van Mieris, ChHZ II, p. 53-54, ad 1307 april 7.

Zie de opmerking bij nr. ZH 439.

Wi Reynoud grave van Ghelre ende Otte ..grave van Cleve doen cond alre malke ende orkonden dat wi opene brieve Gherets here van Hoirne, die gheseghelt waren mit der heren zeghelen die dair in ghescreven stonden, hebben ghesien ende hoiren lesen in desen woirden sprekende.

Wi Gheraerda here van Horne doen cond al den ghenen etc. ende verghien openbairlike mit desen brieve dat Woldrichem ende tland van Altenab also verre als dat roeret van der heerscip van Cleve, ende voirt al dat goid dat onse here c onse vader ende hair Willemd onse broeder, dair die ziele God of hebben moete, te leene hilden van der heerscip van Cleve, het si an heerscip, an gherechten, an rechte, an renten, an lande, an mannen, an dienstmannen, an luden, an naten endee an droeghen, soe wijt ghenomt es ende soe wair ende te wilken rechte het gheleghen es, ledich was worden der gravescip van Cleve van doede ons voerghenoemds broeders heren Willemsf, die sonder rechten leenvolgher starf, alsoe dat wi gheen recht an desen goede en hadden. Ende want wi ons des goids te wederwille des graven van Cleven mid onrechte onderwonden, soe hebben wi over eeng ghedraghen mit den hoeghen manne onsen here, heren Otten den grave van Cleve, bi sijnre ghenaden alse dat hi ons van desen goide verleent heeft ende wijt van hem ontfanghen hebben in alsoedanighen voirwairden dat wi ende onse rechte leenvolgher onsen voirghenoemden here ..den grave, ende soe wie grave es te Cleve, verbonden sullen sijn eeweliken ende bereet ende willich wesen te varen ghemeenlike toit allen den dienste die een man sinen here van rechte sculdich es te doene, ende dair toe hier boven te sonderlinghen dienste als hier na staet bescreven: alse wanneer ende hoe dicke ons ghebiet onse voirseide here die grave of soeh wie grave es te Cleve omme weringhe sijns lands, soe sollen wi binnen viertien nachten na den ghebode comen selver mit XX mannen wel gheboren luden, wel gheorft; en dede ons kenlike ende wittelike noet dat wi selve niet comen en mochteni, soe sellen wi eenen eersamen ridder toit eenen hoiftman voir ons met desen luden senden te volbliven in ons voirs. heren lande, soe wair hi ons hiet legghen, ende dair sijn land te weren wederj alremallic, nyemant uytghesceyden, op onses selves cost ende op onses selves anxt ende op ons selves scade ende verlies, het si ane luden of ane goede; ende voirt of hijs ghesint mit hem buten sinen lande te varene soe wair hijs begheert weder alre malke, dair wijt mit eeren doen moghen na rechte ander sinen mannen, ende niet uterk deser dienst te sceyden het en si mitl sinen oirlove ende met sinen wille. Ende verghien oec dat wi voir ons ende voir onsen rechten leenvolgher ghesekert hebbe ende ghesworen ende zekeren ende zweren in desen brief alle die voirscreven voirwairden onsen voirs. here, ende soe wie grave es te Cleve, vaste ende trouwelike te houden; ende hebben verwilkoirt te meerre sekerheit ende verwilcoiren mit desen brieve, ware dat wi eenich van desen m voirwairden versumen jof verbreken, des of God wille niet ghescien en sal, soe hebben wi verboren al datn recht dat wi an den voirs. goede hebben, ende sullen dat rumen den grave van Cleve zoe wie die es, alsoe dat hi mit desen goede alse mid den sinen doen mach sinen volcomen vryen wille. Ende oic soe bidden wi die heren in der lande ende bi der lande dit goet gheleghen es, ende sonderlinghe onsen heren ende onsen maghen ende mid name hoeghe lude heren Johanneo den hertoghe van Braband, heren Willemp den grave van Heynnegouwenq ende van Hollandr, heren Arnoude den grave van Loen, heren Enghebrechtes den domproifst van Utrechtet, onsen broeder, ende edele luden Reynoude den here van Valkenburch, heren Godefrijt den here van Heymsbergheu, heren Janne den here van Cuyke, heren Gherardev den here van Diest, heren Otten van Cuycke, heren Willemw van Meghen, heren Alebrechtx den here van Harpen, heren Willemy den here van Craendong, heren Diederic den here van Batenburch, heren Heynric den here van Ghenp, here Willem den here van Pietershemz, heren Daniel ende heren Robrecht van Gorea’, heren Willem van Mille, heren Goswijn van den Borne ende heren Gheerlach van den Bosche, ridderen, dat si ende hoir nacomelinghe den grave van Cleve, soe wie die es, weder ons ende weder alle die ghene die dit goet besparren in desen goede helpen haldenb’ ende bescarmen, of wijt of eenich onser rechter leenvolgher verliesen in diere wijs alst hier voren staet bescreven; wair oic dat wi ons darenboven des goids onderwonden, des oft God wille niet sijn en sal, soe waren wi trouweloys ende meenedich, alle begrijp ende airchlist op wederc’ siden uuyt ghesceyden. Voirt soe willichuer onser rechter leenvolgher dit goet ontfaen sal, die sal die selve zekerhede ende den selven eet doen alse wi ghedaen hebben, alle dese voirscreven voirwairden vaste ende trouwelike te houden in alle diere manieren alst hier voren es bescreven. Ende hier mede sien wi alinckelike versoent mit onsen voirghenoemden here den graven van Cleve van onse ghevonghenisse dair wi omme verbonden waren ende van al dien dat dair of comen was, ende vertyen alre werewoirt, gheestelic ende wairlic, die ons of onsen d’ nacomelinghen weder eenich der voirscrevenre stucken eenichsins te helpen comen moghen.

Ende in een orkonde ende in een eewelic stedicheit deser dinghe so hebben wi desen brief doen beseghelen met onsen ende met onser voirghenoemder heren ende maghe zeghelen. Ende wi hertoghe van Braband, grave van Heynnegouwene’ ende van Hollandf’, grave van Loen ende anders heren ende ridderen die hier voirghenoemd sijn, gheloven voir ons ende voir onse nacomelinghe, wair dat die voirseide here van Hoirne of eenich van sinen rechten leenvolghers dit voirseide goed versumede of verlore in diere wijs alse voirscreven es, sone sullen wi hem noch helpen noch raden toit desen goede weder den grave van Cleve; ende hebben in orkonde des omme bede willen des voirs. heren van Hoirneg’ onsen seghel an desen brief ghehanghen. Dit es ghesciet ende dese brief es ghegheven int jair ons Heren M CCC ende sesse, des donresdaghes na andach Paischen.

Ende wi van Ghelre, van Cleve graven voirs. in orkonde dat wi desen brief ghesien ende ghehoirt hebben beseghelt mit der voirghenoemden heren seghelen, hebben wi onse seghele ghehanghen an dit transcrift int jair ons Heren M CCC ende sevene, des dinxendaghes op avond h’ Lucas ewangelisten.aGher’d A. – bAlthena B. – chier ende vader, doorgestreept B. – dWillaem B. – eboven de regel toegevoegd A. – fWill’s A; Willaems B. – gdoorgestreept B. – hboven de regel toegevoegd B. – ienmochten, de woorden gescheiden d.m.v. een verticaal streepje A. – jdit woord en de eerste letters van het volgende woord geschreven over een uitgeveegde tekst A. – kdoorgestreept B. – lverbeterd uit bi A. – mhier of verbreken, doorgestreept A. – nverbeterd uit onse A. – oJanne B. – pWillam B. – qHeynn. A; Heneg. B. – rHoll. AB. – sEnghebr. A. – tUtr. A. – ur en gescheiden door een gaatje in het perkament B. – vGher’de A. – wWillame B. – xAelbrecht B. – yWill. B. – zPiet’shē A; Piet’shem B. – a’Ghore B. – b’haliden met de i geëxpungeerd A. – c’geschreven over een uitgeveegd ander woord A. – d’hier erfnamen, doorgestreept A. – e’Heynn. A; Heneg. B. – f’Holl. A. – g’Hoerne B. – h’hier sente boven de regel toegevoegd B.Oorkonder: Reinoud graaf van Gelre en Otto graaf van KleefDestinataris: Gerard heer van HornNamen: 

1308 Maart 20.

— Hr. Gerard van Hoorne-Altena verlijdt Egeebrecht Hr. Eggebrechtsz. v. d. Bossche met de tienden van IJsselmonde, de gift der kerk aldaar en het goed te Oudeschie. Donderdag voor Palmzondag.

Vid. K. A. Alt

1310 december 19
Gerard heer van Horn en Altena, ridder, oorkondt zich verzet te hebben tegen het vonnis van
Dirk van Wickrath, kanunnik te Luik, in het geschil tussen Willem heer van Horn, Gerard’s
vader, en het kapittel van St. Lambert over hun respectieve rechten te Neeritter. Bij bekent
zijn schuld en zal zich aan de sententie houden.

R.A. Luik St. Lambert; geïnsereerd in akte 31-10-1390

1312 März 28 {dinstags na Paschtag}

Vorgang zu Verzeichnungseinheit Bur.D / Familiensachen (einschl. der durch Heirat oder Erbschaft erworbenen Güter), Nr. Bur.D – 554
“Heiratzverschreibung in pergamen mit 3 siegelen mit Isabelen einer tochter von Horn und Johannen Diederichs des burchgreven sohn, anfangend: Wy Gerhardt van Horn.”

Vereinigte Westfälische Adelsarchive e.V. fol.80v: “

1312 september 27
Zegelaars van Charter van Kortenberg o.a. Gerard heer van Horn, ridder, Willem heer van
Kranendonk, Robert van Goor.

Verkooren; Cartulaires I p. 235 – 236

1312 november 18
Gerard heer van Horn bevestigt het verdrag dat gesloten was tussen zijn vader en zijn broer
Willem ter ene en de broeders (van de Duitse Orde) van Aldenbiezen (zie 13-3-1293)
aangaande de molens van de broeders te Kortessem.

Coenen nr. 2911

1313 Juli 25.
— Verklaring van schepenen van Woudrichem omtrent de uitspraak van den heer van Hoorne over eenen bloedigen strijd.

S. Jacob. Or. R. A. Alt.

1314 oktober 31
Een grote schare edelen, waaronder de graaf van Kleef, de graaf van Gulik, de graaf van
Berg, de graaf van Mark, de heren van Valkenburg, Heinsberg, Horn, Giselbert van Kerken,
Jacob van Mirlaer, Johan van Kessel, Willem van Swalmen, Reinald oudste zoon van de
graaf van Gelre, Willem van Millen, Johan van Broekhuizen en zoon Johan en de steden en
gemeenten Wesel, Kalkar, Kleve, Huissen, Kranenburg, Woudrichem, Wessem en Weert
verklaren van de lombardische kooplieden de gebroeders Benedictus, Roter, Johan en Simon
van Mirabello en van Gilbaudo van Jaffa cum suis 30.000 pond tournooisen der koning van
Frankrijk geleend te hebben en zullen die som binnen 4 jaar lossen in Mechelen. Bij verzuim
geldt boete van 3 solidi per dag voor iedere 100 lb. en desgewenst gaan ze in
’s Hertogenbosch in leisting.

Renger; Arenberg nr. 43

1314 oktober 31
Dirk graaf van Kleef en Margaretha, echtelieden, zijn hun leenman Gerard van Horn, Altena
en Perwez 30.000 pond kleine tournooisen schuldig à 16 penningen per groot. Zij zullen
binnen 4½jaar terugbetalen en verpanden hem tot die tijd stad, burcht, tol en wijntol van
Huusen en stad en burcht Kranenburg. Als de som na 4 jaar niet is gedelgd staan alle
inkomsten (van het graafschap) Kleef ter beschikking. Dit is geschied met goedvinden van de
baronnen, edelen, raden en gemeenten. Dirk stelt Gerard voor 4 jaren als rector en gubernator
van het gehele graafschap en geeft hem recht over alle ambten. Medezegelaars; moeder van
de graaf, broers, zuster, leenmannen, edelen, ridders en de steden Kleef, Kalkar, Huusen en
Kranenburg.

Renger, Arenberg nr. 42

1315 Mei 1316.

— Gerard, heer van Hoorne, Altena en Pernweys , belooft aan raad en gemeente van Lubeck, hunnen kooplieden alle zekerheid te zullen geven ter afdoening hunner bezwaren. Feria V/« p. fesl. Penihecostes. Gr. Labeek (Lub. Urkandenbuch II, n». 1042). 1315

1316 December 21.

— Huwelijksche voorwaarden tusschen Willem , zoon van Hoorne-Altena en Oede, dochter van Putten en Strijen. Zondag voor Kersmis. Gr. R. A. AH. 1316 Februari 29. — De heer van Hoorne erkent 1000 fè zw. t. van de vrouw van Putten voor het huwelijksgoed hunner kinderen ontvangen te hebben. Zondag na Grooten Yasienavond. Keg. P. en S. m. h. b. f. 41. 1316

November 24.

— Hendrik Willemsz. van Dubbelmonde verkoopt aan heer Jan van Alraonde het goed en de rechten der kinderen van Boudijn van Dubbelmonde op de hoeve aan de Dussen te Muilkerk. Zondag voor S. Caterinendag, Verlij daarmede van Jan van der Dussen door heer Gerard van Hoorne-Altena. 24 April 4347. (Donderdag na dat men singi in de kerke Misericordia), Insgelijks met de tienden aan de Alm en eene smaltiende te Helloord. 3 Augustus 4347. (Woensdag na S. Pieter ingaande Oogst).

Reg. Oosteryant II. t 20 en 21.

1316 Februar 19 (des soutags vor St. Petersdag als kinderen loepen) 264
Heiratsverschreibung zwischen Gerhard von Horn und Elisabeth I von
Kleve, anfangend: Wy Wilhelm van der Printhagen …
Nur Regest überliefert im Inventar des Mörser Archivs v. J. 1600.

D 554.
1 Nach F. V. Goethals, Histoire generale de la maison de Hornes, Druxelles 1848, S. 153 ff.
und Stammtafel, hieß sie lrmgard.

1316 augustus 7
Dirk graaf van Kleef beleent met goedvinden van zijn vrouw Margarete en zijn broers Johan
en Everhard zijn zwager Gerard heer van Horn etc. met burcht en stad Kranenburg met hoog
en laag gerecht. Gerard kan dat leen overdoen aan de kinderen uit zijn huwelijk met Irmgard
(van Kleef), zuster van de graaf. Blijft het huwelijk kinderloos dan kan de graaf het leen
terugkopen voor 22.000 lb. zwarte tournooisen. Verder heeft Gerard eigen goed ter waarde
van 1000 lb. in leen opgedragen aan Kleef en in leen terug ontvangen. Als Gerard vóór
Irmgard overlijdt en kinderloos is valt 8000 lb. (huwelijks-)gift terug aan de graaf.
Medezegelaars o.a. Reinald, oudste zoon van de graaf van Gelre.

Renger, Arenberg nr. 48
1317 Januari 13. — N°. 1. Diderik, graaf van Kleef, beleent Jan, zoon 
van den heer van Heusden, met de volle heerlijkheid Heusden en 
al zijn goed aan deze zijde van de Maas. Des Donresdaghes na 
Dertiendaghe. 

1317 N°. 2.

— Insgelijks Gerard van Hoorne-Altena en Jan van den Elshout, ten behoeve van Jan vd. en de zuster des heeren van Cranendonck.

Idem. Beide: Or. B« A. Nederryn.

1318 of meer wrs. 1319 maart 25 Heesch bij Den Bosch

Hendrik heer van Duffel en Geel en Willem heer van Boxtel, ridders, verklaren dat graaf Dirk van Kleef in hun bijzijn en ten overstaan van een afgevaardigde van de hertog van Brabant heeft verzekerd en bezworen dat de stad, de heerlijkheid en het land van Heusden, met uitzondering van de burcht, door de heren van Heusden altijd in leen zijn gehouden van de graven van Kleef, en dat die laatsten die goederen op hun beurt altijd in leen hebben gehouden van de hertog van Brabant; een reeks met name genoemde vazallen van graaf Dirk bekrachtigt diens verklaring met hun eed.

A: Primaire registratie, niet voorhanden.

B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 3v-4r, nr. 22 (wrs. 1324 mei 13-sept., naar A).

Opschrift: Huesden.

C: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 4v-5v, nr. 22 (wrs. 1325 aug. 1-1331 juli 23, naar A).Opschrift: 

Desen brief verclaert dat tlant van Huesden gehouden es te leene vanden grave van Cleve, ende wort voorts gehouden vanden grave van Cleven vanden hertoge van Brabant te leene.

Editie/regest: Van Mieris, ChHZ II, p. 195, ad 1318 maart 25.

Deze oorkonde hangt samen met de kwestie-Heusden, die speelde vanaf februari 1318 en die in de zomer van dat jaar leidde tot vijandelijkheden tussen Holland en Brabant, waarop in het najaar werd afgesproken een regeling te zoeken, in het kader waarvan in het voorjaar van 1319 ter onderbouwing van de aanspraken door de partijen verschillende getuigenissen werden opgetekend. Zie P. Avonds en H.M. Brokken, ‘Heusden tussen Brabant en Holland (1317-1357). Analyse van een grensconflict’, in: Varia historica Brabantica 4 (1975), p. 1-95, i.h.b. p. 42-52. De onderstaande oorkonde zou dan eerder passen in maart 1319 dan in maart 1318, zodat het stuk waarschijnlijk naar de (zowel in Holland als in Brabant gebruikelijke) paasstijl is gedateerd; zie de Inleiding. Problematisch is dan wel de oorkonde waarin graaf Willem III de arbitrage in de onenigheid over de status van Heusden overgeeft aan de graaf van Gulik, aantoonbaar naar winterstijl gedateerd op ‘woensdag de achtste dag binnen maart in het jaar 1318’ (Van Mieris, ChHZ II, p. 193).

Vgl. de nrs. ZH 20, 22, 23, 32, 41, 83, 191 en 244 in het register.

De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.

Universis presentes litteras visuris vel inspecturisa, nos Heynricusb dominus de Duffelt etc de Ghele necnon Willelmusd dominus de Boexcelle, milites, salutem et plenam agnoscere veritatem. Actus humani temporis pretericione labuntur et crebroe generacionis et corrupcionis motu oblivionis nebula suffocantur; necesse est ergo res gestas pro earumf longiorag memoria provida scripturarum serieh literalique soliditatei roborari. Noverint igitur universi et singuli tam presentes quam futuri quod anno Domini Mo CCCo decimo octavo in festo Annuntiationis Dominice propter hoc in nostra constitutus presentia in Hoes prope Buschum ducis Thyodericusj comes Clevensisk assecuravit fidel sua super hoc prestita corporali ad manum discreti viri domini Gherlaci de Buscho militis, senescalci Lymburgiem, ex parte illustris principis domini nostri ducis Brabantien propter hoc ad dictum locum de Hoes transmissio, quod domini de Hoesden, qui pro tempore fuerint, opidum, dominium et totam terram de Hoesden sitam ultra Veterem Mosam versus terram de Altena exceptop castroq dicti loci de Hoesden tenent et actenus tenerunt a dicto Thyodericor comite Clevensi et as suis antecessoribus vero iure feodali, et quod dictus Theodericust comes Clevensis etu sui antecessores dictum opidum dictumque dominium et dictam terram de Hoesdenv a dicto domino nostro duce et suis predecessoribus tenuerunt, tenent et tenere vero iure feodali tenebuntur. Qua assecuratione legitime ac debite a dicto Theoderico comite Clevensi facta ut dicum est, idem Theodericus comes Clevensis levans manum suam ad sacrosancta iuravit dicto domino Gherlacow ex parte et nomine dicti domini nostri ducis, eidem Theoderico comite Clevensi suum predictante seu predicente iuramentum omnia et singula que ipse Theodericus comes Clevensis prius assecuravit et assecurando recognovit de dicto opidox dictoque dominio ac dicta terra de Hoesden plenam et inconfulsamy sine omni periurio habere veritatem. Quibus a dicto Theoderico comite Clevensi sic peractisz ut premittitur accesserunt coram nobis viri nobiles virique honestia’ fideles seu vasalli dictib’ Theoderici comitis Clevensis infra scriptic’, videlicet Iohannesd’ de Clevis frater dicti comitise’ Clevensis, Theodericus de Cleve comes de Elkerode, Gherardusf’ dominus de Hoerneg’, Otto dominus de Kuych’, Theodericus dominus de Meerse, Wilhelmus de Mille dominus de Wicrodei’, Henricus dominus de Ghenekej’, Zuederus dominus de Rijnghelenberghenk’, Jacopusl’ dominus de Mierlaer, Harmannus dominus de Ghervenm’, Wilhelmusn’ dominus deo’ Bronchorstp’, Luzcerusq’ de Wicrode, Ruthgerusr’ dominus de Harpen, Everardus de Groterswijc, Ihoanness’ de Bisterveldet’, Otto de Drielen, Henricusu’ advocatus de Apelteren, Theodericus de Zaerbrugghen, Ihoannesv’ de Malberghe, Ihoannesw’ de Aemstele, Gherardusx’ dominus de Oyen, Wilhelmusy’ de Wisschelz’, Rechghaerdusa” de Venderenb”, Daniel de Oestbroec, Theodericus de Bellinchove, Harmannusc” de Bienen, Theodericus de Heylen, milites, Theodericus de Movemondd”, Ihoannese” dictus Leckerf”, Otto de Bellinchove, Arnoldus dictus Heym, Otto advocatus de Voerne, Doys de Haelcg”, Arnoldus de Nehyle, Arnoldus de Zantis, Ihoannesh” de Strata, Theodericus de Hossen, Theodericus de An, Rutgherus de Apelteroi”, Everardus de Wisseel, Ihoannesj” de Groesebeke, Zanderus in Dinchonen, Theodericus de Voirnek”, Theodericus de Keldond, Wasmondus de Vinenl”, Helmites de Umenm”, Wilhelmusn” van den Ene, Theodericus de Beken, Zeghevriduso” de Novimagio, Henricusp” de Novimagioq” dictus Brantr” van dens” Egher, Everardus de Orscot, Ihoannest” de Buekerstu”, Rodolfusv” Haghedoren, Ihoannesw” de Uborchx”, Ihoannesy” Buytz”, Gherardus de Berzedonca”’, Henricusb”’ dictus van den Grutehuzec”’, Rodolphus Enghelbertid”’, Theodericus de Wosece”’, Gherardusf”’ Zebaers, Otto de Avezateg”’, Lucillus de Ossenburch, Ihoannesh”’ de Vlelusen, Zanderus de Hasselt, Theodericus Lecker, et Marchelliusi”’ de Oesterhoutj”’, propriis ipsorum iuramentis ab ipsis et quilibet ipsorum ad sacrosancta debite prestitis affirmabant iuaramentum dicti Theoderici comitis Clevensis pro confirmatione eorum, que idemk”’ Theodericus comes Clevenis assecuravit et assecurandol”’ tenuit prius factum in omnibus et per omnia iustum esse penitus atque verum.

In quorum omnium testimonium roburque perpetue firmitatis nos Henricusm”’ dominus de Duffele et de Ghele necnon Willelmusn”’ dominus de Boexcelleo”’, milites predicti, ad supplicationem et diligentem requisitionem Theoderici comitis dicti Clevensis suorumque fidelium predictorum sigilla nostra presentibus litteris duximus apponendap”’. Datum et actum anno, die et locoq”’ predictisr”’.aaudituris C. – bHey BC. – cboven de regel toegevoegd B. – dWill. B; Will’s C. – ecrebo BC. – fcar’ BC. – glongior’ BC. – hsine C. – isolicitate C. – jThyoder. BC. – kCleven.; de Latijnse vormen van deze naam in het vervolg steeds zo afgekort BC. – ldeels op rasuur C. – mLymburg. BC. – nBraban. BC. – olaatste drie letters gecorrigeerd B; eind-i gecorrigeerd C. – peexcepto B. – qcaustro C. – rThyod. B; Theod. C. – shierna nog twee letters uitgekrabd B. – tTheod.; de Latijnse vormen van deze naam in het vervolg steeds zo afgekort BC. – uende C. – vHoesdem C. – wde uit iets anders B. – xdeels op rasuur; voor de o is nog een d zichtbaar C. – yinconvulsam, door andere hand verbeterd uit influsam(?) C. – zmet donkerder inkt verbeterd uit peractus C. – a’de uit iets anders B. – b’de eind-i uit B. – c’verbeterd uit scriptum door radering van de laatste letter u en de erboven staande afkortingsstreep B. – d’Iohēs BC. – e’s verbeterd uit drie geradeerde letters B. – f’Gher’dus C. – g’Hoirne C. – h’de Kuyc op rasuur B. – i’cr gecorrigeerd C. – j’Heneke C. – k’Rijnghelenb’ghen BC, de tweede n gecorrigeerd B. – l’Jacobus C. – m’Gemē B; mogelijk Ghernē C. – n’Will’s C. – o’door andere hand boven de regel toegevoegd C. – p’de eerste r en de n uit iets anders B. – q’Luzoerus C. – r’Rutgherus C. – s’Ihēs BC. – t’Bijst’velde C. – u’Henr. BC. – v’Ihoēs B; Iohēs C. – w’Ihoēs B; Ihēs C. – x’Gher. C. – y’Will’s C. – z’Wisschēl B. – a”Rechgaerdus C. – b”Vend’en C. – c”H’mannus BC. – d”Monemond C. – e”Ihoēs B; Ihēs C. – f”de verbeterd uit t of B. – g”Haylc C. – h”Ihoēs B; Iohēs C. – i”Apeltoro C. – j”Ihoēs B; Ihēs C. – k”i en gecorrigeerd B. – l”Vinē BC,met een geradeerde gebogen haal erboven B. – m”Vmē BC,met een geradeerde gebogen haal erbovenB. – n”Will’s C. – o”Zegherdus C. – p”Henr. BC. – q”Nomagio(?) C. – r”of Braut B. – s”vatiden(?) i.p.v. van den B. – t”Ihoēs B; Ihēs C. – u”Buekerst’ B; Buckerst C. – v”Rodulfus C. – w”Iohoēs B; Ihēs C. – x”Uburch C. – y”Ihoēs B. – z”Ihoannes Buyt ontbr. C. – a”’c uit t B; Bersedonc C. – b”’Henr. B. – c”’Grutehuse C. – d”’Enghelb’ti B; Engh’lberti C. – e”’Woset B; voghet C. – f”’Gher’dus C. – g”’Avesate C. – h”’Ihēs BC. – i”’r bovengeschreven B; M’cellinus C. – j”’Oest’ hout BC. – k”’que en idem aaneengeschreven en vervolgens gescheiden door een verticale streep B. – l”’de uit B. – m”’Henr. B; Heynr. C. – n”’Will’s BC. – o”’in dit woord gecorrigeerd B. – p”’de laatste letter onzeker vanwege een correctie B. – q”’de laatste letter gecorrigeerd B. – r”’het woord met donkerder inkt overgetrokken B.Oorkonder: Hendrik heer van Duffel en Geel en Willem heer van Boxtel, riddersDestinataris: hertog (Jan III) van BrabantNamen: 

1318

Elisabeth, Herrin von Hörn und Altena, quittirt über Leibrente von den Besitzungen Bergheim und Kervenheim. (crast. b. Martini ep.)

— Or. Pgm. m. Bruchst. des anh. S. (1686)

37. 1323 Maart 12,

Gerard van Hoorn geeft aan Borghart van Haelt een watergang voor zijn erf de Vogelzang in het kerspel Mere door het broek te Cranenburg. Het hoogadelijk, vrij wereldlijk Stift te Bedbur bij Kleef en zijne juffers (1879), regestnr. 64 (noot), door Mr. L.A.J.W. Baron Sloet.

De garantieverklaring van 1320.06.30 58)
Rogier van Leefdaal, zich kennelijk bewust van zijn risico, wilde zwart op wit hebben, dat de kapitale som van 1300 pond, die hij voor Oirschot betaalde, door Wouter van Oirschot metterdaad gebruikt zou worden volgens bovenvermelde afspraak. Voor een borg zal men in zo’n geval uitzien naar iemand, die niet alleen kapitaalkrachtig is, maar ook met beide partijen op vertrouwde voet staat. Wouter van Oirschot heeft deze borg blijkbaar kunnen vinden in de persoon van Gerard van Horne, gehuwd met een familielid van Rogiers vrouw. 59) Gerard van Horne was dus geparenteerd aan het Kleefse gravengeslacht, waarbij Wouter van Oirschot in dienst was en waarmee deze zelf ook nauwe relaties had, want hoewel Wouter van Oirschot zelf geen familierelatie had met het Kleefse geslacht, was zijn tweede moeder een van Kleef 60) In de bedoelde akte stelt Gerard van Horne zich borg voor Wouter van Oirschot tegenover Rogier van Leefdaal en wel in een verklaring, die door hemzelf bezegeld wordt. In deze verklaring wordt ook vermeld, hoe de koop is gesloten en de voorwaarden zijn vastgelegd ‘gheliker wys dat die brieve spreken, die daerop ghemaect syn, die de scepenenvan ‘s-Hertogenbosch beseghelt hebben ende oec ‘s hertogen mannen van Brabant’. Op zich zou deze zinswending kunnen duiden op één oorkonde, die zowel door de Bossche schepenen als door de ‘mannen van de hertog’ bezegeld was, hoewel dit een ongebruikelijke vorm zou zijn geweest. Nu ons echter de akte bekend is, die enkel door de Bossche schepenen is bezegeld, moeten we wel concluderen, dat er een afzonderlijke akte verleden is ten overstaan van de ‘mannen van de hertog’. Daar deze akte niet gevonden is, blijven de ‘mannen van de
hertog’ enigszins in het vage. Op de schulden, die op Oirschot drukten, valt echter enig licht. Wouter stond in het krijt bij de lombarden, de geldschieters en bankiers van die tijd, die bereid waren ver te gaan in hun credietverlening tegen zakelijk onderpand en persoonlijke borgstelling, maar dan ook een navenant hoge rente bedongen voor een tophypotheek.
Dat er inderdaad een tophypotheek drukte op Oirschot, mogen we wel afleiden uit het feit, dat Rogier van Leefdaal geen genoegen nam met de zelfbezegelde verklaring van Gerard van Horne, maar deze meetroonde naar Den Bosch voor de volgende akte.
De garantieverklaring voor Bossche schepenen van 1320.07.07 61)
Rogier van Leefdaal stond erop, dat Gerard van Horne zijn borgstelling nog eens bekrachtigde ten overstaan van Bossche schepenen. Dat in Den Bosch deze garantie als gewichtig werd beschouwd, is af te leiden uit de aanwezigheid van drie schepenen. De grote waarde, die klaarblijkelijk aan een akte voor schepenen van ‘s-Hertogenbosch gehecht werd, wijst op de met name economisch belangrijke positie, die de stad en haar schepenen innamen. Inhoudelijk voegt deze akte niets toe aan de vorige. Voor het grootste gedeelte volgt de tekst de eigen verklaring van Gerard van Horne op de voet. Dit was voor ons overigens een hulpmiddel, om de gedeeltelijk onleesbaar geworden tekst van de voorgaande akte te kunnen reconstrueren.

1320 JulL 7 

— Gerard , heer van Hoorne- Altena neemt de grove en 
smaltienden van Poederoijen voor 42 jaren in pacht. Dominica posl 
feslum b^ Jacobi apostoli. 

Gr. o. M. u.

1320 Februari 21. 

— Graaf Willem beveelt Ghize Laurensz. recht Ie 
plegen voor den baljuw van Zuid-Holland van 's heeren van Hoorne 
wegen en gewaart hem in dien rechte van zulk goed als de heer van 
Hoorne in 's graven landen heeft. Op sinie Pietersavoful in de Unie. 

Rcic. K L. 9. f. 19 en m , E. L. 24 f. 14..

1321 September 26. 

— Heer Gerard van Hoorne-Alteua verlijdt zijnen 
zwager Jan den Burchgrave met 90 morgen ten Wiele. Zaterdags 
voor sinte Bavendaghe. 

Beg. Oostenrant II. f. 80.

1321 Januari 4. 

— Jan, heer van Arkel, verklaart voor zijn broeder 
Claes en diens vrouw Lijsbeth Hendriksdr* van Emmikhoven, den 
heer van Hoorne beloofd te hebben , dat hij het gericht van Emmikhoven en Uterspijk voor een redelijken prijs kan koopen. Maendag na jaersdag. 

Or. B. A. Alt»

1322 September 3. 

— Schepenen van Woudrichem maken eene overeen- 
komst omtrent de tienden van de Werken ten behoeve des heeren 
van Hoorne. Vrijdag na S, Jans decolUUio. 

Dr. R. A. Alt.


1323 December. 

— Keizer Lodewijk verpacht den tol te Woudrichem 
voor 20000 ffi t. aan heer Gerard van Hoorne. Mense Decembri. 

Kopie. R. A. Alt 

1330 maart 13

Gerard heer van Horn belooft zijn oudste zoon heer Willem in het bezit te stellen van alle goederen in de heerlijkheid van Altena die van de graaf van Kleef in leen worden gehouden; de schenking is gedaan ten overstaan van graaf Willem III, die de oorkonde meebezegelt.

A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 66v, nr. 352 (primaire registratie).

B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 53r-53v, nr. 348 (wrs. vóór 1334 juni 10, naar A).

Opschrift: Here Willem Gerijts z. van Hoirne.Editie/regest: Muller, Reg. Hann., p. 185.

De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.

Wi Gherida here van Hoirne maken cond allen luden dat wi hebben gheloft heren Willameb onsen outsten sone, die wi hadden bi onsen ersten wive, te goedec in alsulken goede als toter heerscap van Outena behoirt ende men van den grave van Cleve houdende es, wair dat gheleghen sie, ende dair toe also vele te doene dat hem vaste ende stade si. Dese dinc sien ghesciet voir onsen lieven here heren Willamed grave e etc. Ende omme dat wi begheren dat dese dinc ghescien onsen sone voirs. alinghijcf ende altemale, zo bidden wi onsen lieven here den grave g etc. dat hi dair toe helpen wille dat hem dese dinc alinghijch ende al ghehouden worde.

Ende omme dat wi willeni dat dese dinc vaste ende ghestade si, zo hebben wi desen brief bezeghelt mit onsen zeghel; ende bidden onsen lieven here den grave voirs. dat hijt mit ons bezeghele wille. Ende wi Willaemj grave etc. omme bede willen des heren van Hoirne hebben gheloft heren Willamek van Hoirne, here van Outena, onsen man, in goeden trouwen te helpen, sonder archlist, dat hem dese dinc ghescie.

In kennessen hier of hebben wi desen brief etc. des dinxendaghes na sente Gregorisl dach int jaer m XXIXo.aGheraerd B. – bWill. AB. – clees de infinitief goeden. – dWill. A. – ehier van Heneg. B. – falinghe B. – ghier van Heneg. B. – halinghe B. – iwill. A. – jWill. A. – kWill. AB. – lGregorijs B. – mhier ons Heren Mo CCCoB.Oorkonder: Gerard heer van HornDestinataris: heer Willem van Horn, heer van Altena, oudste zoon van Gerard van HornNamen: 

1330 maart 13

Gerard heer van Horn belooft zijn oudste zoon heer Willem in het bezit te stellen van alle goederen in de heerlijkheid van Altena die van de graaf van Kleef in leen worden gehouden; de schenking is gedaan ten overstaan van graaf Willem III, die de oorkonde mee bezegelt. A: AGH 290 (klein register Zuidholland), f. 66v, nr. 352 (primaire registratie).B: AGH 289 (groot register Zuidholland), f. 53r-53v, nr. 348 (wrs. vóór 1334 juni 10, naar A).Opschrift: 

Here Willem Gerijts z. van Hoirne. Editie/regest: Muller, Reg. Hann., p. 185.

De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.

Wi Gherida here van Hoirne maken cond allen luden dat wi hebben gheloft heren Willameb onsen outsten sone, die wi hadden bi onsen ersten wive, te goedec in alsulken goede als toter heerscap van Outena behoirt ende men van den grave van Cleve houdende es, wair dat gheleghen sie, ende dair toe also vele te doene dat hem vaste ende stade si. Dese dinc sien ghesciet voir onsen lieven here heren Willamed grave e etc. Ende omme dat wi begheren dat dese dinc ghescien onsen sone voirs. alinghijcf ende altemale, zo bidden wi onsen lieven here den grave g etc. dat hi dair toe helpen wille dat hem dese dinc alinghijch ende al ghehouden worde.

Ende omme dat wi willeni dat dese dinc vaste ende ghestade si, zo hebben wi desen brief bezeghelt mit onsen zeghel; ende bidden onsen lieven here den grave voirs. dat hijt mit ons bezeghele wille. Ende wi Willaemj grave etc. omme bede willen des heren van Hoirne hebben gheloft heren Willamek van Hoirne, here van Outena, onsen man, in goeden trouwen te helpen, sonder archlist, dat hem dese dinc ghescie.

In kennessen hier of hebben wi desen brief etc. des dinxendaghes na sente Gregorisl dach int jaer m XXIXo.aGheraerd B. – bWill. AB. – clees de infinitief goeden. – dWill. A. – ehier van Heneg. B. – falinghe B. – ghier van Heneg. B. – halinghe B. – iwill. A. – jWill. A. – kWill. AB. – lGregorijs B. – mhier ons Heren Mo CCCoB.Oorkonder: Gerard heer van Horn

Destinataris: heer Willem van Horn, heer van Altena, oudste zoon van Gerard van Horn

Namen: 

1334, 18 Februari. N"". 1. 

— Irmegarth van Kleef, weduwe van heer 
Gerard van Horne, en Diederik, haar oudste zoon , komen met hunnen 
broeder en oom, den graaf van Kleef, overeen om Heusden voor 
gelijke deelen te bezitten. Des manendags vor sente Pietersdaghe ad 
cathedram. 

Lacomblet III. N». 254. 
Hornes, van | 1343-04-20

Post mortem Gerard van Horne

graaf Dirk van Cleve en zijn broer Johan, domdeken te Keulen, oorkonden dat zij samen met hun zuster Irmgard van Cleve, gewezen vrouwe te Hurne, te Bedbur tussen Irmgards zonen, hun neef Dirk van Hoorne heer van Cranenburg en zijn broers Johan, Wilhelm, Otto en Eberhard, inzake de hun door de dood van hun vader Gerard van Hoorne toegekomen erfenis en de toekomstige van hun moeder verdeeld hebben: - Dirk krijgt de gehele erfenis; - Johan 50 £ uit Zyflich, Wyler en Wylerberch en de inkomsten uit het randgebied van Merlinger Brucht bij Cranenburg; - Willem: 40£ uit de lange hoeve van de Hollander broek; Otto: 35 £ uit Hoenrevenne en de Corte Broek. Komt hun broer Godert van Horn terug, dan krijgt hij 40£ per jaar uit Zyflicher Bussen, na de dood van zijn moeder nog eens 40£

getuigen: de leenmannen van Dirk van Horn: Johan van Gruesbeke, ridder, Roland van Hagedoorn, ridder, Heinrich von Wyler, knape; getuigen voor de broers: hun oom Willem van Horn, en diens zoon Gerard van Horn, Otto van Cleve proost van St Gereon te Keulen, Willem van den Bossche heer van Erp, Daniel van Goor.

Zie vorig regest!

(1340?) 1 Juli. 

— Het kapittel van S. Salvator geeft heer Gerard van Hoorne-Altena de leenen zijns vaders tegen afbetaling der achterstallige pacht, welke hij bij de notariële acte belooft, waarbij bij het leen aanvaardt. Feria V post Petri et Pauli en Mensis Julie die prima. 

Twee brieven: Or. O. M. U.

1334 Mai 6 (des vrydachs nae ascensionis Domini) 283
Graf Wilhelm von Hennegau, Holland und Seeland, gelobt, für die von ihm erworbene Hälfte von Stadt und Land Heusden, die bis jetzt die Kinder von Horn besaßen, 2700 Pfund schwarzer Turnosen - einen großen Königsturnosen für 16 Pfennige gerechnet - bis spätestens 8 Tage nach St. Johannis an den Grafen von Kleve zu bezahlen. Schöffen und Rat der Stadt Dor:drecht übernehmen ,die Bürg,schaft UII'd sie@eln zusammen mit dem Aussteller.
87
Abschr. von 1652, Papier.
D 630, 631.
Gedr. (nach ·der Ausf. im H.St.A. DüsseLdorf) Lacomblet, UB. 3,
S. 233 Nr. 281