De Abdij van Herkenrode

Herkenrode heeft een bijzondere band met de van Hornes. Hier bevonden zich de ramen waarin Jan van Horne en zijn echtgenote Anna van Egmond afgebeeld zijn en nu in de kathedraal van Lichfield te bezichtigen zijn.

Het vensterkwartier met Jan van Horne en Anna van Egmond te Lichfield

Herkenrode heeft ook een link met de familie van de Ven uit hoofde van de persoon Johannes van de Venne, ‘visser’ ( Piscator Hominum? ) te Herkenrode die 2/3 deel grond in de buurt van Willem van Cuijk verlicht ca. 1364.

Uit: Le livre des fiefs du comté de Looz sous Jean d’Arckel
geredigeerd door Camille De Borman

De Abdij van Herkenrode, een voormalig klooster voor cisterciënzerinnen met abdijhoeve en bedrijfsgebouwen, is gelegen op de zuidelijke Demeroever in Kuringen, een deelgemeente van de stad Hasselt in Belgisch-Limburg. Het geheel is gelegen te midden van een sinds 1974 beschermd bos- en landbouwlandschap, en toegankelijk langsheen twee dreven.[1][2]

Herkenrode is afgeleid van enerzijds het Keltische woord arikaverkleinwoord van ara (dat rivier betekent) en anderzijds rode dat open, ontgonnen plaats in een bos betekent. Herkenrode staat dus voor een open plaats bij een beek.

Geschiedenis

De abdij werd volgens een onderzoek van de universiteit van Utrecht (2013) – zie verder – in 1192 gesticht door Gerardgraaf van Loon. Hij verkocht een deel van zijn domein aan een broeder uit de cisterciënzer abdij van Aulne, die er een klooster voor cisterciënzerinnen stichtte. De verkoop was bedoeld om zijn deelname aan de Derde Kruistocht te financieren. Sommige geschiedschrijvers vermelden dat hij door de prins-bisschop van Luik verplicht werd om de abdij te stichten tot verzoening voor het verbranden van de collegiale kerk te Tongeren. Daarnaast gaf hij een aantal tienden als onderpand voor een lening. Omdat de graaf overleed bij het beleg van Akko, kon hij zijn lening niet terugbetalen en verwierf het klooster aanzienlijke rijkdommen. In 1217 werd de abdij opgenomen in de orde van Cîteaux. Zij was de eerste en werd de grootste en rijkste vrouwenabdij van die orde in de Nederlanden. De religieuzen rekenden zich tot “des nobles dames de l’ordre de Cîteaux du comté de Looz”. (adellijke dames van de orde van Cîteaux van het graafschap Loon)

De graven van Loon waren enkele jaren voordien verhuisd van Borgloon naar Kuringen, op 2,5 km van de plaats waar de abdij werd opgericht. Zij waren verwikkeld geraakt in een strijd met enkele andere machtsblokken. Hun hoofdburcht in Borgloon werd in 1179 vernield en ze weken uit naar de burcht (het latere Prinsenhof) in Kuringen. Vanaf graaf Gerard I werden alle graven in de abdijkerk van Herkenrode begraven. Enkel de laatste graaf, Diederik van Heinsberg, werd hier niet begraven omdat de abdis zijn begraving weigerde nadat hij in de ban van de kerk was geslagen. Ze wist niet dat die ban al was opgeheven. Uiteindelijk vond de graaf zijn laatste rustplaats in de nu verdwenen kerk van het Augustijnenklooster in Hasselt. Na het overlijden van de laatste graaf ging Loon, na jaren van strijd en discussie, in 1366 over in handen van het Prinsbisdom Luik. Ook met de prins-bisschoppen had de abdij goede relaties in het bijzonder met Everhard van der Mark die regelmatig verbleef in het Prinsenhof in Kuringen ten tijde van abdis Mechtildis de Lechy. Hun wapenschilden prijken in het poortgebouw van de abdij dat dateert van 1531.

Onlusten, vooral in de 15e eeuw, zorgden voor een sterk verval. Vanaf omstreeks 1500 kende de abdij een heropbloei onder impuls van daadkrachtige abdissen zoals Mechtildis de Lechy, Anna Catharina de Lamboy en Barbara de Rivière d’Arschot. In de 18e eeuw plande abdis Anna de Croÿ (1744-1772) zelfs een totaal nieuwe abdij naar een ontwerp van architect Laurent Benoit Dewez. Slechts de imposante 50 m lange Abdissenresidentie Herkenrode in classicistische stijl is daarvan in 1768 gerealiseerd. De residentie bevat een aantal zalen gedecoreerd door schilder Franz Anton Brändl(1720-1782) uit Praag die sinds 1749 in Hasselt woonde, zoals de blauween grijze zaal. Een weids Engels landschapspark van ruim 10 ha met uitheemse boomsoorten naar de idee van Capability Brown sluit met een ruim terras aan op de achterzijde van het gebouw.

Uit een goederenregister van 1793 blijkt dat Herkenrode met zijn 3.108 ha grondbezit, veertien grote agrarische bedrijven en nog enkele woningen, een van de rijkste abdijen in de Nederlanden was.

In de abdij resideerden twee soorten zusters: koordames en conversen of werkzusters naast enkele mannelijke religieuzen, de pachter van de abdijhoeve, gasten, pelgrims en ambachtslui van allerlei slag.

Na de invallen van het Franse bezettingsleger werd de abdij eind 1796 opgeheven. Na de verkoop aan Claes en Libotton takelden de gebouwen langzaam af. In 1826 verwoestte een brand grote delen van de kerk, die ingericht was als werkplaats met weefgetouwen. Eerder verving men de brandglasramen door klaar vensterglas. In 1844 werd tot de afbraak van de ontstane ruïnes overgegaan. Daardoor verloor Herkenrode ook het bovengronds mausoleum van de graven van Loon. De kerk, op de plaats van de eerste middeleeuwse kerk, dateerde uit het begin van de 16e eeuw. Zij was 64 meter lang en 10 meter breed. (20 meter langer en 2 meter smaller dan de Virga Jesse basiliek in Hasselt.)

De abdij had drie refugehuizen (vluchthuizen) die er nog zijn, weliswaar met een andere bestemming: in Hasselt in de Maastrichterstraat (1544) (zie Refugehuis van de Abdij van Herkenrode), in Maastricht in de Kommel (1574) en in Sint-Truiden in de Schepen Dejonghstraat (1624).

Indrukwekkende restanten

Monstrans uit 1286

De kruisdraging. (nu in de kathedraal van Lichfield (GB))

Van het twaalfde-eeuwse klooster is niets bewaard gebleven. De onderbouw van de molen aan de Demer kan nog uit de vroege fase dateren. De gebouwen die nu nog te zien zijn, waaronder het monumentale poortgebouw (1531), de watermolen op de Demer, de infirmerie (ziekenhuis) (1658), de hoevegebouwen (1656 – 1740), de tiendschuur (1656 zoals het chronogram “L’AbonDanCe De DIeU” vermeldt) en de residenties van de abdissen (1538 en 1774), dateren allen uit de 16de-18de eeuw.

Een deel van de kunstschatten uit de kerk zijn elders bewaard gebleven:

  • Het barokke hoofdaltaar, werk van Jean Del Cour (1631-1707) en de grafmonumenten van twee abdissen, Anna Catharina de Lamboy († 1675) en Barbara de Rivière d’Arschot († 1744), werden overgebracht naar de Virga Jessebasiliek in Hasselt.
  • De glasramen zijn samengebracht in zeven vensters van de Lady Chapel in de kathedraal van Lichfield (Engeland). Zij stellen scènes voor uit het nieuwe testament en afbeeldingen en wapenschilden van de schenkers, historische figuren uit de zestiende eeuw, en behoren tot de best bewaarde glaswerkensembles uit de Vlaamse renaissance. Ze vallen op door de uitzonderlijke kwaliteit van hun technische uitvoering, door de tekening, de kleuren en de wijze waarop het glas werd gesneden. Zij zijn van de hand van twee kunstenaars, Marten Tymans uit Antwerpen en Lambert Spulbergh uit Mechelen en dateren van de jaren 1532-1539. Stijlstudie onthult een sterke invloed van de Antwerpse school en het gebruik van getekende of gegraveerde composities afkomstig uit het atelier van Pieter Coecke van Aelst. Abdis Mechtildis de Lechy liet ze maken. In 1802 werden ze door de toenmalige eigenaar verkocht aan een Engelsman op doorreis die ze grotendeels verkocht aan de anglicaanse kathedraal van Lichfield. In 2015 werden zij grondig gerestaureerd. Ook kwam glaswerk terecht in een viertal andere kerken in Engeland.
  • De majolica-tegelvloer uit het koor is te bewonderen in het Jubelparkmuseum in Brussel. De tegelvloer in Antwerps plateel werd gelegd in achthoeken, bestaande uit een vierkante tegel met een afbeelding en vier zeshoekige tegels met bloemmotieven. Abdis Mechtildis de Lechy bestelde deze vloer in 1532 bij Petrus Frans van Venedigen in Antwerpen. In 1888 verkocht de toenmalige eigenaar 505 van de majolicategels aan het Jubelparkmuseum in Brussel
  • Een rijkelijk versierd antifonarium (een verzameling van liturgische gezangen) uitgewerkt op perkament. Dit unieke exemplaar, in 1544 besteld door Mechtildis de Lechy, wordt nu bewaard in de abdij van Gethsemani in Kentucky.
  • Vijf bladen van een dertiende-eeuws cisterciënzer martelarenboek bevinden zich in de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht.[4] Deze bladen zijn in de achttiende eeuw gebruikt om ermee nieuwe boeken in te binden. In de marge van het blad van 29 september staat een notitie met de stichtingsdatum van de abdij van Herkenrode. In tegenstelling tot in andere bronnen genoemde datum van 1182, staat hier juist het jaar 1192. De bladen zijn ook bijzonder, omdat ze het oudste bekende overgeleverde handschriftelijk materiaal uit de abdij van Herkenrode zijn.[5]
  • Een aantal schilderijen, waaronder statieportretten van tal van abdissen, is te zien in de Sint-Quintinuskathedraal (Hasselt), in het stadsmuseum in Hasselt en in het klooster van de Kanunnikessen van het Heilig Graf in Herkenrode.
  • Een deel van de grafsteen van Margareta van Stein, abdis van 1303 tot haar dood in 1333, bewaard op het terrein van de abdijsite, achter de grijze loods.
  • 47 schedelrelieken en een aantal botten en reliekhouders, samen 114 stuks, elk gehuld in waardevol middeleeuws textiel, versierd met gouddraad, rivierparels en vergulde plaatjes. Dat maakt ze tot een van de grootste reliekenverzamelingen van Vlaanderen. Zij zouden volgens de legende toebehoren aan de elfduizend maagden die samen met de Heilige Ursula werden vermoord in Keulen. Het grote aantal maagden is een vergissing te wijten aan het verkeerd lezen van de tekst XI M V als 11.000 Virgines in de plaats van 11 Martyres Virgines (11 Martelaressen Maagden). De relieken werden door abt Willem van Ryckel (1248-1272) uit Sint-Truiden aan de abdij van Herkenrode geschonken. In de 15de eeuw was er in de abdij een apart altaar waar de relieken voor de bedevaarders werden tentoongesteld. Sinds 1826 werden ze bewaard in de kerk van Kermt. Vanaf 1993 worden ze bewaard in de Sint-Quintinuskathedraal (Hasselt). De mogelijkheid om ze weer aan het publiek te presenteren wordt onderzocht.

Topstukken opgenomen in de lijst van het beschermde culturele erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap

  • In het Hasseltse stadsmuseum bewaart men een verguld zilveren torenmonstrans uit 1286 – de oudst bekende ter wereld – in Parijs gemaakt in opdracht van de abdis van Herkenrode. Daarin werd sinds 1317 een miraculeuse hostie, het Sacrament van mirakel, bewaard.
  • In de Provinciale Bibliotheek van Limburg bewaart men een aflaatbrief in 1363 uitgevaardigd door Paus Urbanus V waarbij de gelovigen die de abdijkerk op bepaalde dagen bezochten een veertigdaagse aflaat kregen. Hij is versierd met een afbeelding van de abdijkerk waaruit een processie vertrekt waarin het Sacrament van mirakel in de torenmonstrans van 1286 wordt meegedragen.
  • Van acht monumentale schilderijen, De deugdzame vrouwen van Lambert Lombard, uit de 16de eeuw, kwamen er vier in de kerk van Stokrooie terecht en werden daar pas in 1981 ‘ontdekt’ als werk van de beroemde renaissancekunstenaar. De vier andere bevinden zich in het museum Grand Curtius in Luik; allen werden in 2006 gerestaureerd en toen tijdelijk in Luik tentoongesteld.
  • Enkele restanten van de glasramen die in Herkenrode bleven na de verkoop van de glasramen aan de anglicaanse kathedraal van Lichfield stellen wapenschilden voor en bevinden zich in het stadsmuseum in Hasselt.

De torenmonstrans, de aflaatbrief, de vier schilderijen van Lambert Lombard in de kerk van Stokrooie en de restanten van de glasramen die in Herkenrode bleven zijn erkend als ‘topstukken’ van het culturele erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap.

  • Versiering bovenaan de aflaatbrief uit 1363
  • Een van de schilderijen van Lambert Lombard (nu in de kerk van Stokrooie)

Herkenrode nu: van roemrijk verleden naar project voor de toekomst

Het klooster van het Heilig Graf met een permanente tentoonstelling over de Orde van het Heilig Graf

In 1972 kochten de kanunnikessen van het Heilig Graf een deel van het domein: de 18de-eeuwse abdissenresidentie met het landschapspark en de bouwvallen van het 16de-eeuwse abdissenverblijf en vestigden er in 1974 een klooster en een bezinningscentrum. In 1982 kochten zij ook de infirmerie uit 1658 en de resten van de vervallen 16de-eeuwse zusterverblijven. Het 8 ha groot landschapspark wordt sinds 2015 beheerd door het Agentschap Natuur en Bos.

Een nieuw klooster voor de gemeenschap van de zusters werd vanaf 1985 gebouwd op de nog aanwezige fundamenten en gewelven van het ‘oude’ abdissenkwartier uit 1538. Een jaar nadien werd ook de kloosterkerk in hedendaagse architectuurstijl gebouwd. Architect Lucas Van Herck ging hierbij uit van een filosofie die het patrimonium behoudt en toch ook dynamisch verder ontwikkelt. Dit betekende historiserende restauratie, curatieve conservering, invularchitectuur en nieuwbouw.

De moderne kerk, steeds voor het publiek toegankelijk, is opgevat als een centraalbouw met in het midden een ‘volle leegte’ waar het altaar vooruitgeschoven is opgesteld. Rondom dit centrum zijn het koorgestoelte voor de kloostergemeenschap en de tribunes voor de gasten geschikt. Belangrijk voor de spiritualiteit van de Grafzusters is de open grafkamer van de Verrezen Christus, rechts van het altaar.

Tot eind 2014 was er een bezinningscentrum gevestigd in de classicistische ‘nieuwe’ Abdissenresidentie Herkenrode.[6]

In de overwelfde kelders van het 16de-eeuwse abdissenverblijf bevindt zich sinds september 2012 een permanente tentoonstelling over de Orde van de Kanunnikessen van het Heilig Graf. In drie opeenvolgende ruimtes wordt het verhaal verteld van de oorsprong en verspreiding van de Orde, hun invloed en verspreiding in Limburg en Hasselt en het leven en de spiritualiteit van de zusters.

Sinds 2018 is ook de noordvleugel (1538) van de vier vleugels gegroepeerd rondom een rechthoekige binnenplaats gerestaureerd.

Ontsluiting van de abdijsite

In 1998 werd het andere deel van het domein, 105 ha groot, met het poortgebouw, de watermolen en de hoevegebouwen verworven door het Vlaams Gewest, die de gebouwen in beheer gaf aan de erfgoedorganisatie Herita.

Architect Herman van Meer stelde in opdracht van Erfgoed Vlaanderen, nu Herita, in 2001 een masterplan op voor de ontsluiting en benadering van de gehele site en vervulde de opdracht voor de restauratie en aanpassing van de gebouwen. De tentoonstellingsinrichting en scenografie werd verzorgd door Mimesis.

Opgravingen begonnen in 2004 op de plaats waar de kerk en een aantal kloostergebouwen stonden. De volledige kerk en het herenhuis werden blootgelegd. Resten van het omvangrijke grachtensysteem werden teruggevonden. In de overblijfselen van het gastenverblijf werd een kleine laat-16de-eeuwse beerput opgegraven. Het kloosterpand kan nu volledig worden in beeld gebracht aan de hand van de opgravingen (o.a. kapittelzaalreftersacristie).

Restauratie van het landschap

Het landschap rondom de abdij wordt heringericht, inclusief de waterlopen, met de toestand van 300 jaar geleden als model. Onder meer wordt de Demer weer in zijn oorspronkelijke bedding, de huidige Tuilterdemer, gelegd en zal zijn waterkracht leveren aan de Tuiltermolen. Vijvers worden weer aangelegd ongeveer op de plaats waar zij vroeger veelvuldig aanwezig waren. De cisterciënzerinnen aten veel vis. Zij volgden immers de regel van Benedictus die voorschreef geen vlees te eten van dieren die op vier poten lopen. Een appelboomgaard van een honderdtal verschillende appelsoorten (hoogstam) en een kersenboomgaard zijn reeds aangelegd.

Bewegwijzerde wandelpaden werden ingericht en een kruiden- en inspiratietuin van 2 hectare, met meer dan 400 kruiden en planten en een 200 meter lange loofgang, is opengesteld voor het publiek. (zie Kruidentuin Herkenrode). Je betreedt de tuin langs een zonnewijzer ‘waarin de mens betrokken is’ gelegen op de langste ononderbroken meridiaanlijn ter wereld (225 m).

Restauratie en herbestemming van de gebouwen

Sinds 2002 is de tiendschuur uit 1656, ten tijde van abdis Anna Catharina de Lamboy, met een oppervlakte van 1000 m² en 15 m hoog, deels met steun van privésponsors gerestaureerd. Concerten, allerlei evenementen en feesten vinden er plaats.

Begin mei 2007 is de restauratie van het Poortgebouw Herkenrode voltooid. Dit gebouw van 1531, ten tijde van abdis Mechtildis de Lechy, is het eindpunt van een lange dreef afgeboord met een dubbele rij bomen. Het gebouw dat toen al een knooppunt was in de abdijsite heeft als functies: tentoonstellingsruimte, conferentie- en seminarieruimte.[7]

De portierswoning biedt sinds midden 2009 een onderkomen aan de administratieve diensten.

In het hoevegebouw is er vanaf september 2011 een belevingscentrum. Daar maakt de bezoeker een reis door de tijd vanaf het begin van Herkenrode. Hij wordt meegevoerd in een verhaal van voor- en tegenspoed, van oorlog, ziekte en geweld, maar ook van de financiële en culturele rijkdom van de cisterciënzerinnen. De tocht maakt hij met een gids of met een virtuele abdis in een audiogids. Het aanwenden van oorspronkelijk beeldmateriaal, ensceneringen, filmopnames met acteurs, klankdecors, realistische opstellingen en info- en opzoekkiosken maken van het bezoek een totaalervaring. Het verhaal van Herkenrode wordt bovendien in een ruim historisch kader geplaatst en verbonden met Hasselt, Limburg, Vlaanderen, maar ook met Europa.

Naast de restauratie wordt ook de commerciële exploitatie een belangrijk aandachtspunt in de ontwikkeling van de site.

Eind 2013 vestigde uitgeverij Clavis zich in de hoevegebouwen met o.a. een educatief centrum Willewete. Dit centrum werkt samen met de hogeschool PXL en heeft als doel kinderen helemaal te laten opgaan in taal, wetenschap, geschiedenis en multimedia.

Begin 2015 werd de restauratie van de paardenstallen voltooid en mits een uitbreiding met een passiefbouw ingericht tot eet- en drinkgelegenheid.

Sinds 2016 is het molenhuis gerestaureerd en geschikt voor tentoonstellingen. Het molenwerk van een Genkse watermolen is erin geplaatst. Vrijwilligers van Molenzorg Zuid-Limburg herstelden in een periode van 10 jaar geduldig het binnenwerk van de watermolen. In de aftakking van de Demer stroomt (nog) te weinig water om het te laten functioneren. Een molenwiel ontbreekt overigens.

Een jaarlijks terugkerend evenement op de site is ‘de Sage van de Eenhoorn’ een magisch-middeleeuws familiespektakel met tal van voorstellingen en activiteiten voor jong en oud op Pinksterzondag.

Grafsteen van abdis Margareta van Stein

Ook de restauratie van een groot deel van de Tuiltermolen, een watermolen aan de westelijke rand van het domein, is gerealiseerd. Tijdens die werken werd een deel van de grafsteen van Margareta van Stein, abdis van 1303 tot 1333, teruggevonden. In het molengebouw waren destijds drie molens: een graanmolen, een olieslagmolen en een schorsmolen.

De Tuiltermolen is eigendom van het ANB (Agentschap Natuur en Bos). In een deel van de gebouwen is Herkenrode vzw (niet te verwarren met Abdijsite Herkenrode vzw) gevestigd die als vrijwilligersorganisatie van daaruit werkt aan de realisatie van haar missie: “bijdragen aan het ontsluiten en doorgeven van het materiële en spirituele erfgoed van de cisterciënzer beweging in het algemeen en de cisterciënzerinnen op Herkenrode in Hasselt in het bijzonder” o.m. met publicaties, het organiseren van reizen naar cisterciënzer abdijen in Europa, het ontwikkelen van abdijproducten en het bevorderen van kruiden in haar kruidenkenniscentrum. Vanuit het andere deel (de schuur uit 1746) beheert een boer de gronden en graasdieren rond de abdij (72 ha).

Het bakhuisje van de Tuiltermolen is hersteld door cursisten van de VDAB. Brood en ander gebak wordt er bij gelegenheid gebakken.