Dit blijkt uit een oorkonde van 12 juli 1241 opgesteld te Rudorp, waarin hij aan het klooster zijn vrij goed te Roosteren, een inkomen van 1 mark uit Rebrogen en 1/2 hoeve in het bos Exaten schonk. Daarin staat, dat hij het klooster kort geleden (ex novo) op zijn allodium heeft laten bouwen. Een jaar daarvoor (3 oktober 1240) had hij veel goederen, aan het huis, ‘dat St. Elisabethsdal heet, en gelegen is in mijn vrijgoed’ , geschonken. Tot die schenking behoorde o.a. l/3van de tiende en het patronaatsrecht van de kerk van Bree bij Maaseyk, – welke gift in november 1240 door Willem, heer van Horne en zijn broer Higgebertus werd goedgekeurd, – verder zijn deel van het patronaatsrecht van Waltfuthe en Brunesrode (Waldfeucht en Braunsrath) en ook het gebied van St. Elisabethsdal, dat door hem met het hele bos en de grond, waarop het klooster stond, gekocht was van Willem van Onderthens.