Jacob I van Horn is geboren op onbekende locatie tussen 1417 en 1425.
Hij wordt op zeer jonge leeftijd uitgehuwelijkt aan Johanna van Meurs en huwt in 1448(?). Hij overlijdt in Weert op 3 mei 1488.
Jacob erft in 1433 het bezit van zijn vader Willem VII van Horn, maar is dan minderjarig. Zijn toekomstige schoonvader Frederik, graaf van Meurs treedt op als zijn voogd.
In 1439 treedt hij voor het eerst zelfstandig op als heer van Horn. In 1441 krijgt hij de Heerlijkheid Weert in leen en staat kort daarna de stichting van het klooster Maria Wijngaard in de Maasstraat toe.
Voor Weert is hij een markant en bekend persoon omdat het kasteel en de stichting van het klooster aan de Biest aan hem verbonden zijn.
Het kasteel de Nijenborch wordt voor hem en zijn vrouw gebouwd door zijn voogd Frederik van Meurs. Met de stichting van het klooster vervult Jacob de laatste wens van zijn vrouw. Graaf Jacob doet er alles aan om zijn invloed te vergroten. In 1450 wordt hem de graventitel verleend door Koning Frederik IV.
Jacob werkt hard aan het verwerven van land, koopt en claimt rechten op bezit. In 1460 verwerft hij Eindhoven en Cranendonck.
In 1470 doet hij afstand van zijn bezittingen en treedt in bij de Minderbroeders.
Jacob I van Horne (1417-1488) werd tussen 141? en 1425 geboren uit het huwelijk van Willem VII en Johanna van Montigny. De naam Jacob was nieuw bij de Hornes. Waarschijnlijk was de vernoeming een eerbetoon aan Jacoba van Beieren, die in 1417 het Land van Altena, dat in 1386 aan de Hornes was ontnomen, aan Willem VII had teruggegeven.
Bij zijn aftreden in 1428 had Willem VII Frederik van Meurs aangesteld als voogd voor Jacob I. Diens dochter Johanna werd dat jaar al gekoppeld aan de jonge Jacob I. Deze groeide op aan het hof in Meurs in het Rijnland, waar ook zijn latere vrouw verbleef. De trouwdatum van Jacob I en Johanna van Meurs is niet bekend, maar het huwelijk moet in 1428 hebben plaatsgevonden. In (1441, waarschijnlijk veel eerder) kende Jacob Weert en Munnikenland als weduwgoed toe aan zijn vrouw Johanna.
1428 (januari 22)
Horn, Altena, Weert 1992 p. 134-135
Huwelijkse voorwaarden tussen Jacob, enige zoon van Willem VII heer van Horn, en
Johanna, dochter van Frederik graaf van Meurs. Frederik zal bij het huwelijk een bruidsschat
van 12000 Arnhemse guldens inbrengen. Willem staat, als de graaf het verlangt, zijn lenen
Horn, Weert, Altena en Monikkenland af aan de graaf die als voogd van het toekomstige
echtpaar die landen zal bewaren. Frederik neemt vervolgens het daadwerkelijke beheer over.
Willem VII overlijdt in 1432 te Aken.
1432
Cartularium 2 Munsterabdij fol. 115 verso – 116.
des neesten guedesdaech nae den sonnendaghe (onleesbaar)
Frederik graaf van Meurs etc., momber van het land van Horn, oorkondt dat de abdis van
O.L.V. (Munster) te Roermond haar hof te Heel heeft geruild met Willem van Ghoer tegen
zijn hof op Visscher Oe. Frederik beleent Willem van Ghoer met die hof te Heel voor diens
zoon Arnold van Ghoer. Aanwezig de Hornse leenmannen: Johan van Ghore, Willem van
Vlodrop, erfvoogd te Roermond, Johan van Wylre en Gadaert van Holthuerne, die
medezegelen.
1432 maart 24
Cartularium 2 Munsterabdij fol. 114-115 verso
op onss liever vrouwenavent annuncionis
Willem van Ghoer en Arnolt zijn zoon oorkonden hun hof c.a. op de Vysscher Oe met abdis
en convent van O.L.V. (Munster) te Roermond geruild te hebben tegen de Kloosterhof te
Heel (Hedel), gelegen voor het huis van de oorkonders, welke hof een vrij leen van de heer
van Horn is, welke leen verheven zal worden zodra de heer van Horn volwassen zal zijn etc.
Borgen en medezegelaars: Johan heer te Ghoer, Daniel van Ghoer, gebroeders, en Willem
van Vlodrop, erfvoogd te Roermond.
1434 december 19
Keussen; Urkundenbuch Mörs-Krefeld II nr. 1887
Het kapittel van de Orde van het Gulden Vlies, te Dyon verzameld, slecht de geschillen
tussen (Frederik) graaf van Meurs en Johan van Horn, heer van Baucignies, over de voogdij
over Jacob van Horn.
Reiffenberg; Histoire de l’ ordre du Toison d’ Or 18
1440 augustus 16/29
Kasteel Rechteren, regest 178-179
Wolter van Steenhorst beleent na opdracht door Elbert van Eyle, Johan van Eyle Berntszoon
en Nesa van Dript, echtelieden, met een deel van de Hornen in het kerspel Aldekerk, voogdij
Geldern, welk leen behoort aan Elberts vrouw Margrieta.
1441 Februar 8 298
Ausf., Perg., Sg. beschädigt. – Nr. 282.
Hermann von Lechenich [Lech-), Kanoniker zu St. Jöris, Meys von Syberg
[-berch), Adelheid [Alheit) von Orsbeck und Styngin SchatzaoeJs quittieren
als Treuhänder der verstorbenen Girtgen Schatzaoeis dem Hartmann,
Diener des Friedrich Grafen zu Mörs (Murse), den Empfang von 60 oberländ. fl., die der Junker von Horn (Hurne) der verstorbenen Girtgen nach
149
Ausweis von deren Rechenbud1 für mancherlei Spezereien (spitzerieJ
und sonstiges schuldete. – Siegler: Hermann von Lechenich. – Des
guedesdachs nae unß lieuer frauwen daghe purificacionis.
1442 october 18
Neuenahr 571, D Urk 210
Huwelijkse voorwaarden tussen Johan, oudste zoon van Willem van Nesselrode zum Stein en
Swenoldt en Catharina, dochter van Johan van Gemen en Oda van Horn.
Gezegeld met 17 zegels.
1445 november 23
Hauptstaatsarchiv Düsseldorf; Jülich-Berg Urk. 542
Vincent, jonggraaf te Meurs en Saarwerden, en Jacob, heer te Horn enz., beloven Willem
zoon te Egmond, heer te Mechelen (broer van hertog Arnold van Gelre), tijdelijk ontslagen
uit gevangenschap van de hertog van Gulik en Berg te Düren, op de overeengekomen tijd
weer in gevangenschap te brengen op verbeurte van 25.000 guldens.
1446
Parochie-archief Wessem, Hist. aantekeningen
Jacob heer van Horn geeft die van Weert enige voorrechten. o.a.” item van eenre hofvaert tot
Wessem zal een drosszt haven 26 vleems en de scoltit van Weert 13 vleems, illick scepen 6½
vleems item scepen van Wessem een quart wijns en de den boidt van Wessem een quart
wijns.”
Mirlair, Johanna van, 1472 (- 1492)
(Myrlar, Meerlo) In 1472 maakt Jacob graaf van Horne bekend, dat hij aan het klooster St. Elisabethsdal in leen gegeven heeft een hof genaamd de Milenbergh te Buggenum, dat Floris van Mirlair in leen had van de graaf. Dat gebeurt met toestemming van de broers en zuster van Floris, namelijk Johan van Mirlair, monnik te Cornelimunster, Johan, knaap van wapen, en Johanna, “cloester jonfere tot Beedburne” (1).
In 1492 verkopen de proost, Wilbricht van Velen, priorin, Aleid van Ossenbroek subpriorin, en Johanna van Oye, kosteres aan Johanna van Mirlair, moniale te Bedburg, voor haar leven lang een rente van 4 rijnse gulden uit de kloostermolen (2).
Van Mirlair is een edelvrij geslacht (3).
(1) RAL, Archief van het klooster St. Elisabethsdal te Nunhem, 1240-1797, inv. no. 42.
(2) v. Spaen, fol. 125v.
(3) Van Winter, C, 26.
1449 mei 12
R.A.L., Fam. Arch. Bormans port 4; afschr. 17e
Jacob, heer te Horn enz., beleent Johan Borman van Baexen als man van Beele Arnt
Stuversdochter van Kessel met het adellijk huis genaamd Ten Hove met het jachtrecht c.a. te
Grathem. Present leenmannen: Johan van Goor, drost van het land van Horn, Heinric van
Baexen.
eeuw, coll. Belonje sub Kasteel Baexem
1449 mei 12
R.A.L., Fam. Arch. Bormans port 4; afschr. 17e
Jacob, heer te Horn enz., beleent Johan Borman van Baexen als man van Beele Arnt
Stuversdochter van Kessel met het adellijk huis genaamd Ten Hove met het jachtrecht c.a. te
Grathem. Present leenmannen: Johan van Goor, drost van het land van Horn, Heinric van
Baexen.
eeuw, coll. Belonje sub Kasteel Baexem
1450 october 17
der anderen daegs neist nae sinte gallendaege Johan heer te Ghoor en drost van het land van Horn, Gerard Haeck van Thoren en Hendrik van Merwijck, schout van het land van Kessel, verklaren dat geschil bestond tussen Jan Bormans en Goert Peute. Daarin is een vergelijk getroffen:– de goederen te Grathem zullenverdeeld worden zoals tijdens leven van Struvr is geschied. Jan geeft Goert daaruit 18 malderrogge ‘s jaars;
Zegelaars: oorkonders en Jan en Goert.
– het goed te Sevenhem, ieder de helft; – het goed ten Holt idem; – het Huis te
Kessel zal Goert hebben voor de som die geschat wordt; de helft daarvan zal hij Jan
uitbetalen van onwaarde wordt verklaard de hoofdsom van 300 rijnsguldens t.l.v. Jan en diens
echtgenote die Struver met schepenbrief van Kessel gegeven had;
– Jan krijgt alle huisraad
– Bele, vrouw van Jan, mag het beste bed kiezen
R.A.L., Fam. arch. Bormans port. 4; 17e
eeuws afschr.
1450-1468
Neuenahr 587; inv. Meurs 1600 D 554
Een gecancelleerde “gültbrief” van Jacob graaf van Horn, groot 400 guldens.
1451 februari 14
Cartularium 2 Munsterabdij fol. 119 verso – 120
op sente valentijnsdach mertelers
Jacob graaf van Horn etc. oorkondt dat abdis en convent van O.L.V. (Munster) te Roermond
hun hof te Heel (Heydele) geruild hebben met Willem van Ghoer en Arnoldt diens zoon tegen
een hof op Visscher Oe en bevestigt zulks als leenheer. Naast oorkonder zegelen zijn
leenmannen Willem van Flodorppe, ridder, erfvoogd te Roermond, Henrick van Baecksoin
(Baexem), Gaedert Hillen en Gerardus Hermans, rentmeester van het land van Horn.
1451 februari 22
Hendrik van Kriekenbeek genaamd van Baerloe Willem, heer te Elmpt, Emont van
Kriekenbeek, genaamd van Baerloe, en Sybrecht van Brede, voogd van zijn vrouw Margriet,
sluiten een overeenkomst met Arnold Tryppartz en diens neven meester Johan Pollart, proost
te Arnhem, Dederik Pollart, kanunnik van O.L.Vrouw te Aken, en Dederik Pollart genaamd
kraen, als erfgenamen van Baetse kreenkens wegens goederen in het graafschap Horn en in
het land van Thorn en van Kessenich en van Itter, waar hun oom Hendrik van Baerle en
Baetse kreenkens uitgestorven zijn, en dat zij als erfgenamen van Hendrik van Baerle
toegedeeld is en hebben zullen:½ van 3 hoeven in land Kessenich, met name Birkenbosch, Hongerhuggen en Beeghe
(sic) c.a.½ van hoeve Kukenbosch te Thorn en de helft van land in Panheeler-broek, dat Arnol
van Goor verworven heeft van Hendrik van Baerle en Baetse½ beemd die Gerard Haeck van Hendrik gepacht heeft
De andere helft zal Arnold Tryppartz en diens neven hebben.
Het origineel berustte in 1878 in het archief van de graaf de Borchgreve op kasteel Bovelinge,
Hun oom zaliger heeft een vrouw gehad die hij vruchtgebruik heeft verleend aan land in het
hertogdom Gelre. Dat goed wordt na haar dood gedeeld. Getuigen: Goeswijn van Erppe en
Hendrik van Baexen, scheidslieden. Zegelaars: oorkonders + getuigen.
blijkens brief van 17 juli 1878 in archief d’ Olne.
1452 Februar 23 343
Abschr. (16. Jh.), Pap., angefügt an Abschr. der Urk. von 1310 Juli 27
Jakob Graf zu Horn (Hoerne) zu Altena und zu Montignies [-ny) gestattet
im Beisein nachgenannter Lehnsleute dem vor ihm erschienenen Gyßberth
Herrn zu Hemmert (-merden) auf seinen Antrag, daß er der Hylroigh van
Nienrode, Witwe seines Sohnes Jan von Hemmert, gemäß Eheberedung
200 Philippusschilde auf einen Teil seines Lehens und zwar den umblauf
mit XVI morgen lant dabei belegen samt zegenroorph und Weidengebüsch
(ryßroert) gegenüber der Kapelle zu Hemmert verschreibt. Er willigt außerdem in alle übrigen Vereinbarungen im Zusammenhang mit der Eheberedung ein, soweit diese ihn betreffen. – Gegenwärtig waren: die
Lehnsleute Ritter Adrian von Herlaer, Johann von Büderich und Sieger
van Wellick. – Siegler: der Aussteller.
(Reg. Nr. 11) sowie nach und vor Abschr. weiterer Urk. – Nr. 11.
1456 juli 13
Chronicon Los p. 6
Ludovicus de Bourbon, 18 jaar, zoon van Karel hertog van Bourbon en Agnes dochter van de
hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen, doet, vergezeld van de bisschoppen van
Kamerijk en Arras met 1500 ridders waaronder de graven van Horne en Meurs zijn intocht
als bisschop in Luik (elect).
1456 december 13
R.A.L., St. Servaas 1760
Schout, schepenen, burgemeesteren, kerkmeesters en gehele gemeente van Weert verklaren
dat de graaf van Horn en het kapittel van St. Servaas te Maastricht gezamenlijk de gehele
tienden van de parochie Weert bezitten, uitgezonderd het deel van de pastoor, waartegen de
tiendheffers gehouden zijn het schip van de kerk te onderhouden. Aangezien de gemeente het
kerkkoor heeft verruimd heeft hij van St. Servaas 50 grijpen ontvangen via Gerardus van
Eyck, rentmeester ‘s lands van Horn, en zullen deswege geen vordering meer instellen.
Zegelaars o.a. Leonart inghen Haghe, schout.
1457 augustus 11
Bongart nr. 299
Jacob, graaf te Horn enz., zal Johan Mascherell, heer te Wijnandsrade, die voor hem bij Claes
van Boeckhoeven voor 1000 overlandse guldens borg staat, schadeloos houden.
1458 mei 1
Keverberg 427
Jacob graaf te Horn enz. verklaart dat zijn voorouders zijn beekmolen te Haelen met laten en
ingezetenen (maaldwang) in erfpacht hadden gegeven voor 14 malder rogge, welke erfpacht
hij voor 12 malder verpandt aan Daem Vogels en Oda van den Haecken losbaar met 300
bourgondische schilden.
1458 Juni 21 393
Abschr. (16. Jh.), Pap., nachgestellt nach Abschr. der Urk. von
Jacob Graf zu Horn (Hoerne), Herr zu Altena, Corthersum [Corterschem),
Montignies [-ni) und Granendenk belehnt im Beisein der im Folgenden
genannten Lehnsleute der Herrschaft [herligkeit) Altena den Ritter Johann Herrn zu Hemmert nach dem Tode seines Vaters erblich mit dem
Dorf Hemmert einschließlich der Herrlichkeit [herligkeiten hoge ende
neder), dem Schneideroerth genannten Weidengebüsch [ryßroert) und
allem sonstigem Zubehör. Seine und Dritter Rechte bleiben hierdurch
unberührt. – Zeugen: Ritter Adrian von Herlaer [-lair) und Johann von
Goor [Coir), beide Lehnsleute der Herrschaft Altena. – Siegler: der Aussteller. – Schreibervermerk des N. de Schinfelt.
1310 Juli 27 (Reg. Nr. 11) sowie nach und vor Abschr. weiterer
Urk. – Nr. 11.
1458 september 30
R.A. Gelderland, Heren van Wisch inv. nr. 216
Jacob graaf van Horn enz., Hendrik zoon van Meer, Johan van Arendaill, Willem van
Vlodrop, voogd van Roermond, en Aernt van Middachten, ridders, staan borg voor Hendrik
heer van Wisch bij zekere Sander te Keulen.
1458-1461
Belonje, Grote Hegge p. 14-16
Zweder van Balderick genaamd Barick, gehuwd met Agnes van Elverveld, weduwe Johan
Brembt. Hij is in 1458 pandvoogd?? van ambt Geldern en in 1461 panddrost van Goch. Uit
dit huwelijk: Mechteld, mater in het klooster te Goch, overl. 1528, Anna subpriorin klooster
Fürstenberg bij Xanten, Zwerus, prior in het convent van Zybrecht, overleden 1517,
Elisabeth, gehuwd met de drost van Plettenberg, Willem, lid ridderschap Overkwartier in
1500, overleden 1526, en Hendrik, lid ridderschap Overkwartier. Hendrik is in 1510
stadhouder van de Hornse lenen en in 1506 drost te Stokkem.
1459 juli 10
R.A.L., Horn 342 fol. 67 verso; afschr. uit 1766
Jacob graaf van Horn enz. verklaart dat Mathijs van Loosen voor de dingbank Haelen heeft
geprocedeerd inzake gerechtigheid in de gemeente in het land van Horn en dat onduidelijk is
wie de brug te Exaeten moet onderhouden. Oorkonder staat Mathijs toe de brug met een
slagboom te sluiten en de gemeente vervolgens te gebruiken vandaar tot aan zijn goed te
Baexem, genaamd de hof te Loesen.
1459 juli 31
Neuenahr 647; Inv. Meurs 1600 D 554
Zander Vollenspieß draagt over aan Jacob graaf van Horn 1000 overlandse rijnsguldens.
1459 october 1
Huwelijkse voorwaarden tussen Coen, (Conrad) zoon van Diederik * graaf van Manderscheid
en Walburga van Horn.
Origineel had 12 zegels. Annex was een vidimus van burgemeesteren en raad van Roermondmoet waarschijnlijk zijn Coen/Kuno I
Neuenahr 646, Inv. Meurs 1600 D 554
1463 september 21
Bongart nr. 334
Jacob, graaf van Horn enz. zal Johan Masscherell, heer te Wijnandsrade, schadeloos houden
wegens borg staan bij Willem, heer van Buren, voor 3000 rijnsguldens.
1461 mei 5
Rengen; Aremborg 745
Everhard Blijver genaamd Hesse oorkondt dat Dirk graaf van Manderscheid, heer te
Schleiden, hem naar Weert naar Jacob graaf van Horn gestuurd heeft om het bericht over de
dood van Dirk’s vrouw te brengen. Jacob heeft hem in tegenwoordigheid van Godert van
Vlodrop en zijn secretaris Johan Schyndefelt gezegd dat hij (Jacob) de borgstelling tegen
Godfried van Densborn niet kan overnemen. Jacob heeft het zegel van Dirk laten namaken en
zonder Dirks wil een akte laten uitvaardigen. Jacob heeft nu dat loden zegel voor Everhard’s
ogen met een mes verbroken. Jacob geeft een schadeloosbrief mee voor Dirk, omdat ze beide
(Jacob en Dirk) door hun kinderen nauw verbonden zijn.
1461 augustus 14
Viersener Urkundenbuch 300
Willem van Loon, heer van ¼ Gulik, graaf van Blankenheim, staat zijn ¼ gedeelte van het
ambt Brüggen en Venrath in eigendom of aan Vincent graaf van Meurs. Medezegelaars:
Jacob graaf te Horn en Gumprecht graaf van Neuenahr, erfvoogd van Keulen en heer van
Alpen.
1461
Rengen; Aremberg nr. 751
Godert van Densborn verklaart dat Dirk graaf van Manderscheid borg voor hem stond
tegenover Jacob graaf van Horn wegens 5000 gulden schuld. Hij ontslaat Dirk uit die borg
omdat Johan heer van Reifferscheid die borg heeft overgenomen. Zijn broer Arnold zegelt
mede.
1461 april 2
Wely p. 29
Te Workum overlijdt Johanna van Meurs, gravin van Horn, stichtster van het
Minderbroedersklooster te Weert.
1463 september 21
Bongart nr. 334
Jacob, graaf van Horn enz. zal Johan Masscherell, heer te Wijnandsrade, schadeloos houden
wegens borg staan bij Willem, heer van Buren, voor 3000 rijnsguldens.
1464 juli 23
Rengen; Arenberg nr. 763
Harve Lutgen verklaart met Winand van der Mecheren in het land van Dirk graaf van
Manderscheid, heer te Schleiden getrokken te zijn en daar gevangen genomen. Hij heeft Dirk
niet tevoren vete aangezegd. Vóór vrijlating uit gevangenschap doet hij oorvede aan Vincent
graaf van Meurs, Jacob graaf van Horn, de graaf van Manderscheid, jonker Gerhard van Goor
voogd te Eys en al hun lieden en landen. Hij zal losgeld betalen op de burcht Schleiden.
1464 september 17
Neuenahr 681; inv. Meurs 1600 D 554
Jacob graaf van Horn draagt over aan Dirk Pollart, kanunnik te Aken, 36 zware overlandse
guldens (erfrente?).
1465 november 18
Chronicon Los p. 30
invigilia s. martini
De graven van Meurs en Horn gaan (namens het land van Luik) naar Brussel om tot een
vergelijk te kunnen komen met Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik. Na hun terugkeer
vergadert de raad met de steden in het paleis.
1465 november 23
P.F.X. de Ram; Johannes de Los etc; Bruxelles 1834 p. 534-541
De stad Tongeren machtigt Vincent graaf van Meurs en Jacob graaf van Horn bij de hertog
van Bourgondië en de elect van Luik te handelen over een vrede tussen de steden van Luik en
Loon en genoemde vorsten.
De stad Luik vaardigt op 9 december 4 gezanten af;
De stad St. Truiden vaardigt op 8 december 4 gezanten af;
De stad Borgloon vaardigt op 10 december 3 gezanten af;
De stad Hasselt vaardigt op 10 december 4 gezanten af;
1466 april 30
Bongart nr. 351
Jacob, graaf van Horn enz., zal Godard van den Bongard schadeloos houden wegens borg
staan voor 1900 gulden bij Everhard Hessen.
1466 december 4
Stadsarchief Aken; Schönau
Op verzoek van Willem heer te Goor, ridder, stelt notaris Thomas Konincx een verklaring op
ten overstaan van jonker Arnold van Goor, drost van Jacob graaf te Horn, door schepenen van
Pol inzake hun gerechtigheid in de gemeente, jurisdictie en grenzen. Getuigen Lenart van den
Boss, meier te Itter, schepenen van Heel en Jan Vogels, schout in Maasland.
1468 januari 31
Bongart nr. 361
Voor schepenen van (Over-)weert verklaart Heinric Nauwes een jaarrente van 40 rijnsguldens
schuldig te zijn, betaalbaar in Bergheim of Düren, aan Godard van den Bongard, gedurende
24 jaar wegens pacht van de tiend te Weert in het graafschap Horn.
1468 october 28
R.A.L., Nederweert 10; afschr. 18e
Jacob graaf te Horn enz. verklaart aan zijn onderdanen van de heerschap van Laer “ten
eersten Weert” de gemeente binnen dit heerschap en daarbuiten tussen het Weerterbos en dit
heerschap, grenzende aan de heerschap Hushoven waar palen staan, grenzende de heerschap
Boickhout, te verlenen tegen 12 oude schilden.
eeuw
1470 april 29
Leen- en laathoven p. 150
Conraet van der Horst verklaart van het klooster St. Elisabethsdal wegens verkoop van de hof
Malborg (onder Buggenum, bundig leen van Horn) 1932 rijnsguldens ontvangen te hebben.
Zijn vrouw Kathryne van Tyegelen stemt in met de verkoop.
1486 september 17
Analecta Leodiensia p. 818
Johan van Horn, bisschop van Luik, doet zijn eerste H.Mis. Zijn vader, de graaf (I) van Horn,
zingt het Evangelie, de graaf van Solms, zijn neef, zingt het epistel. Bij die plechtigheid
waren o.a. aanwezig de graaf (II) van Horn, broer van de bisschop en de graaf van Meurs
(diens oom).
1488 mei 2
Wely p. 33
Overlijdt Jacob (I) graaf van Horn, stichter van het Minderbroedersklooster te Weert, later
minderbroeder aldaar. Begraven voor het hoogaltaar in de kloosterkerk.