Van HORNE Johan [Kw.120344 & 120144]; natuurlijke gelegitimeerde zoon van Jacob II van Horne en Anna gravin van Aremberg.
* 1479; Drossaert van het graafschap Horne
Arnt van Buchell (Arnoldus Buchelius, 1565-1641); Universiteitsbibliotheek Utrecht, handschrift nr. 1828,113: Johan van Hurne troude Geertruit Ockers wiens vader was Borgemr. tot Isselstein doch wesende tot de crijch geneicht heeft sich na Ungaren begeven dair hy int hof vanden Coninck een wyle geconverseert hebbende ende na huys reysende, als hij vont syne huysfr. overleden, is weder na Ungarien gereyst ende ten lesten aldair met Coninck Lodewyck tegens Solimannum stridende in de batalie metten selven coninck verslagen int iaer 1526, achterlatende: Otto, Geertruyt, Mr. Johannes Hurnius, Richard, Thomas, Lubbert.
Den Heere van Boxstel ende grave van Bassigny [Baucigny] plach te seggen, dat Doct. Hurnii ouders quamen van natuurlijke geboorte van de Graven van Horne ende dat hy gesien hadden den test daer van vermanende.
† Slag bij Mohács (Hongarije) tegen Soleiman 29-08-1526.
x IJsselstein 1515 OCKERS van ALENDORP Agnete [Kw.120345 & 120145], 1484-1520/1; dr. van Ocker Ockersz, burgemeester van IJsselstein.
Jaarboek CBG 1965 deel 19 (XIX) p.181-210
De oorsprong van het geslacht Van Heurn
door
W. WIJNAENDTS VAN RESANDT
Wanneer men in Nederland’s Adelsboek 1942 de stamreeks van het in 1899 in de adelstand verheven geslacht Van Heurn naslaat, dan vindt men deze voorafgegaan door een korte inleiding, luidende:
,,De stamreeks vangt aan met Otto van Heurne, geb. in 1516,wijnkoper te Utrecht. In hoeverre de familie-overlevering juist is, dat hij door bastaardij zou afstammen van de Graven van Horne, zal nader moeten. worden bewezen.”
Deze afstamming nu, welke door leden van het geslacht al sinds het einde der 16e eeuw wordt gepretendeerd, is door het Centraal Bureau voor Genealogie aan een nadere beschouwing onderworpen.
Hoewel het resultaat van het ingestelde onderzoek niet dermate positief is, dat iedere twijfel is weggenomen, zijn toch zoveel gegevens verzameld, dat publicatie daarvan gerechtvaardigd is.
Bij het onderzoek werd enerzijds een aantal documenten uit het familie-archief, betrekking hebbende op de beweerde oorsprong van het geslacht, op echtheid en feitelijke juistheid getoetst, terwijl anderzijds archief-onderzoek werd verricht om de bekende gegevens te verifiëren [1]) en aan te vullen.
Otto van Heurne en zijn naaste familie.
Telkens wanneer een genealogisch onderzoek is vastgelopen dient men bij een poging om de stamreeks verder op te voeren uit te gaan van de oudste bewezen stamvader en diens gezin en, zo mogelijk, alle beschikbare plaatselijke en regionale bronnen uit de tijd waarin hij leefde en een aantal jaren daarná te bewerken.
Eerst wanneer op deze wijze geen enkel aanknopingspunt is gevonden kan het zin hebben het probleem op een andere wijze aan te pakken.
Welnu, Nederland’s Adelsboek 1942 vermeldt de oudste bewezen
stamvader van het geslacht van Heurn als volgt:
1. Otto van Heurne, geb. 1516, wijnkoper te Utrecht,
† aldaar 28 aug. 1583, tr. Utrecht 15 juli 1541 Geertruy
van Velsen, † aldaar 26 sept. 1603, dr. van Lambert en
Elisabeth de Rijck.
De hier voor een ingewijde opvallende trouwdatum (de oudste Utrechtse huwelijksaantekeningen beginnen met het jaar 1559) is ontleend aan een stuk uit het familie-archief, dat wij hier in het kort weergeven:
1541 juli 15 (Fam.-archief van Heurn, bundel A nr. 7) :
Jan Heynricx Bloem en Dirck Janssoen Collaert enerzijds
en Mr. Heynrick Goeyertsz. kanunnick ten Dom te Utrecht,
en Heynrick Heynricxz Bloem, kanunnick te IJsselstein;
anderzijds. doen kond, dat zij als ,,maecxmannen ende hijlicxluyden”
aanwezig waren bij het huwelijk tussen Oth Janssoen
van Hoern en Geertruyt, dochter van Lijsbeth Rijck Lubbertssoensdochter, die zij had bij Lambert van den Velde. Oth
Janssoen brengt in 1200 Carolus’ guldens en alle goederen
en schulden, die hij heeft. Zijn borgen zijn Gerrit Philipsz
en Dirck Janssoen Collaert. Lijsbeth voornoemd geeft haar
dochter Geertruyt ten huwelijk – 500 Carolus gulden, binnen
een jaar te voldoen, en alle klederen en kleinoden, die haar
reeds toebehoren, waarvoor als borgen optreden Lubbert
Rijcksz, vicaris ten Dom te Utrecht, broeder van Lijsbeth,
en Evert Heynrixsz die Greef. Dan volgen bepalingen, na te
komen bij vooroverlijden binnen een jaar van één der echtgenoten.
(Op een kopie wordt vermeld: ,,Onder den fransijn brieff
stonden beyde de wapenen van de bruygom ende bruyt
ende was besegelt met drie zegels van groene wassche
hangende aan een dubbelde steert.“)
Deze akte uit het familie-archief, een 16e-eeuwse kopie van de
originele oorkonde, is ongetwijfeld echt. Het feit, dat Otto van
Heurn met Geertruid van Velsen gehuwd was blijkt mede uit
verschillende andere in de openbare archieven bewaarde akten.
Dat haar vader hier Lambert van den Velde wordt genoemd in
plaats van Van Velsen kan op een kopieerfout berusten. Een
plaatsnaam wordt niet vermeld, doch men kan vrij zeker stellen,
dat het huwelijk te Utrecht werd gesloten. Van de genoemde
,,maecxmannen” en borgen waren Jan Hendriksz. Bloem, Hendrik
Hendriksz. Bloem, Dirck Jansz. Collaert en Gerrit Philipsz. uit
IJsselstein afkomstig, zoals wij konden vaststellen. Ik kom op hen
nog terug. Dat Otto van Heurn de zoon van een Jan was, blijkt
ook uit de volgende akte:
1546 feb. 11, Utrecht (Stadsarchief 1 704): [2])
Ten overstaan van het gerecht transporteren Ritsart Willemsz.
Mungey (8) en Tonica zijn vrouw, die een dochter
was van Willem Geritsz. verkregen bij Mechtelt Jan Andrieszdr.,
een rentebrief aan Oth Jansz. van Huern.
Otto was in 1542 burger van Utrecht geworden tegen betaling
van het bedrag van 6 ponden en 8 schellingen:
1542, Utrecht (Stadsarchief 1 590, Cameraersrekening over
1542/43) :
Ot van Hoirn, wantsnijder.
1542 nov. 17. Utrecht (Stadsarchief 116, Buerspraeckboeck
1542-55, fol: 1 7 ) : .
Ott van Horne, eed ged(aan) den 17 Novembris.
Hij was toen dus lid van het wantsnijdersgilde. Of hij dit beroep
ooit heeft uitgeoefend is niet gebleken. Misschien was het lidmaatschap
van het gilde een formaliteit om het burgerrecht te verkrijgen.
In 1552 kocht Otto van Heurn een huis aan de Oude Gracht,
waarin hij zijn wijnhandel zou gaan bedrijven:
1552 juni 3, Utrecht (Stadsarchief 1 705):
Herman Jansz. Backer en Geertruyt zijn huisvrouw transporteren
aan Oth van Hoorn ,,die alinge huysinge ende hofstede,
kelnaer, cluysen, den wtganck ende inganck, opslach
ende offslach van den werff bodem ende voert glaes, glaesraemen,
wijnstenen, enz., staende ende gelegen aen de Westsyde
van de Grafte tegens die Gaerdtbrugge”, belend door
Antonis Foeyt ten zuiden en Jan van Oeye ten noorden.
Oth van Hoorn en Geertruijt zijn huisvrouw, bij wie hij
wettige geboorte heeft, verklaren een deel van de koopsom
schuldig te blijven.
Elisabeth Rijckendr., de schoonmoeder van Otto van Heurn,
had een broeder Lubbert, die vicaris was in de Dom. Hij maakte
in 1556 leen testament, waaraan allerlei gegevens omtrent Otto en
zijn gezin kunnen worden ontleend:
1556 juli 10, Utrecht (Rijksarchicf, Kapittel ten Dom,
3064) :
,,Mijn Lubberts Rijckse. vicarius in den Dom lest en uterste
wille ende begeerte’: Hij benoemt tot executeurs de Heer
Egbert Luijssimk, zielpriester in de Dom, zijn neef Henrirk
Evertsz. en Otto van Huern en vermaakt vervolgens o.m. de
volgende legaten :
aan Elisabeth. Rijcken, zijn zuster, een angelot en een lijfrente
van 4 keizersgld.;
aan Grertruijt zijn nicht, Otto van Huerns huisvrouw, een
zilveren schaal, dito lepel twee koorklederen en twee blakers
voor de schoorsteen;
aan Otto wan Huern, een ,,coraelen vyftich met zes vergulde
teyckenen steen getact sijnde daeran”;
aan Jan van Huern al zijn boeken en een zilveren kruis 3[3]);
aan Agniet van Huern een zilveren kruis, omdat zij de oudste
dochter is;
aan Geertgen, Rijckge [4]), Elisabeth en Janneken, Otto van
Huerns kinderen, ieder een gouden kroon.
Uit een ander testament leren wij een schoonzuster van Otto
van Heurn kennen:
1564 sept. 14, Utrecht (Bij het stadsarchief bewaarde archieven,
633) :
Testament van Clara van Nykercken. Haar moeder Lysbeth
Rijcken is universeel erfgename. Zij legateert aan haar neef
Otto van Merode en aan de echte edele kinderen van haar
neef Johan van Merode en voorts o.a.:
aan haar zuster van moederswege Geertruijt van Huern,
Oth van Huerens huisvrouw, alle gelden die Oth van Huern,
haar gewezen rentmeester, nog onder zich heeft, doch hetgeen
testatrice aan wijnslokken nog schuldig is moet betaald
worden, en verder de 50 gld. s’jaars, testatrice toekomende
uit de kist van wijlen Thomas van Nykercken;
aan de kinderen van Oth van Huern en haar zuster Geer-
truyt van Huerne al haar rentebrieven in het land van
Buren;
aan Thomas Mariënzoon, ,,die zy zeide te hebben by mijn
broeder Heer Thomas van Nvkercken” 5 rentebrieven op
Staten ‘s Lands van Utrecht;
aan Mr. Johan van Huern, haar neef, een rentebrief van
20 gouden gulden ‘s jaars op het convent van Mariënweerd;
aan Agniet van Huern, zijn zuster, Oth van Huerns dochter,
een rentebrief van 12 Car. gld. op Adriaen Rycouts te
Kortenhoef.
Blijkens enige losse stukken, bij het testament bewaard, was op
24 sept. 1563 Oth van Huern een van haar executeuren. Verder
blijkt er over dit testament langdurig te zijn geprocedeerd, daar
de rechtsgeldigheid ervan werd aangevochten op grond van de
natuurlijke geboorte van Clara, terwijl haar legitimatie niet werd
erkend. Op 18 juli 1586 werd sententie gewezen door het Hof van
Holland [5]).
Otto van Heurn en zijn schoonmoeder Elisabeth Rijcken waren
executeurs van het testament van Thomas Thomasz. van Nykercken,
kanunnik ten Dom, de broeder van Clara [6]).
Deze kanunnik had bij een niet nader genoemde Maria (zie het
testament van Clara van Nykercken hiervóór) weer een zoon
Thomas van Nykercken, in 1609 ondermaarschalk te Wijk-bij-
Duurstede (cf. Booth), die op 2 sept. 1606 over ‘een van zijn vader
afkomstige rentebrief een overeenkomst maakte met zijn (achter)
neven en nichten, de kinderen van Otto van Heurn en Geertruid
van Velsen, t.w.: ,,Joncheren Thomas ende Lubbert d’Hoornes,
gebroeders, Joffr. Agnes van Hoornes, wed. van ML. Evert van
Zijll, in leven advocaat-fiscaal van de Admiraliteit van Amsterdam,
Johan d’Jongh als man van Joffr. Elijsabet d’Hoornes. Joffr.
Emmerentiana d’Hoornes, huisvrouw van Johan Cremer, klerk
ordinaris van de Raad van State, die zich tezamen sterk maken
voor Joffr. Johanna de Hoornes, wed. van Jonch. Gijsbert van
Suijlen, in leven secretaris van de Raad van State, alsmede voor
de nagelaten kinderen van wijlen Doctor Johannes d’Hoornes.
Dit originele stuk (Familie-archief Van Heurn, bundel A nr. 6)
is getekend: Lubbrecht de Hornes, Thomas de Hornes, Thomas
Heurnius [7]). Angenes van Huern, Emerenciana van Hoornus, enz.
Op 20 september 1581 maakten Oth van Hoorn en Geertruyt
zijn huisvrouw een mutueel testament voor schout en schepenen
van Utrecht (Familie-archief, bundel A nr 8). In 1583 is Otto
overleden. Het ,,overluiden” vinden wij vermeld in de rekening van
de Buurkerk te Utrecht, aanvangende 1 maart 1583 (Rijksarchief
Utrecht, Overluidingen van den Dom):
Item super obitu Ottonis de Hoorn bis fuit pulsata
Maria 8) facit VIII flor.
Na het overlijden van haar man wordt zijn weduwe nog enkele
malen vermeld:
1584 mei 2, Utrecht (Bij het stadsarchief bewaarde archieven,
563) :
Vonnis in het proces tussen Otto van Hoorn en Elysabeth
Rijken als executeurs van het testament van Heer Thomas
Thomasz. van Nykercken, kanunnik, voor wie optreedt ,,Geertrude
de Velsen eiusdem Ottonis de Hoorn vidua”, contra
Adriaen van Zuylen.
1598 feb. 20, Utrecht (Stadsarchief 1 3243, dl. 1598 1) :
Geertruijt van Velsen, weduwe van Otto van Hoorn, als, erfgename
van haar moeder, die enig erfgenaam was van Henriek
Evertsz. van Suijlen, en de geïnstitueerde erfgenamen
van diens weduwe Alit Jan Jacobsz.dr. van Rotterdam, transporteren
een huis omtrent de Plompetoren.
Geertruid overleed niet, zoals alle handschriften en gedrukte
bronnen ons willen doen geloven, op 26 september 1603. Ook háár
dood is in de ,,Overluidingen van den Dom” aangetekend:
Item XII Januarii 1604 in obitu et funere domicellae
Gertrudis de Velsen viduae quondam Ottonis de Hornes,
Salvator [8]) bis XIIfl.
Ook over haar kinderen en schoonkinderen levert deze bron nog
enige aanvullende gegevens op:
1594 (vóór 1 okt.) Mr. Everardus de Zijll, advocatus.
1601 juli 24 Joncheer Ricxart van Hornes, in zijn leven eertyds baljou en dijckgrave der stad en lande van Woerden.
1601 aug. 2 [9]) Doctor Johan van Hornes in sijn leven professeur der medecijnen in de universiteyt van Leyden ende aldaer gestorven.
1604 sept. 20 Domicella Christine Beyers vidua quondam Johannis de Hoornes med. doctoris.
1612 sept. 9 Dominus Thomas de Hoornes, canonicus St. Petri.
1615 dec. 24 Jonkvr. Geertruid van Hornes, dr. van Otto van Hornes.
1626 sept. 8 Jonkvr. Agnes van Hornes, wed. Mr. Everhard van Zijl.
1631 dec. 8 Lubbert van Hornes.
Ten aanzien van Otto van Heurn staat dus vast, dat hij de zoon was van een Jan en, gezien het feit, dat hij het burgerrecht van Utrecht moest kopen, dat hij aldaar niet geboren was. Verder was zijn vrouw geen dochter van Elisabeth de Rijck, maar van
Elisabeth Rijck Lubbertszoonsdr.
Johan van Heurne.
Wie was nu de vader van Otto ? Oudere gedrukte bronnen
vermelden hem als volgt [10]):
Johan van Heurn (Horne), geb. 1479, natuurlake gelegitimeerde zoon van Jacob II graaf van Horne bij Anna gravin van Aremberg, sneuvelt met Lodewijk II in Hongarije tegen Soliman II in de Slag bii Mohacs in 1526. tr. 1515 Agneta Ockers van Alendorp, dochter van de burgemeester van IJsselstein.
Een en ander berust niet alleen op de door enige stukken (in het familie-archief) bevestigde overlevering, doch tevens op een aantekening van de Utrechtse geschiedschrijver en genealoog Arnt van Buchell (Arnoldus Buchelius, 1565-1641) , zoals wordt medegedeeld in Nederland’s Adelsboek 1914.
Een onderzoek in de handschriftencollectie Booth op de Universiteitsbibliotheek te Utrecht bracht dit geschrift van Van Buchell weer aan het licht [11]). Het is een stamtafel, opgesteld op de bij van Buchell gebruikelijke wijze, van links naar rechts. De tekst
volgt hier woordelijk weergegeven, maar dan, in verband met de plaatsruimte, onder elkaar:
Johan van Hurne troude Geertruit Ockers wiens vader
was Borgemr. tot Isselstein doch wesende tot de chrijch
geneicht heeft sich na Ungaren begeven dair hy int hof
vanden Coninck een wyle geconverseert hebbende ende na
huys reysende, als hij vont syne huysfr. overleden, is weder
na Ungarien gereyst ende ten lesten aldair met Coninck
Lodewyek tegens Solimannum stridende in de batalie metten
selven coninck verslagen int iaer 1526, achterlatende:
Otto van Hurne begaf hem aen de Wyncopinge ende
woende opde plaets tot Utrecht tegens over het stadthuys,
getrout hebbende Geertruyt van Velsen, die hem veele kinderen
soo sonen als d(ochte)ren baerde, hij is anno 1583 den
28 Aug. gestorven, ende syn huysfr. ontrent 20 iaeren wede.
geweest sijnde, den 26 Septemb. 1603, latende xi kyndern:
Geertruyt van Hoern, iongedr., sterf in fine iunii 1605
ongehuwt.
Mr. Johannes Hurnius, Med. Doct, is na syne Italiaense
Reyse [12]) thuys komende gehijlict aen Cristine Beyerts tot
Utrecht, alwair hij inden raet vercosen wert, maer meerder
geneicht totte exercitie van de medecinen is tot Leyden beroepen
ende daer mettertijt geworden professor in ea facultate
primarius et principis archiatriae, wiens ervarentheit
soe in theoria als praxi syne boecken getuygen, doch wesende
seer calcule gequelt, heeft dselve hem na viel torment het
leven benomen tot Leyden in de Peterskerck begraven in
Augusto 1601, ende syn huysfr. is hem na 3 iaeren gevolcht
met 3 kinderen aende pest gestorven.
Richard van Hurne, drost tot Woerden troude J. Janne
van de Meer sterft in Julio 1601. ‘Apais’.
Thomas van Hurn, can. S. Peters ‘t Utr., sterft Ao 1612.
Lubbert van Hurn, can. St Peters, sterft Ao 1630,
enz.
Opmerkelijk is vooral de notitie van Van Buchell in de linkerbenedenhoek
van deze stamtafel: ,,Den H(eere) van Boxstel ende
grave van Bassigny plach te seggen. dat Doct. Hurnii ouders
quamen van nat(uurlijke geboorte) van de Graven van Horne ende
dat hy gesien hadde den test daer van vermanende.”
Deze Heer van Boxtel en Graaf van Baucignies was Johan van
Horne [13]), bij wie Van Buchell enige tijd secretaris is geweest.
Hier zien wij dus, hoe een lid van het grafelijke geslacht van
Horne de afstamming van de familie Van Heurn door bastaardij
uit zijn eigen geslacht als juist aannam.
De familie-overlevering berust verder op een aantal verklaringen
van verschillende personen, in afschriften uit de tijd zelf aanwezig
in het familie-archief (Bundel A, nrs. 1 t/m 4). De inhoud van
deze verklaringen volgt, voorzien van commentaar:
1590 juni 6, Loosduinen (Familie-archief, Bundel A nr 3) :
,,Also het behoorlyck is der’ waerheydt getuygenisse te geven
insonderheydt daer toe versocht sijnde. So ist dat ick onders(chreven) attestere onder myn gewoonlycken handt, hoe dat
ick met myn vader Cornelis van Meurs za: ben geweest omtrent
geleden achtien jaren ten huijse van mijn neeff Ot van
Hoorn za: ende aldaer onder andere propoosten die zy onder
malcanderen hadden toetserende haer afkomst ende maechschap,
Ende heb gehoort dat sy beyden souden geweest syn
achtern kynderen ende dat van Spel syde als getrout hebbende
een Bastaerdt van Hoorne Daer beneffens oock ter anderen
syde gehoort dat etlycke vande goederen vanden voors.
Ot van Hoorne za: deur sommege van syn vrunden (= verwanten)
waeren veralieneert deur dien hy buytens slants
synde doot was geseydt, waer vuijt groote onenichydt is
geresen, ende eensdeels d’oorsaecke datter weynich vruntschap
onder de vrunden is gehouden, anders en wiste den
onders. deposant niet te verclaren maer bekenne het voors.
warachtich te zyn, alle dinck sonder fraude. Toirconde der
waerheydt soo hebbe ick attestator met mijn gewoonlycke
handt onderteyckent. Actum tot Loosduynen den sesten Junii
stilo novo Anno xvc tnegentich, ende was ondert.: Jacob
Cornelisz. van Meurs dienaer des Godtlyeken woorts tot
Loosduynen” [14]).
De echtheid van deze kopie van een niet-geregistreerde verklaring
is niet meer na te gaan. Ook over de inhoud ervan en met
name over de wijze van verwantschap tussen Otto van Heurn en
Jacob van Meurs hebben wij niets kunnen vaststellen. Maar het
onderzoek te IJsselstein heeft aan het licht gebracht dat in 1548
een Cornelis ]acobsz. schepen van IJsselstein was (R.A. Utrecht,
rechterl. archieven nr. 652, dl. 1548). Misschien was hij de vader
van Jacob Cornelisz. van Meurs, die volgens Van Buchell te IJsselstein
was geboren.
1590 nov. 3, Woerden (Familie-archief, Bundel A nr. 2):
,,Wy Jan Verweij Jacobsz. Schout, Frans Dircksz. ende Jan
Dircksz. Scheij, Schepenen der Stede van Woerden, doen
kennelyck alle luijden, certificerende voor de waerheydt dat
op huijden voor one gecomen ende gecompareerdt is geweest
Anthonis Hugensz. geboren tot Yselsteyn onse medepoorter
out omtrent veertich iaeren om tuijchenis der waerheydt te
geven ter Instantie ende requisitie van Richardt van Hoorn.
Ende verclaerde by syne mannewaerheydt in plaetse van
Eede warachtich te wesen dat hy deposant dick ende menichmael
over lange iaeren van sijn vader ende moeder verstaen
ende gehoort heeft, dat Otto van Hoorne Jansz. (die vader
van Richardt van Hoorne, eertyts Bailliu deser Stede) mede
geboren tot Ysselsteyn hem deposant in bloede bestaende
was van die Spill syde ofte zijne moeders wegens ende also
syn Nichte wettelyck gehout sijnde aen Jonckheer Johan
van Horne Bastaert des Grave van Hoorne, den voors. Otto
van Hoorne syn neve daer by geproereert heeft gehadt. Ende
want men schuldich is tuijchnis der waerheydt te geven,
bysonder des gerechtelyck versocht synde, Soo hebben wy
Schout ende Schepenen voors. toirconde elcx onse segell op
spatium van desen gedruckt. Actum den derden Novembris
Anno xvc tnegentich. In kennisse van mij ende was ondert.:
F. Dircksz ende gecachetteert mit drie groene segelen opt
spatium vandyen gedruckt.
Gecollationeert iegens zyne originele gerechtel. Certificatie
ondert. ende gecachetteert alsvoern ende bevonden daer
mede te accorderen by myn onderschr. C. Brunings, Nots.
publ.
Het protocol van deze notaris is vermoedelijk niet bewaard
gebleven. Hij wordt althans niet vermeld in het register van
Hartong [15]). Ook in het rechterlijk archief van Woerden hebben
wij geen concept of minuut van de akte gevonden. Nu ontbreekt
echter over de betreffende periode een register van certificatiën.
In het transportregister komt de akte niet voor, maar wel is gebleken,
dat de genoemde schout en schepenen in november 1590 in
functie waren: verscheidene akten werden voor dezelfde personen
gepasseerd [16]).
Richard van Heurn vonden wij als baljuw voor ‘t eerst vermeld
op 3 december 1585 en voor ‘t laatst op 23 juni 1587. Op de
“rechtdagen” van 18 dec. 1584 en 6 okt. 1587 worden respectievelijk
Dirck van Sypestein en Gelis van Benthem als baljuw vermeld [17]) .
De authenticiteit van deze akte behoeft niet in twijfel getrokken
te worden. De verklaring op zich berust – evenals de voorgaande
– op ,,horen-zeggen”.
Het volgende stuk uit het familie-archief is van latere datum:
1602 aug. 30, Utrecht (Familiearchief, bundel A nr. 1) :
Op huijden den dartichsten Augusti Anno xvie ende twee stilo
antiquo compareerden voor mij Openbaere Notaris by den
Hove van Utrecht geadmitteert, ende getuygen onderschreven
hier toe gerequireert Joffrau Maria van Hardenbrouck out
omtrent x1 Jaeren, Ende heeft ter instantie ende versoucke
van Lubbrecht van Hornes, sone van Otto van Hornes, by
maniere van attestatie gedeposeert ende verclaert die rechte
waerheyt te weesen, hoe dat zij deposante omtrent inden
Jaere van tnegentich ende een ende tnegentich onder andere
propoosten die sy hadde met Joffrauwe Theodorica haer
behoude moije, wesende wede. van sa: Jonch: Ghijsbert van
Hardenbrouck haer Oom, dselve Joffrauw Theodorica dickmaels
heeft hooren verclaren, ende voor de rechte waerheydt
vertellen, hoe dat sy noch ongehoudt wesende woonende was
in een Jofferen Clooster Thoom genaemt gelegen in het
Graeffschap van Hoorn ende aldaer zeer wel gekent hadde
een Joffer genaemt Johanna van Horne wesende een Natuerlycke
dochter van Graeff Jacob van Horne welcke Joffer zij
oock seyde gehadt te hebben eenen broeder genaemt Johan
van Horne de welcke gehouwt was tot Isselsteijn ende aldaer
by zyn huijvrouw geprocreert hadde een soon genaemt Otto,
die welcke noch ionck synde naer Engelandt gesonden worde,
van welcke Otto die voornoemde Joffer van Horne doen
tertijt niet meer hadde connen vernemen; alle twelcke zij
deposante verclaerde alsoo warachtich te wesen, Presenterende
tselve vorder by Eede te affirmeren (ist noot) testante
tot vermaninge, ende tot recolement van desen versocht zijnde.
Versouckende hy producent hiervan Acte. Gedaen t’Utrecht
ten woonstede mijns openbaere Notaris staende aldaer
onder de Laeckensnijders bij der stadt plaetse, ter presentie
van Peter Cornelissoon Tack ende Peter Aelbertsoon Coninck,
borgers ‘t Utrecht, als getuijgen hier toe gerequireert.
Bij mij.:’
Handtekeningen van deposante en notaris ontbreken. Kennelijk
is hier dus ook weer sprake van een kopie. De verklaring is ongetwijfeld
afgelegd ten overstaan van notaris J. A. Wtenwaell ( 1597-1627)
te Utrecht. In diens protocol komen akten voor met letterlijk
dezelfde slotclausule en dezelfde getuigen, o.m. op 14 nov. 1599,
4, 6 en 9 sept. 1602. Helaas ontbreekt ook hier weer een protocol
van allerhande akten, waarin de verklaring moet hebben gestaan,
Attestante Maria van Hardenbroek was religieuse in het klooster
van St. Servaas te Utrecht, begraven ald. 17 aug. 1629, dochter
van Johan en Johanna van Cuyck. Haar ,,zegsvrouwe” en tante
was Theodorica van Deudecom, vrouw van Gijsbert van Hardenbroek
tot den Brey, maarschalk van Abcoude[18]).
De verklaring zelf, al weer berustende op ,,horen-zeggen”, bevat
in ieder geval één onjuistheid: in het hoogadellijk Stift Thorn werden
uitsluitend dames opgenomen, die 16 onbesmette, minstens
grafelijke kwartieren konden opzweren. Het kan dan ook wel als
uitgesloten worden beschouwd, dat een bastaarddochter van een
der graven van Horne stiftsjoffer in de Abdij van Thorn zou zijn
geweest. Volgens de ,,Aantekeningen betreffende het geslacht van
Heurn”, door Mr. Johan Mathisius (familie-archief, bundel A nr.
15), was Johanna de Hornes abdis van een klooster te Weert.
Dit kan eerder met de waarheid in overeenstemming zijn. Met
het klooster Maria Wijngaard te Weert hadden de graven van
Horne vele relaties [19]).
De laatste en tevens uitvoerigste verklaring omtrent de afstamming
der van Heurns is de volgende:
(Datum ontbreekt, waarsch. omstreeks 1600; Familiearchief,
bundel A nr. 4) :
,,Op huijden den . . . compareerde voor mij notaris bij den
Hove provinciael van Utrecht geadmitteert ende getuigen
onderschreven hier toe gerequireert Joffr. Geertruijt van
Velsen wed. van Otto van Hornes za: out omtrent lxxiiii
Jaren ende verclaerde bij forme van attestatie in plaetsche
van eede tot een Memorie voor haer kijnderen die de voorn.
Otto van Horne haere Man za: bij haer deposante geprocreert
hadde, op dat sij souden moegen weeten waer die
goederen van haerluijden vader voornt. gebleeven waren, door
wie de selve affhandich gemaeckt sijn Ende wie ende van
waer den voorn. Otto van Hornes sijn vader ende grootvader
geweest sijn. Tot dien eijnde verclarende sij deposante hoe
dat sij inden Jaere van xli ten overstaen van Jan Henricxs
Blom, Dirck Jansz Collaert, mr Henrick Goertsz, canoniek
ten Dom Tutrecht, ende Henrick Henricxs Blom, Canoniek
tot ijsselsteijn, ende andere vrunden ende maegen, gehouwelickt
is aen Otto aan. Hornes voors. geprocreert door Joncker
Johan van Hornes (wesende een natuerlicke soen van Graeff
Jacob van Hornes) bij Agneta Ockers sijn huijsfr. tot ijsselsteijn,
welcke Johan van Hornes aen sijn vader seer ernstelicke
ende gestadelicken was versoeckende om te moegen
kennen ende weeten wie sijn moeder was (overmits het secreet
gehouden worden bij wie sijn vader hem hadde geprocreert).
Ende alsoo hem tselve altijt geweijgert ende ten
laetsten gehelicken ontseijt worden ende door dien in vertwijffelinge
gecomen sijnde, hadde oversulcx door mistroosticheijt
ende onbedachte Jonckheit veel saecken tegens sijn
vader aengericht ende alsoe in dongenaden sijns vaders gecomen
sijnde, hadde hem bij de Grave van Bueren ten oorloge
begeven. Ende alsoo Graeff Jacob van Hornes voors. den
Grave van Bueren continuelicken was interpelleerende ende
aen hem was versoeckende, dat hij hem van sijn soen souden
willen ontslaen ende thuijs senden, twelcke hij vernemende
ende vresende sijn vader (om redenen voors.) was vertrocken
nae ijsselsteijn, ende aldaer gehout sijnde aen Agneta Ockers
hadde daerbij geprocreert Otto van Hornes haeren deposantes
man za:. Ende corts daer nae de voors. Johan van Hornes
ten oorloge buijtens lants getogen sijnde was Agneta Ockers
sijn huijsfr. gestorven aehterlaetende een soenken te weten
Otto van Hornes de welcke noch Jonck wesende ende hem
moederloos ende genochsaem (door dabsentie sijns vaders)
oock vaderloos vindende ende van sijn moeders vrunden zeer
gehaet ende qualiek getracteert sijnde, om dat sijn moeders
moeder rijck van goederen wesende (haer moeder noch in
levende lijve wesende) hem Otto van Hornes (als wesende
haer dochters kynt) alle haer goederen gemaeckt hadde, soo
hadde Otto omtrent acht ofte negen Jaren out wesende hem
buijten slants namenteliek nae Engelant begeven. Ende nae
vijftien ofte zestien Jaeren van daer weder tot ijsselsteijn
comende ende meijnende te vinden ende aenveerden sijn goederen
die hem soe doort overlijden sijns moeders als bij gifte
sijns grootmoeders aengecomen waren als voors. is, Soe hadde
hij bevonden, dat nadien sijn vader Joncker Johan van Hornes
voornt. ettelicken tijt nae doode sijns huijsfrous Otto van
Horns moeder voors.(welcke Otto buijten lants sijnde als
voors. is nu al voor doot gehouden worden soe de vrunden
van sijn moeders sijde lieten luijden om redenen voors.)
weder tot ijsselsteijn gecomen sijnde de voorn. goederen als
erffgenaem vande voors. Otto sijn soenken die hij meinde overleede
te wesen als voorseijt is, aenveert, vercocht ende andersins
veralieneert hadde. Ende was corts daer nae weder vertrocken
sonder datmen tsedert dien tijt oijt meer van hem
hadde connen verneemen anders dan dat hij nae Oistenrijck
ten oirloge getogen sijnde aldaer gebleven soude wesen. Van
welcke vercoopinge ende alienatie voors. hem Otto vertoont
synde de contracten ende ander bescheijt onder de hant sijns
vaders Johans van Hornes gepasseert, ende de handt (alsoo
die hem Otto onbekent was als noch Jonck sijnde ende sijn
vader stadelicken buijtens lants wesende) gerecognoseert
sijnde soe bij den Drost vanijsselstein Baex, ende Pauwels
van Esteren die met den voorn. Joncker Johan van Hornes
inde oirloge soe onder de Graeffe van Bueren als anders
gedient hadde. En hadde hij Otto van Hornes nijt wijders
willen attenteren tegens tgunst bij sijn vader gedaen was
diemen noch nijt en wiste off hij doot ofte in levende live
was, ende hadde de zaecke alsoo laeten berusten, te meer
overmits de goederen voornt. ende de brijeven ende tbescheijt
van dien nu alt door de lanckheijt des tijts verdonckert, vervreemt
ende veralieneert waren, hoewel men seijde ende voor
seeckers wel wist dat den boedel van Gerrit philipsen,Otto
van Horns moeders oom, door deesen handel wel grootelick
vermeerdert ende rijck geworden was. Seggende sij deposante
voor redenen des wetenschaps dat sij inden Jaere xvc
een ende veertich gehout was aen den voorn. Otto van Hornes
als voors. is, die sij all tgunt voors. is mennichmael met
groote doleantie seer claechelicke hadde hooren verhaelen
ende booven den voorn. handel benoomen waren de middelen
om hem te moegen houden ende draegen ende sijn kinderen
op te voeden in voegen soo hij behoorden ende wel gern
gedaen soude hebben. ende dat hij hem de voors. oirsaecken
van noots wege tot de coopmanschappe hadde moeten begeeven.
Ende oversulcx tselve niemandt beter te weeten als sij
deposante, presenterende tselve altijt bij Eede taffirmeeren
des noot sijnde.”
Deze uitvoerige verklaring van Geertruid van Velsen, gebaseerd
op hetgeen Otto van Heurn, haar man, haar had medegedeeld,
bevat een zo groot aantal bijzonderheden, dat van een opzettelijke
vervalsing nauwelijks sprake kan zijn. Of de akte ooit gepasseerd
is hebben wij niet kunnen vaststellen. In de Utrechtse notariële
protocollen, die over deze periode verre van volledig zijn, is hij
niet gevonden.
Onderzoek in het rechterlijk archief van IJsselstein heeft aan
het licht gebracht, dat in ieder geval de in het huwelijkscontract
en in de verklaring van Geertruid van Velsen genoemde personen
werkelijk hebben bestaan. De serie ,,Willekeurboek of schepenregister”
(Rijksarchief Utrecht, rechterlijke archieven nr. 652)
begint met 1491, doch vertoont vele hiaten. Alle bewaarde gebleven
delen tot 1570 werden doorgewerkt, d.w.z. de jaren 1491-92, 1500, 1509, 1516, 1520, 1523, 1525, 1527, 1529, 1531-35, 1536, 1538, 1541-52, enz.
Johan van Heurn komt niet voor. De overijlde verkoop van zijn goederen zou dus in een der tussenliggende jaren geschied moeten zijn.
Wél komt herhaaldelijk voor een Ocker Ockersz., die de vader
van Agneta Ockers geweest kan zijn. Hij is de enige met deze
weinig voorkomende namen en wordt vermeld van 1492 tot en met
1538. Hij zal kort voor 20 juli 1539 overleden zijn:
1536 feb. 22, IJsselstein (R.A. Utrecht, r.a. nr. 652) :
Thomas Claesz. geeft gewilkoort Ocker Ockersz. en zijn erven
die somme van 26 Schilden ‘s jaars.
N.S. Deze 26 schilden heeft Ocker Ockersz. na zijn dood
gemaakt aan de H. Kerck van St. Niclaes binnen IJsselstyn,
op voorwaarde dat kerkmeesteren hem een grafstede in de
kerk zullen gunnen, 1539 juli 20.
Gerrit Philipsz., de oom van Agneta Ockers, wiens boedel
,,grootelick vermeerdert ende rijck geworden was” door de overijlde
verkoop van goederen door Johan van Heurn, moet omstreeks
1465 geboren zijn:
1531 mei 6 Gerrit Philipsz., out omtrent 60 jaren;
1549 aug. 15 Gerrit Philipsz., out omtrent 88 jaren;
1551 juni 7 Gerrit Philipsz., out zeven of achtentachtich jaren.
In deze laatste akte verklaart hij een zoon te zijn van Philips
Heynricksz. Deze laatste vonden wij in 1491 en 1500 vermeld.
Gerrit Philipsz., die een broeder Cornelis en een zuster Belichjen
had, komt in alle registers tussen 1520 en 1558 voor. In dit laatste
jaar leefde hij nog. Eénmaal, in 1538 wordt zijn vrouw, Maria
genoemd, in 1558 lijftocht hij zijn vrouw Jannichgen.
Jan Hendriksz. Bloem, een der ,,hijlicxluyden” in 1541, komt te
IJsselstein o.m. voor in de jaren 1525, 1531, 1533, 1547 en 1550.
Hij was gehuwd (1532) met een Stijn, wier achternaam niet
genoemd wordt. Tezamen met zijn broeder Hendrik Hendriksz.
Bloem (of Blom) wordt hij in 1550 vermeld:
1550 okt. 7, IJsselstein (R.A. Utrecht, r.a. nr. 652) :
Heer Heijndrick Blom en Jan Heijnricksz., zijn broeder, zijn
gerechtigd in de boedel van wijlen Marichgen Everts huisvrouw
van Mr. Jan Huygensz. (van Scherpenisse), hun nicht.
Dirck Jansz. Collaert, ook een der ,,hijlicxluyden” komt o.m.
voor in 1536, 1547 en 1550. In dit laatste jaar wordt de voogdij
beëindigd, die hij had over Lutgen Bouwen Ockerszdr.. een kleindochter
van Ocker Ockersz. Op 2 okt. 1562 blijkt Dirck Jansr. Collert
mede-erfgenaam te zijn van Gerrit Philipsz. !
Tot zover het resultaat van het onderzoek in de rechterlijke
archieven van IJsselstein. Indien de akten in het familie-archief
het produkt van een falsaris waren, moet deze toch wel onwaarschijnlijk
goed op de hoogte zijn geweest met allerlei IJsselsteinse lieden !
Verschillende handschriftelijke en gedrukte bronnen willen ons
doen geloven, dat Agneta Ockers een van Alendorp was. Voor
deze bewering hebben wij geen enkel bewijs gevonden. Ocker
Ockersz. en zijn zoons Bouwen en Jan komen te IJsselstein steeds
onder patronymicum voor. Van Buchell, die de stamreeks met
Johan van Hurne aanvangt, noemt zijn vrouw Geertruit Ockers in
plaats van Agneta. Daar Otto van Heurn zijn oudste dochter
Agneta (Agniet, Agnes) noemde, zal ook haar grootmoeder zo
geheten hebben.
Johan van Heurne zou in 1479 geboren zijn. Waarschijnlijk is
dit een schatting – onmogelijk lijkt het niet. Hij zou tot drossaard
van Weert zijn benoemd, hetgeen echter niet is gebleken tot dusverre.
Na onenigheid met zijn natuurlijke vader zou hij – volgens
de verklaring van Geertruid van Velsen – in militaire dienst zijn
getreden onder de Graaf van Buren. Dit moet dan geweest zijn
Frederik van Egmond, Graaf van Buren (1484-1523), Heer van
IJsselstein en Cranendonck, zoon van Willem en Walburg van
Meurs, welke laatste een zuster was van Johanna van Meurs, de
gemalin van Jacob I graaf van Horne. Jacob II graaf van Horne
en Frederik van Egmond waren dus volle neven. Indien Johan van
Heurn een bastaardzoon was van Jacob II, was zijn dienstneming
bij de graaf van Buren en zijn opduiken te IJsselstein – wellicht
nog steeds, in dienst van Frederik van Egmond, die immers ook Heer
van IJsselstein was – minder onwaarschijnlijk dan men op het
eerste gezicht zou menen.
]ohan zou dan in 1515 te IJsselstein met Agneta Ockers zijn
getrouwd. Haar bestaan is wel niet strikt bewezen, doch toch zeer
aannemelijk. Agneta zou dan na de geboorte van Otto (in 1516)
zijn gestorven, haar zoontje onder de hoede van haar overigens
met name onbekende moeder achterlatende. Johan, ,,totde chrijch
geneicht”, is intussen weer ten strijde getrokken tegen de Turken
en hij zou dan – na nog eenmaal te IJsselstein te zijn geweest –
met koning Lodewijk II van Hongarije gesneuveld zijn op 29 aug.
1526 in de slag bij Mohácsz tegen Sultan Suleiman II.
Intussen zou dan de jonge Otto na de dood van zijn moeder
naar Engeland zijn gegaan (zoals zijn latere weduwe verhaalt),
ofwel daarheen gestuurd zijn door zijn afgunstige IJsselsteinse
verwanten (volgens o.a. een relaas van Otto’s oudste zoon, de
professor Johannes Heurnius). Deze laatste versie lijkt mij onwaarschijnlijk,
Zelfs indien men al wil geloven, dat er familieleden
waren, die moeilijk konden verkroppen, dat Otto‘s grootmoeder
haar goederen vermaakte aan haar dochters kind bij een
avontuurlijke vreemdeling, dan nog is het onwaarschijnlijk, dat zij
een achtjarige knaap naar Engeland ,,stuurden” [20]).
Dat zij, onkundig van het al of niet in leven zijn van Otto, diens
vader bij zijn korte laatste bezoek aan IJsselstein deden geloven
of in de waan lieten dat behalve zijn vrouw ook zijn zoontje
gestorven was, misschien zelfs te goeder trouw, is niet onaannemelijk.
Ook dat Johan daarop zijn goederen, alsmede die van zijn
zoontje, te gelde maakte en IJsselstein, waarmede niets hem verder
bond, de rug toekeerde, is acceptabel. Zó enorm zullen die goederen
trouwens wel niet geweest zijn. Dat de vete tussen de IJsselsteinse
verwanten niet bijzonder hevig is geweest blijkt ook wel
uit het feit, dat Gerrit Philipsz. voornaamste profiteur (volgens
Geertruyt van Velsen) van de vervreemding van de goederen door
Johan, voor de bruidegom borg was bij Otto’s huwelijk in 1541.
Jacob II graaf van Horne.
Om te trachten een spoor van de bastaard Johan van Heurn te
vinden in archivalia over de graven van Horne, werd een onderzoek
ingesteld op het Rijksarchief te Maastricht (archief Graven
van Horne), het Algemeen Rijksarchief te ‘s-Gravenhage (archieven
der Heren van Altena, Nassause Domeinen, enz.), alsmede op
het Algemeen Rijksarchief te Brussel (archief Grote Raad van
Mechelen, Rekenkamers). Voorts werd de beschikbare literatuur
aver het grafelijke geslacht grondig bewerkt, naast andere gedrukte
bronnen.
Om te beginnen werd vastgesteld, dat in het ,,Registre des lettres
de légitimation et d’octrois pour tester” over de jaren 1465-1534
geen legitimatie van kinderen van een der graven van Horne voorkomt
[21]). Het blijft echter mogelijk, dat een akte van wettiging
is verleend door een andere vorst (had de Prins-Bisschop van
Luik misschien ook dit recht ?).
In de testamentenregisters van de Grote Raad van Mechelen
komt geen testament van Jacob II voor [22]).
Jacob II, H.R.R. Graaf, graaf van Horne (door afstand
van zijn vader Jacob I in 1457, heer van Altena (25 okt.
1469 beleend), Cranendonck, Weert (1482) enz., geb. omstr.
1450 (als zoon van Jacob I en Johanna van Meurs [23])),
overl. 8 dec. 1500, begr. Weert, trouwde ten eerste omstr.
1470 Philippine van Wurtemberg, overl. Weert 4 iuni 1475.
dochter van Ulrich en Margaretha van Savoye; dit huwelijk
was kinderloos. Jacob trouwde ten tweede (huw. voorw. 1476)
Johanna van Brugge gen. van Gruuthuyse, overl. 5 jan. 1502,
begr. Mechelen, dochter van Lodewijk, prins van Steenhuysen,
heer van Gruythuyse, en Margaretha van Borselen.
Uit het tweede huwelijk vier kinderen, t.w.:
1. Jacob III, H.R.R. Graaf, graaf van Horne, heer van
Altena, Weert enz., geb. omstr. 1479, overl. 8 aug. 1531,
begr. Weert, tr. 1e (huw. voorw. Mechelen 14 dec.) 1501
Margaretha van Croy, overl. 7 febr. 1514, dr. van Philips,
hertog van Chimay, en Walburg van Meurs Vincentdr.; tr.
2e (huw. voorw. Brussel 4 nov.) 1514 Claudia van Savoye.
Philipsdr., overl. 2 mei 1528; tr. 3e Anna van Bourgondië,
dr. van Adolf en Anna van Bergen. Jacob III liet geen kinderen na.
2. Johannes graaf van Horne (1531). geb. ca. 1481. proost
van St. Lambert te Luik, overl. 10 dec 1541, begr. Weert,
tr. (met Pauselijke toestemming) 6 dec. 1530 Anna van
Egmond, dr. van Floris, graaf van Buren, heer van IJsselsteijn,
Cranendonck enz. en van Margaretha van Bergen, en
weduwe van Joseph de Montmorency, wiens zoons Philips en
Joseph de Montmorency door Johannes van Horne werden
geadopteerd [24]).
3. Margaretha overl. 1522, tr. (huw. voorw. 14 nov.)
1494 [25]) Everhard van der Marck tot Aremberch, overl. 1531.
4. Emilia (Amelda), religieuze in het klooster Maria Wijngaard
te Weert, abdis, overl. Weert 1562.
Graaf Jacob II had een veelbewogen leven. Nog op jeugdige
leeftijd verloor hij zijn moeder Johanna van Meurs, terwijl zijn
vader Jacob I in of omstreeks 1470 Minderbroeder werd in het
door hem – volgens de op haar sterfbed door zijn gemalin geuite
wens – gestichte Recollectenklooster te Weert. In 1457 had hij
ten gunste van zijn oudste zoon afstand gedaan als graaf van Horne.
Jacob 11 kwam onder regentschap van zijn oom Vincent graaf van
Meurs. Hij werd in 1469 met Altena beleend en in 1481 met Weert
en Wessem.
In 1482 ontbrandde door de benoeming van zijn broeder Johannes
tot Prins-Bisschop van Luik een formele oorlog met de van
der Marcks tot Aremberg, die tot 1492 zou duren. In juni 1485
namen Jacob II en zijn broeder Frederik, heer van Montigny, te
Sint Truiden Willem van der Marck (,,het Zwijn der Ardennen”)
gevangen en deze werd daarop op 18 juni 1485 te Maastricht
onthoofd. Op 14 maart 1488 werd Jacob II te Brugge gevangen
genomen en tenslotte in 1490 in vrijheid gesteld. In 1492 werd
een verzoening tot stand gebracht, die resulteerde in h.et huwelijk
van Jacob’s dochter Margaretha met Everhard van der Marck in
1494.
De oorlog kostte veel geld. Op 10 febr. 1484 verkocht Jacob II
de heerlijkheid Cranendonck aan Frederik van Egmond [26]). In 1485
verkocht hij het graafschap Horne aan zijn oom Vincent van Meurs,
tegen de wil van zijn broeder Johannes. Deze, inmiddels als bisschop
van Luik in functie getreden, kocht het graafschap in 1495
terug en beheerde het tot de meerderjarigheid van graaf Jacob III
voor deze.
Van een geschil tussen Jacob II en zijn tweede gemalin blijkt
uit de volgende akte:
1493 jan. 24 (Inv. archief Nassause Domeinraad, 11, regest 1333) :
Jacop graaf van Hoern, heer van Altena en Korterssem
belooft zich te zullen houden aan de bemiddeling van heer
Frederick van Egmondt, heer van IJsselstein enz., en heer
Koernelis van Bergen, heer van Zevenbergen, in de onenigheid
tussen hem en zijn vrouw.
De juiste datum van het tweede huwelijk, dat vermoedelijk te
Brugge zal zijn gesloten, hebben wij niet kunnen achterhalen. Vrijwel
steeds wordt het jaar 1477 genoemd. Had Jacob II na het
overlijden van Philippine van Wurtemberg en vóór zijn huwelijk
met Johanna van Brugge twee bastaardkinderen, Johan en Johanna
verwekt ? Of was dit staande het tweede huwelijk geschied ?
Onmogelijk is het zeker niet.
Van Johannes van Horne, bisschop van Luik, is een bastaardzoon
Johan bekend, die in 1521 schout van Weert was. Hij trouwde
Paschina van der Gracht [27]).
Johan III graaf van Horne, broeder van Jacob III had drie
bastaardkinderen, genoemd in zijn testament d.d. 28 nov. 1540,
t.w. Margaretha, Johan en Richard van Horne [28]).
Volgens de familie-overlevering zou de moeder van de bastaardkinderen
van graaf Jacob II een gravin van der Marck tot Aremberg
zijn geweest. Waar volgens de verklaring van Geertruid van
Velsen Johan bastaard van Horne nooit geweten had wie zijn
moeder was, is het al zeer onwaarschijnlijk, dat diens nakomelingen
dit wèl geweten zouden hebben.
Graaf Jacob II zou volgens Goethals [29]) de laatste jaren van
zijn leven te Woudrichem hebben doorgebracht. Of hij aldaar dan
wel te Weert is overleden staat niet vast. Zeker is, dat hij in het
Minderbroedersklooster te Weert is begraven:
(,,Liber Recommendationis Conventus Werthensis O.F.M.“, blz. 64):
,,A.D. 1500, die 8 Decembris obiit generosus et inclytus comes
Dns Jacobus de Horne, filius primogenitus fundatoris nostri
conventus, parentis sui in haerediis et virtutibus successor;
qui ob singularem devotionem in habitu nostri Ordinis, ante
summum altare in tumba suo Patri Frati Jacobo consepultus
est; cuius anima requiescat in pace.” (Overgenomen uit
Liber Recommendationis II).
Conclusies.
Hoewel het onderzoek dus geen volledig positief resultaat heeft
opgeleverd, ben ik toch van mening, dat aan de afstamming van
het geslacht Van Heurn uit een bastaardzoon van een graaf van
Horne niet getwijfeld behoeft te worden. Vóór deze mening pleiten
de volgende overwegingen:
- De in het familie-archief aanwezige verklaringen uit de jaren 1590/1602 werden voorzover mogelijk op feitelijke juistheid getoetst en blijken voor een groot deel als aanvaardbaar te moeten worden aangemerkt.
- Dat Otto van Heurn een Johan tot vader had staat vast.
- Het in de verschillende verklaringen over deze Johan van Heurn medegedeelde is aannemelijk en zijn levensloop was zodanig dat daarover in ons land weinig gevonden kan worden.
- Tijdgenoten van de kinderen van Otto van Heurn, zoals Johannes van Horne, heer van Boxtel en graaf van Baucignies, accepteerden de beweerde afstamming en waren ongetwijfeld bekend met het feit, dat de familie Van Heurn het volle wapen der graven van Horne voerde [30]).
- De leden van het geslacht van Heurn schreven oudtijds hun naam zowel aldus als van Hornes of de Hornes. Anderzijds schreven de graven van Horne zich eveneens de Hornes, van Hornes, de Heurne en van Heurne [31]).
Dat nog eens een authentieke akte gevonden wordt, waaruit
het bestaan van een Johan, bastaardzoon van graaf Jacob II, blijkt,
is niet uitgesloten. Ook lijkt het niet onmogelijk, dat zijn zuster
Johanna, non te Weert, enig spoor heeft achtergelaten. Uitputtend
is ons onderzoek zeker niet geweest ! Ik hoop, dat deze
publicatie aanleiding moge geven tot commentaar en tot aanvullingen,
welke misschien uiteindelijk de volle waarheid aan het licht
zullen brengen.
[1]) Zie Genealogisch Repertorium Van Beresteijn: o.m. Herald Bibl. 1873,
“Gedocumenteerde afstammingsstaat van het geslacht van Heurn” door Jhr. Dr.
F. C. van Heurn, 1941, en Mdbld. De Ned. Leeuw 1941, k. 417 en 1942, k. 26.
[2]) De Heer W. A. Wijburg Jr. te Utrecht was zo vriendelijk mij opmerkzaam
te maken op een handschrift Booth (Rijksarchief Utrecht, handschr. nr. 380),
waarin naar deze en enkele andere akten wordt verwezen.
[3]) D.i. de latere Dr. Johannes Heurnius, professor te Leiden, 11 in Ned. Adelsboek.
[4]) Richard van Heurn, later baljuw en dijkgraaf te Woerden.
[5]) Nl. tussen Jonker Warnart van Merode, Jonker Thomas van Merode, Adriana
van Merode wed. Gerrit van Strijthagen, kinderen van wijlen Jonker Johan
van Merode. als rechthebbende bij testament van wijlen Joffr. Clara van
der Nijkercken, enerzijds, en Henrik van Nes, rentmr. van Noordeloos ,,als
texploict geaccepteert hebbende” voor de Furst-Gravinne van Aremberch als
erfgename van wijlen Heer Cornelis van Bergen, in leven Heer van Zevenbergen,
ter andere zijde (vgl. Ned. Leeuw 1940, k. 124).
Op 23 april 1556 waren bij besluit van Karel V gelegitimeerd Thomas en
Clara van Nieuwkereke, broeder en zuster, natuurlijke kinderen van Dns.
Nob. Thomas van Nieuwkercke, priester, kanunnik en deken van St. Jan te
Utrecht, verwekt bij Elisabeth Riehaldi (die ook de moeder was van Geertruid
van Velsen) ,” vrije ongehuwde vrouw (Utrecht, bij het stadsarchief
bewaarde archieven, nr. 622).
Waarschijnlijk was Geertruid van Velsen ook een natuurlijke dochter ‘van
Elisabeth Rijcken. Deze wordt nooit ,,weduwe van Lambert van Velsen”
genoemd, zoals men toch zou verwachten, indien zij met hem gehuwd was
geweest.
[6]) De natuurlijke vader van Thomas en Clara was Jonker Thomas van Nykercken (von Neukirchen), kanunnik en deken van St. Pieter (1515-28). daarna
kanunnik en deken van St. Jan, overl. Utrecht 19 aug. 1556, zoon van Johann
von Neukirchen, ridder, Herr zu Neukirchen (bij Wevelinghoven, Rijnland),
en Clara van Ameldonck (Rijksarch. Utrecht, Kapittel ten Dom nr. 4274,
Gem.-arch. Utrecht, Bij het stadsarchief bewaarde archieven. nrs. 567, 597,
618, 620, e.a.).
Catharina von Neukirchen, kennelijk een zuster van Thomas, was vóór 1494
gehuwd met Gerhard von Merode, zn. van Wilhelm II, Herr zu Buir, en N.N.
Zijn enige zoon Johann, Herr zu Neukirchen, tr. Ida Mohr von Wald.
Deze Johan van Merode werd door Thomas van Nykercken in zijn testament
zijn neef genoemd. Hij had een ongehuwde zoon Otto en voorts Thomas,
Adriana tr. Gerard van Strijthagen tot Zeveren (bij Amby), en Werner,
ridder, burgemeester van Düren. Deze waren de erfgenamen van Clara
van Nykercken, mede genoemd in de sententie van het Hof van Holland
van 1586 (E. Richardson, Geschichte der Familie de Merode, Praag 1877-81,
I. 64 e.v., II, 241).
[7]) Deze Thomas was de oudste zoon van Dr. Johannes Heurnius, III in Ned.
Adelsboek.
[8]) De naam van de klok die geluid werd.
[9]) Er staat in de getypte copie 2 aug. Waarschijnlijk moet dit 12 aug. zijn, gezien de Leidse overlijdensdatum.
[10]) O.m. de in noot 1) genoemde bronnen en bovendien ook nog Nederland’s Adelsboek 1914.
[11]) Universiteitsbibliotheek Utrecht, Handschriften, nr. 1828, 113.
[12]) Van Buchell, die op 1 mei 1583 te Leiden als student in de letteren werd ingeschreven, maakte later nog een buitenlandse reis samen met Johannes Heurnius, de zoon van de professor, die in Leiden medicijnen studeerde. Hij heeft de familie dus goed gekend.
[13]) Hij werd te Utrecht overluid: ,$em XIIa Nov. 1606 in obitu et funere generosi domini Johannis de Hornes, baronis in Bocxtel, comites in Bausigny, etc.
Salvator quinquias xxx fl.”
[14]) Jacob Cornelisz. van Meurs (Meursius) werd te IJsselstein geboren in 1550. Hij werd priester en kanunnik te Utrecht. In feb. 1576 verdween hij uit het klooster met een linnennaaister uit de Lauwerssteeg. Hij huwde deze jongedame en werd in 1578 geref. predikant te Loosduinen. In 1616 ging hij met emeritaat.
Cf. ,,Diarium van Arend van Buchel”, blz. 41; C.B.v.G., collectie Regt.
[15]) F.L. Hartong, Register der protocollen van notarissen in Nederland, Rotterdam, 1916.
[16]) Alg. Rijksarchief, rechterl. archief Woerden nr. 78.
[17]) Id., id., nr. 2.
[18]) Ned. Leeuw 1951, k. 259 en 260.
[19]) Vgl. ,,Kronyk van het klooster Maria-Wijngaard te Weert” in Publ. Soc.
Hist. et Arch. Limb., jg. 1875.
[20]) Goethals schrijft in zijn ,,Histoire généalogique de la Maison de Hornes”:
,,Jacques III comte de Hornes fut chargé en 1519 d’une ambassade en Angleterre.”
Hoe lang het verblijf van Jacob III in Engeland heeft geduurd blijkt niet. Maar zou ‘t niet mogelijk zijn, dat Jacob III zich bij afwezigheid van zijn (veronderstelde) halfbroeder over diens wees geworden zoontje heeft ontfermd en het heeft medegenomen naar Engeland ? Dit zou het verblijf van Otto in Engeland op een meer voor de hand liggende wijze verklaren, dan het onwaarschijnlijk klinkende verhaal, dat hij door zijn IJsselsteinse familieleden daarheen gestuurd was.
[21]) Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nr. 163 e.v.
[22]) Algemeen Rijksarchief Brussel, Grote Raad van Mechelen, nr. 36.
[23]) Zie o.m. Dr. Daniël van Wely O.F.M., ,,Horne en de Minderbroeders”, Weert 1961; Dr. Daniël van Wely O.F.M., ,,Liber Recommendationis Conventus Werthensis O.F.M. ‘, Weert 1961; J. baron van Hövell tot Westerflier, ,,De Memorietafel van Johanna van Meurs”, Bulletin Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, 1964, 2; M. J. Wolters, ,,Notice historique sur l’ancien comté de Hornes”, Gent 1856, enz.
[24])Na de dood van graaf Johan III kwam het graafschap Horne aan zijn stiefzoon Philips de Montmorency. Deze is de bekende ,,graaf van Hoorne”, die, tezamen met Lamoraal van Egmond, op 4 juni 1568 te Brussel werd onthoofd. Over de erfopvolging is nóg jaren geprocedeerd. (Zie o.m. Rijksarchief Arnhem, Civiele processen Hof van Gelderland, 1577 nr. 30, bevattende zeer uitvoerige genealogische gegevens over alle takken der van Hornes en vele extracten uit leenregisters van Gelre en Brabant; ,,Historische und Genealogische Prüfungen über die von weiland Herrn Grafen Johan den III. zu Horn . . . festgestellte Successions-Ordnung . . ., 1754 (Rijksarchief Maastricht).
[25])Algemeen Rijksarchief ‘s-Gravenhage, Inv. Arch. der Heren van Altena, regest nr. 107.
[26]) Inv. Archief Nassause Domeinraad, II, regesten 1238 en 1239.
[27]) Hieruit twee kinderen: Claudina, tr. vóór 1563 Johan Hompesch h. tot
Titz, en Johan van Horne, schout van Horne 1571, tr. Constantia van der
Heyden, dr. van Michiel, burgemr. van Antwerpen, en Margaretha Salomon.
(R.A. Maastricht, rechterl. archief Weert, nr. 138 en 139, div. akten).
[28]) Volledige tekst van dit testament in M. J. Wolters, ,,Notice historique sur
l’ancien comté de Hornes”, Gent 1850. In 1546 was Richard aanwezig op
een vergadering van ingelanden van het Land van Altena te Woudrichem,
vgl. Ned. Leeuw 1961, k. 234.
[29]) F. V. Goethals, ,,Histoire généalogique de la Maison de Hornes”, Brussel, 1848.
[30]) In de heraldische collectie Muschart op het Centraal Bureau voor Genealogie wordt als oudste zegel met dit wapen vermeld een zegel van Thomas Heurnius, raad, rentmr.-generaal van de Dom, d.d. 17 nov. 1626.
[31]) Vgl. Goethals, die meerdere facsimile-handtekeningen geeft.