Notities over Arend Stamelart van Bruheze
Arndt Stamelart van Bruheze
Arnd Stamelart is oorkondelijk bekend tussen 1271 en 1325 dat inderdaad een aanzienlijke tijdspanne is. Zijn leeftijd weerspiegeld zich in een latere leeninschrijving met verwijzing naar “d’oude Arnoud van Brueze” en een hoeve met naam “Art de Audenguet bij de oliemolen” in Deurne. We komen hem steeds tegen als getuige voor de abdij Echternach. Zijn nakomelingen zijn leenman van Echternach zodat we gerust kunnen aannemen dat ook Arnd genaamd Stamelart al in die hoedanigheid bezig was. Dit betekend dat hij op 19 mei 1271 al een leenrechtelijke meerderjarigheid – 18 jaar – moet hebben gehad. Arnold Stamelart van Bruheze moet dus minimaal in 1253 zijn
geboren. Bij zijn laatste optreden op 6 december 1325 moet hij derhalve minstens 72 jaar zijn geweest.Uit overlevering:
“Justus, een jongere zoon van de graaf van Hoorne, huwde een jonkvrouwe Katerina die bij keizerin Maria van Leuven woonde. Katerina was een dochter van de graaf van Benthem. Op verzoek van zijn zus gaf hertog Hendrik van Brabant aan Justus als bruidsgeschenk het leengoed geheten Ten Brouhese onder Bakel. Justus van Hoorne en Katerina van Benthem verwekten een zoon Aert die zich Van Brouhese liet noemen. Deze Aert huwde een “edel jonckvrouwe” en verwekte drie zonen met naam Jan, Arnold en Pieter. “Die oude Aert van Brouhese” had daarnaast nog zeven dochters waarvan twee in het klooster van Binderen.”Vergelijken we de gegevens uit de overlevering met wat uit eigentijdse bronnen bekend is en uit onderzoek gereconstrueerd kan worden, dan is het opvallend dat een aantal zaken zondermeer kloppen. Andere mededelingen vallen onder het gezegde van “de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel zit”, hetgeen doet vermoeden dat er, met de nodige voorzichtigheid, in deze overlevering onbevestigde informatie zit dat wel eens zou kunnen kloppen. Aert (die oude) van Brouhese valt te identificeren met Arnd Stamelart van Bruheze. De persoon Justus is duidelijk een fantasiefiguur, ofschoon heraldisch gezien voor de Van Bruhezes een afstamming uit de familie Van Horne zeer waarschijnlijk is. Ook qua status en huwelijkspartners hebben we te maken met een geslacht dat regionaal goederenbezit en aanzien bezat.
Het Justus van Hoorne verhaal is vermoedelijk van toepassing op Engelbert van Horne, heer van Cranendonk. De heren van Cranendonk worden in het algemeen beschouwd als een jongere tak van de familie Van Horne. In Deurne bezaten de heren van Cranendonk op het Haageind “het aut huys met de grave met twee watermolens en een beempt daaraan gelegen, genoempt den Vloet”. De hoofdtak van het geslacht van Doerne bezat dit als Cranendonks leen. In de regio Deurne, Bakel, Brouwhuis en Helmond blijken ook de Van Bruhezes gegoed. Hun naamgevende hertogelijk leengoed lag in Brouwhuis onder Bakel.
Indien wij enige waarde mogen toekennen aan de overlevering voor wat de datering van de verwerving van het leengoed Bruheze betreft, dan moet dat plaatsgevonden hebben tussen 1235 en 1248, de regeringsperiode van hertog Hendrik II van Brabant. Na Arnd Stamelart zal het hertogelijk leengoed nog een dikke 150 jaar in de familie blijven. Arnd Stamelart was meermalen gehuwd en verwekte minstens twaalf kinderen. Zijn eerste vrouw was waarschijnlijk een Clementia omdat zoon Jan eenmaal met haar matroniem wordt aangeduid. Arnd Stamelart van Bruhezes zonen Arnd en Jan noemden hun oudste zoon naar grootvader Arnd Stamelart. Een dochter, gehuwd met een Jan van de Kelre, vernoemde eveneens een zoon naar haar vader. Een jongere in Waalre en Valkenswaard wonende tak van de familie gaat aanvankelijk onder de naam Van Wedert door het leven. Vanaf 1400 komt de achternaam Van Bruheze weer naar voren. Het Echternachse leengoed is op deze jongere “Udeman-tak” verworven.
Voor Engelbert van Horne zou het een tweede huwelijk moeten zijn. Zijn zoon Willem moet echter uit zijn eerste huwelijk met [Ermgard] stammen omdat Willems dochter Ermgard later met een achterkleinzoon van graaf Boudewijn van Bentheim huwde. Als Willem een Van Bentheim moeder had gehad zou zijn dochter gehuwd zijn met een neef in de 3e graad bloedverwantschap hetgeen uitgesloten kan worden aangezien er voor een 4e graad verwantschap al een huwelijksdispensatie aangevraagd zou moeten worden.
http://www.zwiebelfam.nl/gendata/roland/i181227.htmZijn vrouw heette vermoedelijk Clementia (Mijs).
Hij komt voor in de cijnsregisters van het huisarchief van Helmond die in een achttiende eeuwse kopie overgeleverd zijn. Volgens de afschrijver is het origineel van 1381, maar uit de inschrijvingen blijkt dat dit al veel vroeger moet zijn. De cijnsplichtige persoon in 1381 wordt opgegeevn. Daarboven staat in het handschrift de naam van de volgende cijnsplichtige uit het jaar 1397, en daarboven die uit 1406. Hieronder zijn de chronologisch weergegeven:
Arnoldus Stamelaert de Bruheze
Katharina relicta Wilhelmi de Bruheze et Margareta filia ejus
(Katharina nagelatene van Wilhelmus van Bruheze en Margareta zijn dochter)
Bron: J.J.M. Heeren: “Sprokkelingen uit de cijnsboeken van den heer van Helmond”, in Taxandria 1929, p. 193-197Den Bosch, 17 november 1341:
Arnt Stammelart zoon van wijlen Jan van Bruheze verkoopt Everhard van Durne het goed te Loen in de parochie van Durne, alsmede de tienden van Liessel, welke eerder in het bezit waren van Ghevard van Durne, de vader van Everhard.
Bron: W. Wijnaendts van Resandt: “Vincent van Doerne en zijn voorouders”, in Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 1987 p. 31-50Als het in deze laatstgenoemde akte gaat om deze Arnt Stammelart (waar het gezien de bijnaam wel op lijkt) dan is hij dus pas overleden na 1341 en is de naam van zijn vader bekend.
http://marijnissen.dutchgenealogy.nl/getperson.php?personID=I5204&tree=brabantOverlevering A.
“Hertoch Henrick van Brabandt hadde een suster, die den keyser van Romen ghetrout hadde, die eenen edelen man by haer metter woon hadde, zijnde haren camerlinck gheheeten Justus, een jongher soon van den grave van Hoorne. Ende by deselve keyserinne woonde een jonghe jouffrouwe, ghenaemt Catharina, dochter van den grave van Benthem, dewelcke by de voorschreven keyserinne tsamen gehouwelickt werden. Ende tot behulpe van den selven houwelycke gaf hertoch Henrick voorschreven, ter begheerte van de keyserinne, syne suster, den voorz. Justo, soon van Hoorne, het goedt gheheeten ten Brouhese met alle syne dependentiën, gheleghen onder die heerlickheyt Bakel bij Helmont, tot eenen Leene, groot zijnde omtrent vier hondert buynderen, ende noch andere groote wildernissen ende erfenissen streckende tot in de heerlijckheyt van Doerne, waervan namaels seven groote hoeven ghemaeckt zijn ende andere leengoederen, soo noch in de oude Brabandtsche leenboecken geschreven staet.
Heeft die voorz. Justus van Hoorne by jouffrouwe Catharina, gravinne van Benthem, verweckt eenen wettighen soone, ghenaemt Aert, die hem liet noemen Aert van Brouhese, nietteghenstaende sijn vader was een jongher soon van Hoorne. Welcken Aert van Brouhese troude een edel jonckvrouwe ende daerby verweckte dry soonen, te weten: Jan, Aert ende Pieter.
Welcke Jan, als oudste soon behielt alle dat goedt tot Bakel en Doerne voorschreven, waervan die van Brouhese in den Peel gedescendeert sijn.
Van Aert, den tweeden soon, zijn gekomen Aert Stamelaert, die behouden heeft die chijns-goederen, oock daer omtrent legghende, met eenighe van de voorz. Hoeven. Welcke Aert Stamelaert een soon hadde, gheheeten Jan, troude Stercken dochter tot Breda, daer van oock die van Nerevennen ghekomen sijn, die van Berchem en die van Elst.
Ende die jonghste soon Peter, daervan zijn ghekomen die van Brouhese in de Kempen, soo tot Baerl als tot Rijthoven.
Ende noch hadde die oude Aert van Brouhese seven dochteren, waer van daer twee tot Bynderen in ‘t clooster waren, waarvan Bynderen behouden heeft twee schoone hoeven ghelegen by Brouhese, gheheeten Rypelberch. Die ander dochter was bestaet aen de heer van Baerl, daer af die heer van Myerloe, graef tot Megen ghekomen is. Een ander dochter was bestaet aen eenen edelman, gheheeten Botnagel van Erp, waer van die van Erp ghedescendeert sijn. Een ander dochter was ghetrouwet aen die van Neerevenne, ende noch een ander aen die van Liedkercke.
Ende is die wapen van die van Brouhese drie silvere krommen hoorens met drie vergulde banden in een Swart (sabel) veldt .”
Aldus Thomas de Rouck (1592-1660), rentmeester en later burgemeester van Bergen op Zoom, ontleend aan een handschrift “onder die pampieren” van jhr. Hendrik van Halmale te Antwerpen.
Deze versie uit 1645 valt in druk (blz. 282)te lezen in:
Den Nederl. Herauld ofte Tractaet van waepenen en politycken Adel, Amst. 1645, Taxandria jaargang 41 (1934), blz. 8-10, en http://www.dbnl.org/tekst/bran038biog01_01/bran038biog01_01_3518.htmOverlevering B
“l’origines de la maison de Brouhese, sortie par vu cadet de la maison de Hoorne.
Als alle de ouders seggen was wijlen een keijserinne, die Henrick hertoge saeliger ghedachte suster was die bij haer eene dienaer hadde gheheeten Justus van Horne ende een jouffrou divers eenen graeven doghter van Bethem die welcke vergaende met wettijgen huwelijcken alsoo dat hertogh Henrijcke voors; ter beede der keijserinne sijne suster voors; hem verleende in reghte van Baeckel houdende in grooten omtrent 400 buijnderen ghelijck dat nogh aldaer geleeghen is ende inden leenboecken mijne geneedighe heere claerlijcken begreepen staedt ; alsoo is den reghten naem van Hoerne, hoewel hij van Bruijhesen heeten, ende noghtans van den ghetrouden bedde coome sijn, item van den Justus is coomen eenen gheheijten.
Arent van Bruhese daer den voors; Justus, vaeder, ofte oude vaeder at was, die welcke Arent hadde 3 soonen. Die een heedt Aert Stammelert, die andere Jan ende den derde Peeter.
Van welcken Arent coomen sijn die possessore noch ter tijt Bruhese besitten ende in leenen, en die andere chijns goederen die bij desen leen liggende wel tot seeven hoeve toe.
Die andere broeder daer af geheete Jan hadde eene (soon HV) gheheete [Stammelert] welcke Stammelert eene soon hadde Jan; Welcke Jan hadden starcken dochter van Breda, van welcke starcken coomende sijn die van Nerven, van Berchum en vander Aesten daervan van coome Derijck van Bruijhese Jans soon.
Ende die derde Petter daer af hoevende is Uman van Bruijhese [Arnst soon] ofte van G[enpe].
Dijghelijcken hadde die selve Aert 7 dochters daer af die 2 waeren jouffrouwen van Bijnderen daer af het clooster nogh heeft ende [lijst ] twee hoeven bij Bruijheze gheleeghen beijden heetende den Rijpelbergh die andere dochtere waeren bestaet die een aen eenen heer [Willem] daer aff wonen is die heere van Mijerllo graef van Meghen ende sijn v[o]orders (ouders?). Die andere doghter waert bestaet aen eenen van Erpe gheheeten Bonagab daer alle die van Erpe afcoomen sijn.
Ende een aen die van Gemert, ende aen die van Helrix, welcke geslaghte ende maeghtaele nogh ghesaementlijcke die daer af coomende sijn die waepenen van Bruijheze houden ende setten voor een vierde deel ofte aghten deel.
Welcke waepenen sijn drij hoevens van silver in een veldt van sabel te weten nu Swart met gulde banden.
Item soo ofte waer dat alle die ingesetenen van Bruijheze te wetten Helmont, Baeckel, Doerne en Vlierden spreecke ende neven waecke op die paelen Aerts van Bruijhesen.
Ende wat dit schrift onderteeckent bij mij Gerijt van Meghen alias Brouhese.”
Aldus een afschrift in Collectie van Leefdael; Rijksarchief Noord-Brabant (BHIC); toegang 350; inv.nr. 2; folio 314; ca.1650.
http://www.vanmierlo.net/getperson.php?personID=I1709&tree=boom1Inzake de herkomst van de familie Van Bruheze hebben we het volgende:
1. Twee overleveringen inzake de afstamming uit het geslacht van de heren van Horne. De een is in 1645 in druk verschenen en de ander is in handschrift te vinden in een rond 1650 ingebonden deel aantekeningen van Baron van Leefdael. Deze twee overleveringen zal ik hierna achter elkaar weergeven.2. De heren van Horne en de (zij-)tak van Cranendonk zijn vanaf 1224 aantoonbaar gegoed in de regio Eindhoven-Cranendonk-Deurne-Son en Breugel. Dat is ook het gebied waarin we eind 13e eeuw de familie Van Bruheze zien opduiken.
3. Er is inderdaad een wapenovereenkomst tussen het geslacht Van Horne (met als hoofdtak de heren van Horne, Altena, Weert, Cortessem, Herlaar, en als zijtak de heren van Cranendonk, Eindhoven etc.). Er valt echter een kleurverschil te bespeuren. De Van Hornes voeren drie rode hoorns met zilveren banden op een gouden veld en de Van Bruhezes voeren drie zilveren hoorns met gouden banden op een zwart veld. Er is bovendien ook nog een “Hollands” geslacht Van Oudshoorn dat drie zilveren hoorns met gouden banden op een rood veld voerde. Dit geslacht duikt ook eind 13e eeuw op.
4. De Van Bruhezes vertonen de kenmerken van een jongere adelijke tak. Ze bezitten leengoederen, verspreid liggende allodiale en hertogelijke cijnsgoederene. Diverse telgen zijn aantoonbaar als schildknaap. De bekende huwelijken van de Van Bruhezes in de 14e eeuw vertonen huwelijken binnen hetzelfde adelijke vlak, met telgen van landadel en andere jongere adellijke takken hetgeen duidt op een klassebewustzijn.
5. De Van Bruhezes (opvallend in één tak te bespeuren) hebben ook bemoeienis met de heren van Cranendonk en Eindhoven. Er zijn twee transakties bekend waarbij goederen van de laatstgenoemden werden aangekocht.
6. Een vrij goed gedocumenteerde Van Horne familietak maar ook een Van Cranendonk-tak waar weinig over bekend is. Ik ben zelf al jaren af en aan bezig met een verbetering en aanvulling van hetgeen de heer Klaversma in de jaren zestig gepubliceerd heeft.
7. De oudste generatie in de Van Bruheze stamboom uit de twee overleveringen in de persoon Justus is iemand die qua voornaam niet te plaatsen valt. De naam lijkt fictief. De traditie dat hij een jongere zoon van de ´graaf van Hoorne´ zou zijn kan een echo zijn van een afstamming uit de heren van Cranendonk die gezien wordt als een jongere zijtak van de heren van Horne. Ook de aanduiding dat de stamvader gehuwd was met een dochter van de graaf van Bentheim is een item dat beter past bij de oudste zoon dan bij een jongere zoon. Ook dat zou een indicatie kunnen zijn dat de Van Bruhezes afstammen uit de heren van Cranendonk. Dat de ouders van Aert van Bruheze huwden tijdens de regeringsperiode van hertog Hendrik II van Brabant en diens zus “keizerin” Maria is een onderdeel in de overlevering dat chronologisch heel goed past in hetgeen bekend is inzake stamvader Aert Stamelaert van Bruheze. Zo zitten er in de overlevering tal van items die gewoon kloppen hetgeen toch wel een vertrouwen in de afstamming uit (echter niet via Justus)de Van Hornes (lees de Van Cranendonks) wekt.
8. De voorlopige conclusie is dan ook dat er een nog onbewezen maar wel hoogstwaarschijnlijke afstamming is.
(XXXXX@XXXX.XXX)VAN BRUHESE EN AANVERWANTE GESLACHTEN
De Bredasche takfamilie heeft zich verspreid over geheel onze Pwi provincie. Haar naam is verbonden aan eene oude bezitting, op de grens van Balcel en Aarle (Rixtel), en leeft nog voort in de parochie Brouhuis, welke voor enkele jaren is opgericht. Voor het eerst vond ik dezen naam in 1300, als de hertog van Brabant ongecultiveerde gronden oostwaarts van Helmond in gebruik gaf aan de inwoners dier vrijheid. De familie voerde in haar wapen drie jachthorens, zooals blijkt uit zegelafdrukken aan oorkonden, o. a. in 137-1 en 1536. Dit wapenteken wijst op een verband met het geslacht Horne, dat in het oosten onzer provincie aanzienlijke goederen heeft bezeten. Daarover heeft de Bergen op Zoomsche burgemeester Thomas de Rouck ons eene merkwaardige overlevering medegedeeld, welke hij ontleend had aan een handschrift „onder die pampieren” van jhr. Hendrik van Halmale te Antwerpen. Meermalen ligt in eene dergelijke overlevering de een of andere ware gebeurtenis verscholen. Hertoch Henrick van Brabandt hadde een suster, die den keyser van Romen ghetrout hadde, die eenen edelen man by haer metter woon hadde, zijnde haren camerlinck, gheheeten Justus, een jongher soon van den grave van Hoorne. Ende by deselve keyserinne woonde een jonghe joufFrouwe, ghenaemt Catharina, dochter van den grave van Benthem, dewelcke by de voorschreven keyserinne tsamen gehouwelickt werden. Ende tot behulpe van den selven houwelycke gaf hertoch Henrick voorschreven, ter begheerte van de keyserinne, syne suster, den voorz. Justo, soon van Hoorne, het goedt gheheeten ten Brouhese met alle syne dependentien, gheleghen onder die heerlickheyt Bakel bij Helmont, tot eenen leene, groot zijnde omtrent vier hondert buynderen, onde noch andere groote wildernissen ende erfenissen streckende tot in de heerlijckheyt van Doerne, waervan namaels seven groote hoeven gliemaeckt zijn ende andere leengoederen, soo noch in de oude Brabandtsche leenboecken geschreven staet. Heeft die voorz. Justus van Hoorne by jouffrouwe Catharina, gravinne van Benthem, verweckt eenen wettighen soone, ghenaemt Aert, die hem liet noemen Aert van Brouhese, nietteghenstaende sijn vader was een jongher soon van Hoorne. Welcken Aert van Brouhese troude een edel jonckvrouwe ende daerby verweckte dry soonen, te weten : Jan, Aert ende Pieter. Welcke Jan, als oudtste soon behielt alle dat goedt tot Bakel en Doerne voorschreven, waervan die van Brouhese in den Peel gedescendeert sijn.
Van Aert, den tweeden soon, zijn gekomen Aert Stamelaert, die behouden heeft die chijns-goederen, oock daer omtrent legghende, met eenighe van de voorz. hoeven. Welcke Aert Stamelaert een soon hadde, gheheeten Jan, troude Stereken dochter tot Breda, daer van oock die van Nerevennen ghekomen sijn, die van Berchem ende die van Eist.Ende die jonghste soon Peter, daervan zijn ghekomen die van Brouhese in de Kempen, soo tot Baerl als tot Rijthoven. Ende noch hadde die oude Aert van Brouhese seven dochteren, waer van daer twee tot Bynderen in ‘tclooster waren, waarvan Bynderen behouden heeft twee schoone hoeven ghelegen by Brouhese, gheheeten Rypelberch.
Die ander dochter was bestaet aen de heer van Baerl, daer af die heer van Myerloe, graef tot Megen ghekomen is. Een ander dochter was bestaet aen eenen edelman, gheheeten Botnagel van Erp, waer van die van Erp ghedescendeert sijn. Een ander dochter was ghetrouwet aen die van Neerevenne, ende noch een ander aen die van Liedekercke.Ende is die wapen van die van Brouhese drie silvere krommen hoorens met drie vergulde banden in een swart (sabel) velt.”
1)Bij een latere geleegenheid hoop ik aan te toonen dat enkele onderdeelen van dit verhaal overeenstemmen met authentieke gegevens.
In deze bijdrage zal enkel de Bredase tak worden behandeld. Daarbij zal blijken dat hiervoor het handschrift van Halmale een verkeerd spoor aanwijst. In het midden der 15e eeuw worden voor het eerste leden uit deze familie in de heerlijkheid Breda aangetroffen: Jan en Rutger van Bruheze.
Tot heden vond ik geen enkele akte, welke aangeeft den graad van bloedverwantschap tussen beide personen. Doch lettend op de telkens terugkerende voornamen, wil ik veronderstellen dat zij twee broeders zijn en zonen van een Rutger van Bruheze.I. Rutger van Bruheze nemen wij als stamvader, van wie wij twee kinderen kennen:
1. Jan, zie II2, Rutger, zie II 2II. Jan van Bruheze woonde in 1459 in Steenbergen. Hij was gehuwd met Agatha Stadincx die voor 1477 is overleden 2). Zij was een dochter van Jan Stadincx, uit eene familie, welke verwant was met de invloedrijke Grymmensteins in Steenbergen. Jan van Bruheze was in 1459 voogd van Cornelia, weduwe van Jacob Grymmenstein 3) hij is in 1480 overleden en was wellicht schout, daar dat jaar daar een naamgenoot werd aangesteld. (III) Uit dit huwelijk:1, Heilsoete, in 1477 de vrouw van Jan van Ypelaer. Zij laat na (1509): 4)a. Cornelis van Ypelaer ;b. Jan; c. Avesoete.1)
De Nederlandtschen Herauld (1645), pag. 2822) R.A. ‘s Hert.; Steenbergen, 2:45 v.o.3) A.P. 1:2284) A.p. 204:922. Jan; “jonge Jan van Bruheze” erft met Jan van Ypelaer goederen, hen verstorven van Marie van Campenhout.*) Hij was in 1471 nog “onder zijn jaren”, zoodat Cornelis van Bruheze (III) dat jaar 26 Mei rechten betaalt voor leen-inkomsten op de heerlijkheid Gageldonck onder Roosendaal en Wouw, welke aan hem waren gekomen bij den dood van zijn oom Jan Steynszone. ~)
Ik geloof niet, dat hij in het huwelijk is getreden of kinderen heeft achtergelaten. II2. Rutger van Bruheze. Volgens het zgn. Officiaalboek in het stedelijk archief te Breda was hij daar in 1443 en 1444 lid van de schepenbank. Zijn sterfdag staat ingeschreven op 25 Januari en met hem ook zijne echtgenoote Heylwich van Meykenbroek.
8) Deze was afkomstig uit de naaste omgeving der stad, want een brief van 1412 noemt Jacob van Mejkenbroec onder de “mannen Diericx van der Merweyden in den hove van Borghst.
4)Uit dit huwelijk zijn mij drie kinderen bekend :1. Jan; schepenen.van Steenbergen noemen hem in 1482 een broer van Cornelis, in 1484 een zoon van Rutgheer;
5) zie verder III.2. Cornelis; Rutger en Heilwig worden in het necrologium der O. L. V. kerk genoemd de ouders van Corn. v. Bruheze. In eene akte van 30 Juli 1497 wordt gesproken van “Corn. van Br., Rutgerszoon” ;
6) zie verder III3.3. Bar bara, staat in 1511 bekend als eene dochter van Rutger en zuster van Cornelis.
1) Zij is gehuwd geweest met Jan Pijlijser, die voor dat jaar overleden was. 8). – Een bloedverwant van haar man was Willem Pijlijser, die in 1523 een beneficie bezat in de Bredasche parochiekerk]) en in 1543 woonde te Zemps nabij Mechelen.
1) A p. 2: 253vo. 2) R A. Brussel: Comptes n. 17148: 189.8) Hoynck van Papendrecht, Analeeta V : 3414) R. A ‘s Hert : aanwinsten 1888; vgl. Taxandria XXXVIII:1I6.5) A.p Etten n. 273. 6) A. p. Steenbergen 2:120 en 261.7) G. A. Breda, R. 423:69. 8) Ap. 419:117.III. Jan, werd 30 Aug. 1480 beedigd als schout van Steenbergen, sinds 1458 uitsluitend Bredaasch gebied. Tevens was hij dijkgraaf van de oude en nieuwe landen.
3) Hij leeft nog in 1508.Zijn eerste vrouw was Anna van Roosendaal; zij stierf omstreeks 14S2, twee jeugdige kinderen nalatend.Van deze familie is weinig bekend. De ouders van genoemde Anna waren Godschalck van R. 4) en Maria, dochter van DamaS JanS zoon. Deze Maria betaalde 23 April 1448 leenrechten voor eene hofstad met een blinder beemd onder Nispen. door haar gekocht van Wouter den Hertog, ‘Zij had eene zuster Berta, die later gehuwd is met Philips de Bye. Haar man had een broer Aart. zoon van Godschalck. eene zuster Heylzoet en eene andere 7.11-ter was gehuwd met Thomas Jacobs Bods
6).Voor tweede vrouw nam hij Cl a r a v a n der Avoirt;
7) in 1508 wordt zij weduwe genoemd. Uit dit huwelijk is maar een kind geboren.Deze was eene dochter van mr. Godevaert van der Avoirt en Margaretha van Coeveringen. Hij was geboren te Etten en werd in 1413 te Leuven ingeschreven.8) Hij haalde het doctoraat in de medicijnen en vestigde zich te Bergen op Zoom. waar hij in 1475 e. v. stads-schout was. Behalve Anna zijn uit dit huwelijk geboren : a. Mr. Jan. als beneficiant der0. L. V. kerk overleden 27 Febr. 1404 te Breda ; b. Margaretha. gehuwd met Jan Stoep: c. Petronella, overleden reeds in 1508, al-echtgenoote van Jan van Botlant; d. Mr. Hendrik, kanunnik te Breda en overleden 10 Nov. 1504. “)
1. Rutger;2. Godschalcke;
3. Cornelia, die in 1521 genoemd wordt met haren man Jacob van Buysegem.1S)
III2. C o r n e l i s v. Brubeze was in 1489 e. v. rentmeester der heerlijkheid Breda. Hij overleed 23 April1) A.p 429:190vo. 2) A p 448:97vo.3) R. A. ‘s Hert.: Steenbergen 2: 1 en 120.4) In 1407 leefde een naamgenoot te Dordrecht; v. Mieris IV:465) R A Brussel: Comptes 17146 292ro 6J A p. Steenbergen 2: 20Ito. 7) Ibidem: 120 8 Reusens, Matricule; 62.9) R. A. ‘s Hert.: B.o.Z. 214:70. 10) Breda, R 417:41. 11) H.v.P. V:34S 12) A. p 414. 13) R A. ‘s Hert.: Steenbergen 204: 67 en 402.1504 in het hoekhuis der Steenbrugstraat. l) In 1480 had hij toestemming gekregen, het gebouw van de Waterpoort, achter zijn woning, te betimmeren en onder eenig voorbehoud in gebruik te nemen.a)Hij is tweemaal gehuwd geweest: eerst, reeds in 1448,8) met Mechteld van de Leek, over wier familie beneden zal gesproken worden; zij stierf 12 Aug 1491.4) Het kapittel-necrologium noemt uitdrukkelijk als tweede echtgenoote H i 11 egond Heremans.Van dezen rentmeester zijn deze kinderen bekend : 6)1 Otto ; zie IV ;2. J a n ; zie IV2 ;3. Philips; als schepen van Oosterhout vermeld in 1536, 1531 en 43; aan eene akte uit het eerste jaar hangt een duidelijke zegel-afdruk.6) Aan de kerk van Oosterhout vermaakte hij een legaat tot onderhoud van de Zondagsche Vespers en een tweede tot een jaargetijde voor joffrou Marie Bertrans, waarschijnlijk zijne vrouw.7)4. H e n d r i k ; zie IV3 ;5. Maria; deze huwde Paulus van Mechelen ; volgens Taxandria (III: 287) eerst schepen van Antwerpen, daarna schout van Turnhout. Uit dit huwelijk werden kinderen geboren, die in 1507 minderjarig zijn, o. a. Frans.3)— Na den dood van haren man kocht zij het ouderlijk huis. 9)6. Antonis, reeds in 1507 overleden;10)7. Gerrit, „wettich soene wylen C. v. Br.”; tot 1513 woonde hij in bij Peter Peters van Valckenberg. n)(Wordt vervolgd)Willemstad G. C. A. Juten, past.1) H. v. P., V:36l. 2) Bezemer, Oude rechtsbronnen: 50.3) R. A Brussel, Comptes 17148:37. 4) H.v.P, V : 388.5) G. A. Breda R 4 7 :167vo. 6; R. A. Grav., N. D. f. 4157) G C A. Juten, Kerkelijk Oosterhout (1910) bl. 98: vgl N D f 413 n XLV.8) R. A. Brussel, Comptes 17152— Waarschijnlijk is deze F. v M gehuwd met Alijt van Beveren, in 1565 weduwe: RA ‘s Hert. Wernhout J. 9139) G. A. Breda, R 420:27.10) A.p 417: 184vo 11) A. p. 421: 14vo.
https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?objectsearch=bruheze&coll=dts&identifier=MMUBTB01:001585001:00022Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Van_Bruheze
en: https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?coll=dts&identifier=MMUBTB01:001585001:00245&objectsearch=bruheze