(-na 1203). [“ …Duo fratres de Hornen, Otto de Buren… ” was getuige van de oorkonde uit 1191 waaronder “ Otto…comes Gelrie et Rychardis uxor mea ” bezit “ in curie Putten ” schonk aan de abdij van Werden [1009] . De namen van de twee broers worden niet in het document vermeld, maar alleen uit chronologisch oogpunt is het mogelijk dat het Willem [I] en Engelbert [III] waren.] “ …Egelbertus de Horne… ” wordt genoemd als aanwezig in een oorkonde gedateerd 6 maart 1196 waarin een verdrag tussen Henri Hertog van Brabant en “ comitem Gelriæ ” [1010] wordt vastgelegd . “ …Egelbertus de Horne…” was getuige van de oorkonde uit 1203 waarin een verdrag is vastgelegd tussen Otto Graaf van Gelre en Henri hertog van Brabant [1011] .
circa 1197
ARA Brussel Brab./Limb. Cart. IV fol. 12
Vredesverdrag tussen Hendrik I hertog van Brabant en Otto graaf van Gelre. Vrije mannen en
ministerialen van Gelre o.a. de graaf van Kessel, Engelbert van Horn, Gijsbert en Rogerus
van Bremet, Hendrik van Hertenvelde, Gerard van Strale, Boudewijn van Altena.
Sloet p. 384
nr. 99 a. 1203
verplichtingen die de graaf van Gelre in de beide vorige oorkonden op zich genomen heeft, zijn blijkbaar vervuld. Als geheel betekent deze overeenkomst de definitieve regeling van alle geschillen tussen de hertog en de graaf, wat slechts mogelijk was na het verstrijken van de laatste termijn van betaling door de graaf van Gelre, die 5 op 1 oktober was gesteld.
In nomine sancte ac individue Trinitatis. Felix est litterarum custod[ia, que emergentibus occurrit calumpniis et rerum seriem immutabili loquitur] veritate. Inde est quod negotii presentis veritatem scripto presenti
commendare curavimus.
Not[um sit itjaque tam futuris quam presentibus quod talis intervenit forma compositionis inter H(enricum) ducem Lotharingie et Ottonem comitem Gelrie, quod comes renunt[iavit omni] iuri quod se dicebat habere in Megen”, item omneius quod idem comes se asserebat habere in unitate totius Cempinne0, que unitas vulgariterc eninge dicitur, ipsum ducem habere permisit.
Insuper comes Otto iuravit quod omnes mercatores terre ducis infra dominium comitis ab omni teloneo in Reno sine dolo liberi erunt, ita tarnen quod ipsi mercatores ducis nulla bona mercatorum alterius terre deducent. Super quo si accusati fuerint, unusquisque magistrorum iurabit bona ilia pertinere tantum ad ipsos et ad mercatores terre ducis et non ad alios, et sic libère recèdent. Propter interpositam autem conditionem thelonearius comitis nullam debet adversus mercatores ducis querere malignandi occasionem. Additum est etiam quod burgenses de Silua iuxta Ortend per totam terram comitis Gelrie ab omni theloneo liberi- erunt.
Ut autem hec rata teneantur in posterum, sigilorum appositione tam ducis quam comitis sunt roborata testibus et iuratis hiis nobilibus: Henricus cornes de Kessele, Rogerus de Merhemd, Ingelbertus de Horne-^, Theodericus de Milne, Thedericus advocatus de Hechte, Giselbertus de Bremmet”, Thedericus0 filius suus, Rutgerus de Bremmet”, Willelmus Morken’, Theodericus de Altena, Alardus de Driele, Henricus de Uorste, Ricoldus de Hogte, Walterus Spierinc, Teodericus de Wighenfc, Gerardus
de Winshen’, Lambertus de Monte, Henricus de Burclo'”, Willelmus de Brvnchorst”, Egbertus de Malsen, Walterus de Capele, Warnerus de Herde, Arnoldus de Droten p , Teodericusg de Alfen, Hermannus de Oie”.
Nomina ministerialium iuratorum:
Ingelbertus de O., Franco de Houtem r , Hermannus de Kaminata, Theodericus de Roremonde, Theodericus de EImets, Reinerus de Tiegele’, Gerardus de Strale, Godefridus Gronturat, Reinerus frater suus, Henricus de Hertenuelde, Theodericus Grvtere, Henricus de Boningen, Willelmus Bobbe, Sibertus Sueuus, Stephanus de Plesie”, Thedericus Bastart, Theodericus Uollinc, Reinerus castellanus de Sulenkem”, Nico Meghen Campinie, Cempinie H. – c uulgalr. A. -d Orthen Q. -e Meerhem Q. –
1
Hoerne GQ. – 9 aldus A.-h Bemmet Q. – l aldus AH, Morsten B, Moisten CDEFG, Mersten Q.
40 – k Wighem BCEQ, Wigem DF. – ‘ Wishem CDEFGQ. – m Bruelo CDEF, Bruek G, Braclo Q. –
• Bunghorst CF, Brunghorst DE, Branehorst Q. – ° Harde Q. – p Ortten CDFG, Droeten E. –
” Oien C, Oye Q. – r Houthem CD. – s Elmt CDEF. – ‘ Tieghele C, Tregele G. – u Pliese G. –
” Sulekem Q.
165