1481 mei 4
Neuenahr 740 inv. Meurs 1600 D 554
Hendrik van Horn, heer te Perweis, draagt over aan Johan van Merode de hoofdbrief over de
tournooien te Kaiserwerth.
In de Prologhe, het inleidende proza van kap. II en VI en in de verzen 409-410 suggereert de tekst dat Arnold te Grave ook gevangen ‘wert gheset’ of ‘lach’ en in 1471 door de ‘casteleyn vanden Grave’ uit deze gevangenschap werd verlost. Dit is niet geheel juist: na zijn gevangenneming werd de oude hertog eerst naar Lobith gebracht en vervolgens in het slot van Buren opgesloten, zodat later dan ook niet de slotbewaarder van Grave, maar die van Buren, Otto van Bijlant, de opdracht krijgt om Arnold vrij te laten. Janssen die een tegenstelling tussen proza en verzen construeert waarbij het proza onder meer van een grotere bekendheid met Gelderse toestanden blijk zou geven, interpreteert ‘ghevanghen wert gheset’ uit de proloog als ‘gevangen werd genomen’ (a.art., p. 27) en stelt in verband met de ‘casteleyn vanden Grave’ het volgende voor (pp. 28-31): met de ‘casteleyn vanden Grave’ zou Henricus van Horne, heer van Perwijs zijn bedoeld. Hij immers bracht de schriftelijke opdracht tot vrijlating naar Buren, aan hem moest de oude hertog worden overgegeven en met hem trok Arnold naar ‘s-Hertogenbosch waar zij met veel feestbetoon werden ontvangen (vgl. inleidend proza van VI). Ook als de auteur (van het proza) aan Henricus van Horne zou hebben gedacht, blijft de vraag of hij deze terecht ‘casteleyn’ (slotvoogd, maar eventueel ook ambtman of stadhouder van de ambtman) van Grave heeft genoemd. Juist omtrent deze identificatie kon historisch geen uitsluitsel worden gegeven. Wie de tekst ongedwongen leest, kan dan ook maar besluiten dat proza en verzen het lot van de oude hertog voortdurend aan ‘Grave’ hebben gebonden, een eenzijdige voorstelling die in haar eenvoudige rechtlijnigheid wel opgaat voor zijn gevangenneming, maar niet voor zijn gevangenschap en vrijlating.
Mariken van Nieumeghen
(1996)–anoniem Mariken van Nieumeghen–