Maximiliaan van Horne (1480-1542)

Maximiliaan van Horne

Wapenvoering:

Kwartieren Horne, Gaasbeek, Horne, Houtkerke.

Maximiliaan van Horne (1480 – 3 februari 1542) was een edelman uit een jongere tak van het huis Horne.

Hij was zoon van Arnold van Horne en van Margaretha van Montmorency.

Hij was heer van HoutkerkeHeezeGeldropGaasbeek en Sint-Winoksbergen, en burggraaf van Veurne. Als rechtstreekse afstameling van het huis Horne vocht hij het legaat aan waarbij Jan van Horne het graafschap Horne toewees aan aan zijn stiefzoon Filips van Montmorency.

Hij was kamerheer van Filips van Oostenrijk, vervolgens van keizer Karel V en werd in 1515 ridder in de Orde van het Gulden Vlies.

Hij trouwde in 1504 met Barbara van Montfoort. Zij was de dochter van Jan III van Montfoort en Wilhelmina van Naaldwijk.

Hun kinderen waren:

Jan van Naaldwijk, auteur van ‘de Kronieken van Holland’ stond bij haar nicht Barbara van Montfoort zwaar in het krijt. Als minder gefortuneerde van een adellijke familie was zij in staat geweest te huwen met iemand uit de hogere adel. Hij zegt over haar ‘heeft mij also voel doechs ghedaen […]c hoer mijmermeer voldancken’, en mach waerom jc […]dich bin altijt voer hoer te bidden ende hoer dijenen […] sij mijn van doen mach hebben‘.

Jan had een goede rede het goed met haar te vinden, Maximiliaan bevond zich in de hoogste kringen van het Bourgondisch hof als ridder van het gouden vlies in 1515 en ontvanger van een brief van Erasmus in 1521. In de kabinet van bijzondere boeken van de VU bevindt zich een prachtig gebonden en met kalfsleer en goed bedrukt exemplaar van de uitgegeven werken van Erasmus dat waarschijnlijk aan zijn zoon Maarten van Horne heeft toebehoord.

Vertoon van macht: een tekening van Maximiliaan van Horne en Barbara van Montfoort voor de orkaan die Brusselse OLV kerk op Zavel trof in de 19e eeuw. Wat nu nog is overgebleven zijn louter de familiewapens van de originele vensters.
Een opname door

De Horne familie- en aliantiewapens zoals ze heden ten dagen prijken in in de de N.D. au Sablon te Brussel

Beschrijving van het venster door Hyacinthe de Bruyn o.a. président de Comité archeologique du Brabant, etc. uit 1870.

Voorouders

Voorouders van Maximiliaan van Horne
OvergrootoudersJan van Horne (1380-1436)
∞ 1410
Margaretha de la Tremouille (1368-1420)
Johan II van Lannoy (1410-1493)

Johanna Tyrel van Brimeu (1410-1459)
Johan II van Montmorency (1400-1477)

Johanna van Fosseux (1401-1431)
Johan IV van Gent-Villain (-1450)

Gundola Raes van Ibermont (1395-1439)
GrootoudersFilips van Horne (1421-1488)
∞ 1450
Johanna van Lannoy (1430-1475)
Johan III van Montmorency (1422-1477)

Gundola van Gent-Villain (-1485)
OudersArnold van Horne (1460-1505)

Margaretha van Montmorency (1440-)
Maximiliaan van Horne (1480-1542)

Maximiliaan onderhield contacten met de filosoof Desiderius Erasmus (1466-1536) en correspondeerde ook met met Hugo de Groot.

Een brief aan Erasmus (over een boek dat hij was vergeten te retourneren?):

Cum nil mutuum dari soleat nisi spe idem in genere suo idem recipiendi, tandem mi Groti Erasmi libellum tuum remitto, quem utendum sane non possidendum dederas. Fateor me ita lentum in relegando illo fuisse ut vix illegitimae usurpationis notam effugerim, usufructum quidem illius mihi concesseras, sed solummodo usufructum, quem scio a iurisperitis definiri ius alienis rebus utendi, fruendi, sed ad tempus legibus definitum, et salva rerum substantia. Sed heus usucapionis potius titulum me mihi adsciscere viderer, ni in integrum iam restitutionem pararem, adiectione alioquin dominii per continuationem possessionis periculum fuisset ne in illum tandem ius usurparem. Quidquid id sit, agnosco culpam, quam primo nostro occursu amica me libatione expiaturum spondeo. Vale et amicitiae hostimentum redditum puta. Hoesdae Prid. Non. Aug. 1509.

Tuus quamdiu vixerint Musae
Maximilianus de Hornes.

….. vander Mylio (salutem) amicissimam.

Kasteel van de Graven van Hornes
Kasteel Brakel (Braine le Château)

Zijn grafbeeltenis door Jean Monne is nog steeds te vinden in de kerk tegenover het kasteel in Braine le Chateau.

De bronafbeelding bekijken

Chronologie

1504 januari 10
Maximiliaan van Horn, burggraaf van Berghen, bekrachtigt de overeenkomst van 1503
december 7, (regest nr. 1589)

Grauwels III nr. 2109

fol.5v vonnisnr. 3

Proces tussen de ingezetenen van het dorp LEENDE en de Heer MAXIMILIAEN VAN HOERNE Heer van Gaesbeke en Leende – de inge­zetenen van Leende verklaren dat de dorpen HEEZE & LEENDE te leen worden gehouden van de Hertog van Brabant, zij vallen onder de protectie van de BLIJDE INCOMSTE en ze bezaten een gemeenschappelijke heide genoemd ‘die gemeynte van Heze ende Leende’ waar ze altijd turf hebben gestoken, hun beesten op gedreven hebben enz. –  ook ontstaat discussie over de BIJEN­TIEND – in het stuk worden de grenspalen genoemd ‘te wetenen van beneden VOSTERVOERT totten OUDEN GALGENBERCH toe ende vanden ouden Galgenberch totten NUWEN GALGENBERCH ende van dair voirts tot INT POYEERS opten NAECTEN MAN by den ADEER­COLCK’ – er wordt verwezen naar oudere retroacta – zeer lange acte tot fol.15 – 14 juli 1529.

FICHE 8 inventarisnummer 576  periode 1529

============================================================

fol.360 vonnisnr. 229

ARNT VAN HOEGHTEN met zijn consorten inwoners van LEENDE contra JAN WOUTERS de SCHOUT van de HEER MAXIMILIAAN VAN HOIRNE over het gebruik van de gemeynt – in de acte verschij­nen de vorsters van LEENDE HEEZE en GELDROP – er is in het stuk sprake van het HEILIG SACRAMENT in de kerk van LEENDE en van een BEDEVAART naar ROME of SINT JACOP in GALLICIE en het laten zetten van een glazen venster in genoemde kerk ter waarde van 30 Karolus guldens en vele andere betalingen – interes­sante acte – bijzonder lange acte – 9 april 1529.

13-3-1506: Barbara van Montfoerde, hulde door Jan Potter die Oude, schout te Naeldwijck, na
overdracht door haar moeder Wilhelmyne van Naeldwijck, gehuwd met heer Jan, heer van
Montfoort (6463, fol. 11 en 6484, fol. 153v).
16-5-1510: Pieter Hanneman na overdracht door Barbara van Montfoert, gehuwd met Maximiliaen van Hoerne, heer van Gaesbeecke, met recht van lossing (6463, fol. 55v).

Hogenda Lek en Polananen

============================================================

May 19/29.Maximilien de Hornes to Walsingham.
I send the bearer, Capt. Zuderman, with instructions which he has orders to communicate to you, praying you to give him credit and to favour him. My confidence in your affection for the common welfare of all these countries leads me to make this request and also to ask you to move the Queen, by her succour, to preserve them from the Spanish yoke, which cannot but redound to her greatness and to the good of her crown. For myself, I desire nothing more earnestly than to see us all English and the subjects of her Majesty. The continual hope of all these peoples to have her for their sovereign princess and to be united to the crown of England shows sufficiently their affections in this regard. May God guide all to his glory and the good of both countries.—Ostend, 29 May, 1585.
Signed. Add. Endd. “From M. de Lockre.” Fr. 1 p. [Flanders I. 25.]
Enclosing,
Instructions for Capt. Zuderman, sent to the Earl of Leicester and Mr. Walsingham by M. de Locre and the garrison of Ostend.
To represent the state of the town, which is expected shortly to be besieged, it being impossible for the States to provide it with what is necessary, by reason of their great charges on all hands.
To beg them to intercede with her Majesty to send them five or six hundred men levied at her expense, to be distributed amongst the companies in the garrison; also munitions of war, victuals and money, without which they can hardly maintain themselves.
To say that these requests proceed both from the necessity in which they find themselves, and also and chiefly from their hope that God will inspire her Majesty to take these countries under her protection and be their sovereign princess, for which end they know that the General States will shortly make suit to her. And if she will succour this important place, which may well be called the citadel of Flanders, they will, in return, employ their lives in her service.—Ostend, 29 May, 1585.
Signed, Maximilien de Hornes. Endd. Fr. 1½ pp. [Ibid. I. 25a.]
May 19/29.The Spanish King to “Licenciado Scobar,” his Corregidor of the Signory of Biscay.
I have caused a great fleet to be put in readiness in the haven of Lisbon and the river of Seville; and there is required, for the transport of the soldiers, arms, victuals and munitions to be employed in the same, great store of shipping of all sorts against the time of service.
That choice may be made of the best, I require you, upon sight of this letter, circumspectly and secretly to take order for the stay and arrest of all shipping found upon the coast and in the ports of the said Signory; without excepting any of Holland, Zeeland, Esterland, Germany, England and the other states and seignories that are in rebellion against me, saving those of France, which being little, of small burden and weak, are thought unfit to serve the turn. The stay being thus made, you shall have a special care that all the merchandise brought by the said ships be taken out and the ordnance, arms, munitions, tackle, sails and victuals safely bestowed; as also that it may be well foreseen that none of the said ships or men may escape away. These things being done, you shall advertise me of your proceedings and send me a plain declaration of the number of ships you have stayed, whence they come, which belong to my rebels; their burden, number of men, what quantity they have of ordnance &c. [as above], that on sight thereof, having made choice of such as shall be fit for this service, we may further direct you what to do. You shall presently see this put in execution, and if there come any more ships thither, you shall stay them also, using such care and diligence as shall answer the trust I repose in you, wherein you shall do me great service.—Barcelona, 29 May, 1585.
Signed, Yo el Rey. Countersigned, Antonio de Erasso.
Add. Endd. Spanish. 1 p. [Spain II. 38.]
Three translations into English of the above. Endd. Eachp. [Ibid. II. 39–41.]